H5 de peuter
1 Fysieke ontwikkeling
1.1 groeiende zelfredzaamheid
- groeien nog, maar minder snel als een baby
- leeftijd van 3 jaar zijn ze ongeveer 1 meter groot
- tijdens babyfase is de basis gelegd voor fijne en grove motoriek
- de jonge peuter kan stappen en zijn handjes gebruiken voor alles vast te pakken
nieuwe mogelijkheden fijne motoriek=
lepel eten, blokken stapelen, werpen, bladzijden van een boek omslaan, met potlood krabbelen, …
nieuwe mogelijkheden grove motoriek=
lopen, op de trap kruipen, rennen, tegen een bal schoppen, achteruitlopen, op de tenen lopen, …
leren stappen creëert nieuwe mogelijkheden voor het kind
cognitieve ontwikkeling=
Het kind kan op verkenning gaan. Kan voorwerpen en ruimtes uit verschillende hoeken zien. De
wereld is een stuk groter en overzichtelijker. Het kind leer zich oriënteren in de ruimte.
Socio-emotionele ontwikkeling=
Het kind voelt zich verstandiger. De relatie wordt anders met de ouders omdat het kind nu zelf kan
weggaan of naar de ouders toe kan gaan.
De peuter gebruikt zijn nieuwe vaardigheden om meer zelf te doen: zelf eten, zelf aankleden, zelf
stappen, … de zelfredzaamheid verhoogt
1.2 Zindelijk
Kinderen worden gemiddeld een jaar later zindelijk dan 40 jaar geleden.
Redenen=
Er zijn beter luiers, zodat kinderen niet voelen dat hun billen niet nat zijn
De ouders hebben het drukker, waardoor ze minder tijd besteden aan zindelijkheidstraining.
Kinderen worden vaak door meerdere mensen opgevangen. Soms gebruiken ouders, grootouders, …
andere manieren om zindelijk aan te leren, wat voor vertraging bij het leren zorgt.
3 voorwaarden om te zien of het kind klaar is voor zindelijkheidstraining
1. Cognitieve ontwikkeling= De peuter moet begrijpen dat hij kaka/pipi moet doen, hij moet
eenvoudige instructies begrijpen.
2. Lichamelijke ontwikkeling= de peuter moet zijn plasje of stoelgang wat langer kunnen
ophouden (sluitspier gebruiken), kunnen gaan zitten en rechtstaan, broekje afdoen
3. Socio-emotionele ontwikkeling= de peuter moet willen meewerken (koppigheidsfase)
1 Fysieke ontwikkeling
1.1 groeiende zelfredzaamheid
- groeien nog, maar minder snel als een baby
- leeftijd van 3 jaar zijn ze ongeveer 1 meter groot
- tijdens babyfase is de basis gelegd voor fijne en grove motoriek
- de jonge peuter kan stappen en zijn handjes gebruiken voor alles vast te pakken
nieuwe mogelijkheden fijne motoriek=
lepel eten, blokken stapelen, werpen, bladzijden van een boek omslaan, met potlood krabbelen, …
nieuwe mogelijkheden grove motoriek=
lopen, op de trap kruipen, rennen, tegen een bal schoppen, achteruitlopen, op de tenen lopen, …
leren stappen creëert nieuwe mogelijkheden voor het kind
cognitieve ontwikkeling=
Het kind kan op verkenning gaan. Kan voorwerpen en ruimtes uit verschillende hoeken zien. De
wereld is een stuk groter en overzichtelijker. Het kind leer zich oriënteren in de ruimte.
Socio-emotionele ontwikkeling=
Het kind voelt zich verstandiger. De relatie wordt anders met de ouders omdat het kind nu zelf kan
weggaan of naar de ouders toe kan gaan.
De peuter gebruikt zijn nieuwe vaardigheden om meer zelf te doen: zelf eten, zelf aankleden, zelf
stappen, … de zelfredzaamheid verhoogt
1.2 Zindelijk
Kinderen worden gemiddeld een jaar later zindelijk dan 40 jaar geleden.
Redenen=
Er zijn beter luiers, zodat kinderen niet voelen dat hun billen niet nat zijn
De ouders hebben het drukker, waardoor ze minder tijd besteden aan zindelijkheidstraining.
Kinderen worden vaak door meerdere mensen opgevangen. Soms gebruiken ouders, grootouders, …
andere manieren om zindelijk aan te leren, wat voor vertraging bij het leren zorgt.
3 voorwaarden om te zien of het kind klaar is voor zindelijkheidstraining
1. Cognitieve ontwikkeling= De peuter moet begrijpen dat hij kaka/pipi moet doen, hij moet
eenvoudige instructies begrijpen.
2. Lichamelijke ontwikkeling= de peuter moet zijn plasje of stoelgang wat langer kunnen
ophouden (sluitspier gebruiken), kunnen gaan zitten en rechtstaan, broekje afdoen
3. Socio-emotionele ontwikkeling= de peuter moet willen meewerken (koppigheidsfase)