100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Persoonlijkheid en individuele verschillen samenvatting

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
32
Geüpload op
21-01-2025
Geschreven in
2024/2025

Samenvatting van het boek, met aanvullingen van colleges












Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Onbekend
Geüpload op
21 januari 2025
Aantal pagina's
32
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Persoonlijkheid en individuele verschillen

Hoofdstuk 1: De basis van persoonlijkheidspsychologie
De basis van de persoonlijkheidspsychologie
Persoonlijkheid = verzameling karaktertrekken en mechanismen in een individu die georganiseerd en
voortdurend is en die interacties met en aanpassingen naar de interpsychische, fysieke en de sociale
omgeving beïnvloedt.
 Dragen mensen voor langere tijd en in verschillende situaties met zich mee
 Georganiseerd (karaktertrekken en mechanismen zijn gelinkt)
 Voortdurend over langere tijd en in verschillende situaties, maar niet onveranderlijk

Karaktertrekken = beschrijven de manier waarop mensen van elkaar verschillen en hoe dit gedrag
beïnvloedt.
 Beschrijven de gemiddelde neigingen (average tendencies) van een persoon
 Uiting van persoonlijkheid
Zijn handig om:
1. Mensen te beschrijven
2. Gedrag uit te leggen
3. Gedrag te voorspellen

Psychologische mechanismen = wijzen op processen van de persoonlijkheid
 Input: houdt in dat sommige mensen gevoeliger zijn voor bepaalde informatie vanuit de
omgeving dan anderen
 Besluitvormingsregels (decision rules): zorgen voor dat mensen over een bepaalde optie
nadenken
 Output: sturen van gedrag naar bepaalde acties

Persoon-omgeving interactie = omvatten percepties, selecties, evocaties en manipulaties
 Perceptie: manier waarop we de omgeving zien en interpreteren
 Selectie: manier waarop we beslissen aan welke situatie we aandacht willen besteden
 Evocaties: reacties op anderen die vaak onbewust plaatsvinden
 Manipulaties: manieren waarop we bewust anderen proberen te beïnvloeden

Niveaus van persoonlijkheid
1. Individuele en groepsverschillen
- Individuele: overeenkomsten en verschillen tussen mensen
- Groep: onderscheid van groepen
2. Menselijke natuur: beschrijft karaktertrekken en mechanismen die bijna iedereen bezit
3. Individuele uniekheid: houdt zich bezig met unieke persoonlijke kwaliteiten van een individu
- Nomothetisch onderzoek: algemene principes door vergelijken individuen of groepen
- Idiografisch onderzoek: focust op een enkel persoon om algemene principes te observeren

Temperament = ideale mengverhouding van humores (lichaamssappen)
Vier elementen van Hippocrates
1. Bloed
2. Etter/slijm
3. Gal
4. Zwarte gal
Deze vier elementen in balans, dan is iemand gezond

Temperamenten van Galenus:
1. Melancholisch: iemand heeft te veel zwarte gal; somber en zwaarmoedig
2. Flegmatisch: iemand heeft te veel slijm; kalm, traag en onverstoorbaar
3. Sanguinisch: iemand heeft te veel bloed; vrolijk, optimistisch en energiek

, 4. Cholerisch: iemand heeft te veel gal; opvliegend, impulsief en driftig

Tegenwoordig gezien als een van de aspecten van persoonlijkheid die aangeboren is en goed
observeerbaar is bij kinderen

Kennisdomeinen van persoonlijkheid
 Cognitieve ervaringsdomein: cognitieve en subjectieve ervaringen; zelfconcept, intelligentie
en onze emoties
 Dispositionele domein: manier waarop individuen van elkaar verschillen
 Sociaal en cultureel domein: persoonlijkheid beïnvloedt culture en sociale context, en
andersom
 Intrapsychisch domein: mentale persoonlijkheidsmechanismen, wat buiten bewustzijn
afspeelt; psychoanalyse staat centraal
 Biologisch domein: mensen zijn een verzameling van biologische systemen; genetica,
psychofysiologie en evolutie
 Aanpassingsdomein: persoonlijkheid speelt belangrijke rol waarop we met situaties in ons
dagelijks leven omgaan

Persoonlijkheidstheorieën
Een goede theorie voldoet aan drie voorwaarden:
1. Richtlijn vormen voor toekomstig onderzoek
2. Bekende bevindingen organiseren
3. Voorspellingen kunnen maken
Theorie en overtuiging zijn verschillende dingen.
Overtuiging (belief) = gebaseerd op niet betrouwbare feiten en systematische observaties
Goede theorieën:
 Spaarzaamheid (parsimony)
Veel aannames en voorwaarden worden als minder goed gezien
 Begrijpelijkheid
Theorieën die meer empirische data kunnen verklaren
 Testbaarheid
Theorieën dien empirisch getest kunnen worden. Specifieke theorieën zijn beter te toetsen dan
algemene
 Heuristieke waarde
Richtlijn kan bieden voor belangrijke nieuwe ontdekkingen over persoonlijkheid
 Compatibiliteit en integratie over verschillende domeinen
Persoonlijkheidstheorie in meerdere domeinen van toepassing.

