Nederlands
examen
1
, DIDACTIEK SCHRIJVEN
1. HOE LEREN WE KINDEREN SCHRIJVEN?
1.1 HOUD REKENING MET DE BEGINSITUATIE
DE LEERLINGEN
à Via observatie
Stel jezelf vragen
o Wie is enthousiast bij schrijfopdracht?
o Wie gaat meteen aan de slag?
o Wie raakt niet goed op de gang?
o Wie heeft veel fantasie & inspiratie?
à Bekijk eerdere schrijftaken vd lln
Knelpunten? Moeilijkheden?
Afhankelijk van beginsituatie en noden van lln kan je gepaste ondersteuning bieden & doelen
bijstellen
LEERINHOUDEN
Elke les maakt deel uit van een groter geheel van lessen
o Waarin eenzelfde leerinhoud aanbod komt of een gelijkaardige
Informeer je over inhoudelijke en vormelijke aspecten:
inhoudelijke aspecten:
Wat weten de lln al over de inhoud vd tekst? Over het thema vd tekst?
Beschikken ze over genoeg woordenschat over het thema vd tekst?
vormelijke aspecten:
Hebben de lln al een tekst in deze tekstsoort geschreven?
Indien ja, wat hebben ze er al over geleerd?
à beide zijn belangrijk voor de doelen & de aanpak vd activiteit
DE CONTEXT
Hebben de lln genoeg tijd om hun tekst in de klas af te werken?
Hoe groot is de klasgroep?
Kunnen we de klas herschikken zodat de zwakke schrijvers dicht bij jou
kunnen zitten?
1.2 VERTREK VANUIT SCHRIJFDOELEN
2
, Tekstdoel: tekstsoort:
Informeren à informatieve tekst
Overtuigen à overtuigende tekst
Instrueren à instruerende tekst
Amuseren à verhalende tekst
Binnen een tekstsoort hebben we ook teksttypes, vb: recept, gebruiksaanwijzing,
…
1.3 KIES VOOR EEN DOORDACHTE SCHRIJFDIDACTIEK
fasen in het schrijfproces:
1. Oriëntatiefase
2. Plannen
3. Formuleren
4. Reviseren
5. Vormgeven & publiceren
6. Reflecteren
1.ORIËNTATIEFASE (VOOR HET SCHRIJVEN)
Betekenisvolle & duidelijke opdrachten formuleren met een concreet
schrijfdoel & publiek
o Laat de lln nadenken over:
Onderwerp: wat weet ik er al over? Waarover zal de tekst
gaan?
Schrijfdoel: wat ze met hun tekst willen bereiken
Publiek: voor wie ze de tekst schrijven
Tekstsoort: wat voor tekst ze schrijven
à heeft implicaties voor de stijl vd tekst
2.PLANNEN (VOOR HET SCHRIJVEN)
‘wat weet ik al over het onderwerp?’
Creëer een sfeer waarin de schrijfopdracht voor het kind gaat ‘leven’ en
waarbij je woordenschat kan aanbieden.
Hoe? Verken het onderwerp klassikaal door samen te praten over het
onderwerp (brainstorm)
o Voorbeeld: Verzamel foto’s/filmfragmenten v mensen en bespreek
ze
->Samen praten over het onderwerp is heel belangrijk omdat er al
pratend heel veel woordenschat naar boven komt
3
, 3.FORMULEREN (TIJDENS HET SCHRIJVEN)
tips voor de begeleiding:
Bekijk eerst de inhoud
o Wijs op elementen die overbodig zijn of vergeten dreigen te worden
o Niet eerst op spelling want inhoudelijk is belangrijker
Help bij het formuleren (van de zin):
o ‘kan je dat ook anders zeggen?’ Wat bedoel je hier mee?’
Help eventueel met het formuleren vd eerste zin (wanneer ze niet op gang
geraken)
Help bij het opbouwen vd tekst: wijs op onlogische volgorde, ontbrekende
overgangen
Ga in op stijl & vorm: stijl moet aangepast zijn aan de tekstsoort
Loop rond terwijl zij ah schrijven zijn
4.REVISEREN (NA HET SCHRIJVEN)
Laat de lln reflecteren:
o Heb ik mijn schrijfdoel bereikt?
o Zal het publiek mijn tekst begrijpen?
o Peer-response: elkaars teksten lezen & feedback geven
o Gebruik eventueel nakijktabel:
Schrijfkijker: p25
Mooischrijver: p26
Herschrijven: extra aandacht taal & lay-out
5.VORMGEVEN & PUBLICEREN (NA HET SCHRIJVEN)
1. Tekstopbouw & lay-out
2. Formulering
3. Spelling
Publiceer de tekst/ verstuur hun brieven zodat er een echt publiek is. Kinderen ervaren zo het nut
van wat ze doen
1.tekstopbouw & lay-out
Zorg voor voldoende: witregels, titels, tussenkopjes, signaalwoorden, juiste leestekens en
hoofdletters,…
2.Formulering
Helder, bondig, correcte zinnen
à leer je door veel te schrijven & geschreven teksten op die manier
bespreken
->Manier van formuleren hangt sterk samen met het doel vd tekst en het
publiek
->Eigen teksten vd kinderen kunnen dienen als uitgangspunt om naar
formuleringen te kijken.
3.Spelling
Maatschappelijk veel belang aan gehecht
6.REFLECTEREN
4
examen
1
, DIDACTIEK SCHRIJVEN
1. HOE LEREN WE KINDEREN SCHRIJVEN?
1.1 HOUD REKENING MET DE BEGINSITUATIE
DE LEERLINGEN
à Via observatie
Stel jezelf vragen
o Wie is enthousiast bij schrijfopdracht?
o Wie gaat meteen aan de slag?
o Wie raakt niet goed op de gang?
o Wie heeft veel fantasie & inspiratie?
à Bekijk eerdere schrijftaken vd lln
Knelpunten? Moeilijkheden?
Afhankelijk van beginsituatie en noden van lln kan je gepaste ondersteuning bieden & doelen
bijstellen
LEERINHOUDEN
Elke les maakt deel uit van een groter geheel van lessen
o Waarin eenzelfde leerinhoud aanbod komt of een gelijkaardige
Informeer je over inhoudelijke en vormelijke aspecten:
inhoudelijke aspecten:
Wat weten de lln al over de inhoud vd tekst? Over het thema vd tekst?
Beschikken ze over genoeg woordenschat over het thema vd tekst?
vormelijke aspecten:
Hebben de lln al een tekst in deze tekstsoort geschreven?
Indien ja, wat hebben ze er al over geleerd?
à beide zijn belangrijk voor de doelen & de aanpak vd activiteit
DE CONTEXT
Hebben de lln genoeg tijd om hun tekst in de klas af te werken?
Hoe groot is de klasgroep?
Kunnen we de klas herschikken zodat de zwakke schrijvers dicht bij jou
kunnen zitten?
1.2 VERTREK VANUIT SCHRIJFDOELEN
2
, Tekstdoel: tekstsoort:
Informeren à informatieve tekst
Overtuigen à overtuigende tekst
Instrueren à instruerende tekst
Amuseren à verhalende tekst
Binnen een tekstsoort hebben we ook teksttypes, vb: recept, gebruiksaanwijzing,
…
1.3 KIES VOOR EEN DOORDACHTE SCHRIJFDIDACTIEK
fasen in het schrijfproces:
1. Oriëntatiefase
2. Plannen
3. Formuleren
4. Reviseren
5. Vormgeven & publiceren
6. Reflecteren
1.ORIËNTATIEFASE (VOOR HET SCHRIJVEN)
Betekenisvolle & duidelijke opdrachten formuleren met een concreet
schrijfdoel & publiek
o Laat de lln nadenken over:
Onderwerp: wat weet ik er al over? Waarover zal de tekst
gaan?
Schrijfdoel: wat ze met hun tekst willen bereiken
Publiek: voor wie ze de tekst schrijven
Tekstsoort: wat voor tekst ze schrijven
à heeft implicaties voor de stijl vd tekst
2.PLANNEN (VOOR HET SCHRIJVEN)
‘wat weet ik al over het onderwerp?’
Creëer een sfeer waarin de schrijfopdracht voor het kind gaat ‘leven’ en
waarbij je woordenschat kan aanbieden.
Hoe? Verken het onderwerp klassikaal door samen te praten over het
onderwerp (brainstorm)
o Voorbeeld: Verzamel foto’s/filmfragmenten v mensen en bespreek
ze
->Samen praten over het onderwerp is heel belangrijk omdat er al
pratend heel veel woordenschat naar boven komt
3
, 3.FORMULEREN (TIJDENS HET SCHRIJVEN)
tips voor de begeleiding:
Bekijk eerst de inhoud
o Wijs op elementen die overbodig zijn of vergeten dreigen te worden
o Niet eerst op spelling want inhoudelijk is belangrijker
Help bij het formuleren (van de zin):
o ‘kan je dat ook anders zeggen?’ Wat bedoel je hier mee?’
Help eventueel met het formuleren vd eerste zin (wanneer ze niet op gang
geraken)
Help bij het opbouwen vd tekst: wijs op onlogische volgorde, ontbrekende
overgangen
Ga in op stijl & vorm: stijl moet aangepast zijn aan de tekstsoort
Loop rond terwijl zij ah schrijven zijn
4.REVISEREN (NA HET SCHRIJVEN)
Laat de lln reflecteren:
o Heb ik mijn schrijfdoel bereikt?
o Zal het publiek mijn tekst begrijpen?
o Peer-response: elkaars teksten lezen & feedback geven
o Gebruik eventueel nakijktabel:
Schrijfkijker: p25
Mooischrijver: p26
Herschrijven: extra aandacht taal & lay-out
5.VORMGEVEN & PUBLICEREN (NA HET SCHRIJVEN)
1. Tekstopbouw & lay-out
2. Formulering
3. Spelling
Publiceer de tekst/ verstuur hun brieven zodat er een echt publiek is. Kinderen ervaren zo het nut
van wat ze doen
1.tekstopbouw & lay-out
Zorg voor voldoende: witregels, titels, tussenkopjes, signaalwoorden, juiste leestekens en
hoofdletters,…
2.Formulering
Helder, bondig, correcte zinnen
à leer je door veel te schrijven & geschreven teksten op die manier
bespreken
->Manier van formuleren hangt sterk samen met het doel vd tekst en het
publiek
->Eigen teksten vd kinderen kunnen dienen als uitgangspunt om naar
formuleringen te kijken.
3.Spelling
Maatschappelijk veel belang aan gehecht
6.REFLECTEREN
4