SCHEMA VAN BIJZINNEN
SOORT BIJZIN VOEGWOORD WIJS
-vragend voornaamwoord/bijwoord
vragende onderwerps-en voorwerpszin conjunctief
-vraagpartikel
voorwerpszin
rogare = vragen
scire = weten
onderwerpszin
nescire = niet weten
Incertum est…
narrare = vertellen
dubitare = twijfelen, aarzelen
quaerere = zoeken, vragen
● mededelende onderwerpszin (ut) UT conjunctief
→ onpersoonlijke werkwoorden
fit= het gebeurt
accidit= het gebeurt
evenit= het gebeurt
contingit = het overkomt iemand
mos est= het is de gewoonte
● mededelende onderwerps- en
voorwerpszin accusatief met infinitief
/
ACI-zin
onderwerpszin (soms) voorwerpszin (meestal)
→ onpersoonlijke/ passieve werkwoorden → verba declarandi: mededeling
constat= het staat vast dicere = zeggen
licet = het is toegelaten negare = ontkennen
oportet = het is nodig respondere = antwoorden
placet = het bevalt narrare = vertellen
dicitur = er wordt gezegd nuntiare = melden
traditur = er wordt overgeleverd scribere = schrijven
→ verba sentiendi: waarneming/
gedachte
→ est + (onzijdig) NWD audire = horen → verba affectuum: gevoel
certum est = het is zeker videre = zien dolere : betreuren
utile est = het is nuttig sentire = voelen, merken, menen gaudere: blij zijn
mos est = het is de gewoonte intellegere = begrijpen
putare = denken
scire = weten
UT: dat …
dat … moet …
● ut/ ne + conjunctief → volitieve
om (te)
onderwerps-en voorwerpszin conjunctief
NE: dat … niet
dat … niet mag …
(om) niet te
→ verba volendi: wilsuiting → verba declarandi: MET wilsuiting
iurare = ervoor zorgen
efficere = maken dat
SOORT BIJZIN VOEGWOORD WIJS
-vragend voornaamwoord/bijwoord
vragende onderwerps-en voorwerpszin conjunctief
-vraagpartikel
voorwerpszin
rogare = vragen
scire = weten
onderwerpszin
nescire = niet weten
Incertum est…
narrare = vertellen
dubitare = twijfelen, aarzelen
quaerere = zoeken, vragen
● mededelende onderwerpszin (ut) UT conjunctief
→ onpersoonlijke werkwoorden
fit= het gebeurt
accidit= het gebeurt
evenit= het gebeurt
contingit = het overkomt iemand
mos est= het is de gewoonte
● mededelende onderwerps- en
voorwerpszin accusatief met infinitief
/
ACI-zin
onderwerpszin (soms) voorwerpszin (meestal)
→ onpersoonlijke/ passieve werkwoorden → verba declarandi: mededeling
constat= het staat vast dicere = zeggen
licet = het is toegelaten negare = ontkennen
oportet = het is nodig respondere = antwoorden
placet = het bevalt narrare = vertellen
dicitur = er wordt gezegd nuntiare = melden
traditur = er wordt overgeleverd scribere = schrijven
→ verba sentiendi: waarneming/
gedachte
→ est + (onzijdig) NWD audire = horen → verba affectuum: gevoel
certum est = het is zeker videre = zien dolere : betreuren
utile est = het is nuttig sentire = voelen, merken, menen gaudere: blij zijn
mos est = het is de gewoonte intellegere = begrijpen
putare = denken
scire = weten
UT: dat …
dat … moet …
● ut/ ne + conjunctief → volitieve
om (te)
onderwerps-en voorwerpszin conjunctief
NE: dat … niet
dat … niet mag …
(om) niet te
→ verba volendi: wilsuiting → verba declarandi: MET wilsuiting
iurare = ervoor zorgen
efficere = maken dat