Sigmund Freud = bekendste voorbeeld van een allesomvattende theorie


Hoofdstuk 2: Onderzoeksmethoden
Zelfrapportage (S-Data)
= data die een persoon over zichzelf vrijgeeft
 Ongestructureerde vragenlijst
- Open vragen
- Voorbeeld: Twenty Statements Test
- Moeilijk antwoorden te scoren of interpreteren
 Gestructureerde persoonlijkheidsvragenlijsten
- Antwoordopties worden gegeven
- Voorbeelden: Adjective Checklist, Likert rating, NEO-PI
Nadeel:
 Niet altijd eerlijk antwoord
 Niet altijd voldoende zelfkennis

,Waarnemingsverslagen (O-Data)
= vragen gesteld aan andere mensen dan de proefpersoon zelf
Voordeel:
 Deze mensen beschikken over bepaalde extra data, zoals sociale reputatie
 Meerdere observanten, waardoor subjectieve oordelen worden verminderd  verhoogd de
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (= de mate van overeenkomst tussen verschillende
beoordelaars)
Manieren van selecteren:
 Professionele persoonlijkheidspsychologen
 Bekenden van proefpersoon
- Selectiebias: geneigd zijn meer positieve informatie te verstrekken
Manier observatie:
 Natuurlijk: observatie in dagelijks leven
 Kunstmatig: observatie in het lab

Testdata (T-data)
= gestandaardiseerde tests door proefpersonen in een gestandaardiseerde testsituatie te brengen
 Onderzoeken of mensen verschillend reageren op een identieke situatie
 Experimenten, mechanische opnamemiddelen, fysiologische data en projectieve technieken
Nadelen:
 Proefpersonen kunnen raden welk karaktertrek gemeten wordt en hier gedrag op aanpassen
 Situatie anders interpreteren dan observatoren
 Situaties zijn interpersoonlijk: kan beïnvloeden hoe mensen zich gedragen
Voordelen:
 Gedrag oproepen dat lastig of onethisch zou zijn om in een natuurlijke situatie te meten
 Omgeving kan gecontroleerd worden, waardoor specifieke hypotheses getest worden en
causale relaties worden vastgelegd

Mechanische opnamemiddelen worden soms gebruikt om bias te verminderen en informatie in een
natuurlijke omgeving te verkrijgen

Fysiologische informatie = belangrijk onderdeel van persoonlijkheid’
 fMRI kan worden gebruikt om data te verkrijgen, kan aantonen welke hersengebieden worden
gebruikt bij bepaalde gebeurtenissen, gedachten of opdrachten

Projectieve tests
= mensen worden blootgesteld aan een gestandiseerde stimulus en wordt gevraagd hoe deze wordt
geïnterpreteerd
 zoals, Rorscharch

Levensloopdata (L-Data)
= informatie die kan worden gewonnen uit gebeurtenissen, activiteiten en resultaten in iemand elven
 Gebruik maken van S-data en O-data om L-data te voorspellen
Gebreken van de persoonlijkheidsmetingen
 Correspondentie tussen verschillende datavormen
- Overeenstemming tussen verschillende bronnen is laag tot gemiddeld
 Feilbaarheid (fallibility) van persoonlijkheidsmetingen; gebruik maken van verschillende
databronnen kunnen eigenaardigheden van een bepaalde vorm van data compenseren =
triangulatie
 Meta-analyse = het vergelijken van verschillende studies wat zorgt voor grotere objectiviteit
en precisie bij het onderzoeken of een bepaald verschil constant is
 Aggregatie = verschillende enkele observatie worden bij elkaar opgeteld of gemiddelde
berekend, uitkomst wordt betrouwbaarder

, Kwaliteit van de data beoordelen
Betrouwbaarheid
= de mate waarin de meting stabiel en constant is
 Test-hertest betrouwbaarheid
 Interne consistentie betrouwbaarheid: vragen binnen test correleren met elkaar
 Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: verschillende observanten zijn het met elkaar eens

Betrouwbaarheid kan worden verminderd door response sets of non-content responding
= neiging van mensen om vragen op een bepaalde manier te beantwoorden, die niet gerelateerd is aan
de inhoud van de vragen
 Extreem antwoorden
 Meegaandheid (acquienscence) = meegaan wat onderzoeker suggereert
 Sociaal wenselijk antwoorden

Validiteit
= mate waarin een test meet wat het beweert te meten
 Constructvaliditeit: meer de test daadwerkelijk het construct wat het hoort te meten
 Voorspellende validiteit: kan test externe criteria voorspellen
 Discriminerende validiteit: kijkt naar waar een meting niet mee hoort te correleren
 Convergente validiteit: correleert test met andere metingen
 Aangezicht validiteit (face validity): lijkt de test te meten wat het hoort te meten

Generaliseerbaarheid
= kijkt naar behoudt van validiteit in verschillende contexten.
 Als meting toepasbaar is op verschillende personen, situaties en culturen over een grote
tijdspanne, is er sprake van een hoge generaliseerbaarheid

Meetinstrumenten ontwikkelen
1. Conceptuele definitie opstellen
2. Ontwerpen van vragen die het construct nauwkeurig meten
3. Vaststellen van betrouwbaarheid en validiteit van verschillende items
4. Schaal vaststellen en opmaken

Onderzoeksmethoden
Experimentele methode
= worden gebruikt om causaliteit in een relatie aan te tonen
 Vereisten: manipulatie van één of meer variabele en gelijke experimentele condities
 Counterbalancing: volgorde van blootstelling variëren

Correlationeel onderzoek
= natuurlijke gebeurtenissen zonder manipulatie
 Kunnen geen causale conclusies getrokken worden
- Richtingsprobleem (directrionality problem) = onduidelijk welke variabele welke
beïnvloedt
- Derde variabele probleem

Casestudies
= leven van één persoon wordt nauwkeurig onderzocht
 Voor zeldzame gevallen
 Hypotheses uit afleiden en illustreren


Hoofdstuk 3 Het classificeren van karaktertrekken
Het classificeren van karaktertrekken
€7,16
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
lynnfinke

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
lynnfinke Hanzehogeschool Groningen
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
4
Lid sinds
4 jaar
Aantal volgers
2
Documenten
3
Laatst verkocht
10 maanden geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen