oefenvragen leerproblemen
1. Welke van de volgende valt niet onder de term kinderen met speciale onderwijsbehoeften
a. kinderen gediagnosticeerd met een leerprobleem met betrekking tot spraak, lezen,
schrijven, emotioneel en gedrag.
b. kinderen die meedoen aan instructieprogramma’s voor de basisvaardigheden.
c. kinderen die meerdere keren in hetzelfde leerjaar een onvoldoende hebben gehaald
voor een vak dat betrekking heeft tot spraak, lezen, schrijven.
d. kinderen die niet geclassificeerd zijn of meedoen aan een programma maar wel
moeilijkheden hebben.
2. Welk van de volgende stellingen is/zijn juist?
i. Passend onderwijs behaald zijn doel dat kinderen niet langdurig thuis blijven zitten
ii. Geïdentificeerde motivatie is een vorm van externe motivatie
a. i is juist
b. i is onjuist
c. beide zijn onjuist
d. beide zijn juist
3. Symptomen van angststoornissen kunnen verklaard worden door:
a. signalen gaan via de cortical pathway i.p.v. de thalamic pathway
b. signalen gaan via de dorsale stroom i.p.v. de ventrale stroom
c. signalen gaan via de ventrale stroom i.p.v. de dorsale stroom
d. signalen gaan via de thalamic pathway i.p.v. de cortical pathway.
4. Wanneer een leerling een opdracht vermijdt omdat het anders een bedreiging voor de
eigenwaarde zou zijn, heeft de leerling volgens de achievement theory:
a. taaktoenaderingsdoelen
b. taakvermijdingsdoelen
c. prestatietoenaderingsdoelen
d. prestatievermijdingsdoelen
5. Als een cel tijdelijk efficiënter moet worden, wat wordt dan toegepast door de soma?
a. long-term depression
b. neurogenese
c. long term potentiation
d. pruning
6. Als oude verbindingen versterkt worden, welk proces wordt dan toegepast?
a. neurogenese
b. synaptogenese
c. apoptose
d. pruning
7. Door welk van de volgende opties kunnen leerproblemen het best worden verklaard?
a. genetische componenten
b. middelenmisbruik tijdens de zwangerschap
c. een verarmde omgeving
1. Welke van de volgende valt niet onder de term kinderen met speciale onderwijsbehoeften
a. kinderen gediagnosticeerd met een leerprobleem met betrekking tot spraak, lezen,
schrijven, emotioneel en gedrag.
b. kinderen die meedoen aan instructieprogramma’s voor de basisvaardigheden.
c. kinderen die meerdere keren in hetzelfde leerjaar een onvoldoende hebben gehaald
voor een vak dat betrekking heeft tot spraak, lezen, schrijven.
d. kinderen die niet geclassificeerd zijn of meedoen aan een programma maar wel
moeilijkheden hebben.
2. Welk van de volgende stellingen is/zijn juist?
i. Passend onderwijs behaald zijn doel dat kinderen niet langdurig thuis blijven zitten
ii. Geïdentificeerde motivatie is een vorm van externe motivatie
a. i is juist
b. i is onjuist
c. beide zijn onjuist
d. beide zijn juist
3. Symptomen van angststoornissen kunnen verklaard worden door:
a. signalen gaan via de cortical pathway i.p.v. de thalamic pathway
b. signalen gaan via de dorsale stroom i.p.v. de ventrale stroom
c. signalen gaan via de ventrale stroom i.p.v. de dorsale stroom
d. signalen gaan via de thalamic pathway i.p.v. de cortical pathway.
4. Wanneer een leerling een opdracht vermijdt omdat het anders een bedreiging voor de
eigenwaarde zou zijn, heeft de leerling volgens de achievement theory:
a. taaktoenaderingsdoelen
b. taakvermijdingsdoelen
c. prestatietoenaderingsdoelen
d. prestatievermijdingsdoelen
5. Als een cel tijdelijk efficiënter moet worden, wat wordt dan toegepast door de soma?
a. long-term depression
b. neurogenese
c. long term potentiation
d. pruning
6. Als oude verbindingen versterkt worden, welk proces wordt dan toegepast?
a. neurogenese
b. synaptogenese
c. apoptose
d. pruning
7. Door welk van de volgende opties kunnen leerproblemen het best worden verklaard?
a. genetische componenten
b. middelenmisbruik tijdens de zwangerschap
c. een verarmde omgeving