MSK 4 PRAKTIJK 1
DEEL ANKE CLAES
LES 1: KNIE – MANUELE TECHNIEKEN
Herhaling kniegewricht
Componenten:
• Ruststand
30° flexie --> meeste synoviale vulling
De maximally loose-packed position van de knie is 30° flexie. In deze
positie kan de kapselinhoud de grootste vulling hebben. De
kruisbanden zijn in deze positie echter al behoorlijk gespannen (de
gedwongen fysiologische slotexorotatie begint bij 20° flexie).
Daarom is de joint-play bij de knie niet het grootst in de MLPP, zoals
bij andere gewrichten het geval is. Joint-play kan het best tussen 70°
en 90° knieflexie worden onderzocht.
• CPP
Maximale extensie --> grootste gewrichtscongruentie tss condylen en meniscus
Slotexorotatie --> mediale femurcondyl is groter, waardoor deze op het einde van de
beweging nog meer beweeglijkheid heeft
• Convex-concaaf regel
Gelijk --> bewegende partner is concaaf
▪ Mobilisaties
• Angulaire mobilisaties
Mobilisaties die in verschillende bewegingen gebeuren
• Artrokinematische mobilisaties
Hoog-reactieve patiënt: inflammatoire tekenen (warmte, zwelling, roodheid)
Laag-reactieve patiënt: eindstadium van de revalidatie (weinig pijn maar nog een eindstandige beperking)
Parameters:
o Tempo: snel bij hoog-reactief, traag bij laag-reactief
o Duur: oscillerend (korte en snelle bewegingen) bij hoog-reactief, lang aanhouden (traag werken)
bij laag-reactief
o Kracht
o Amplitude
o Pijn of eindgrens: fase 1 = weg van pijngrens , … , fase 4 = over fysiologische grens
o Uitgangshouding: aspecifiek (vanuit de ruststand) of specifiek (naar de pijn toe)
o Aantal componenten: bij hoog-reactief één component, bij laag-reactief meerdere
componenten
o Type componenten : tractie (pijndempend), translatie, angulatie, spin
Tractie art. tibiofemoralis
Contra-indicaties
• Prothesen
• Recente kruisbandreconstructie
,MSK 4 PRAKTIJK 2
Doel: pijndemping door oscillerende tracties & indirect mobiliserend
Uitgangshouding p:
• Zit met been van lange zijde tafel
• Buiklig met kniegewricht vrij van tafel en gesteund op kruk
Handvatting:
• Hand op de knie leggen, dan voel je de gewrichtsspleet (je moet niet
specifief palperen)
Uitvoering:
Adhv van parameters cockpitmodel
Zit:
In lengterichting tibia trekken met lichaamsgewicht: gewrichtsspleet gaat open
Buiklig:
Been in lichte flexie houden tegen romp
Femur tegenhouden naar caudaal en van tibia de tractie uitvoeren
Bij deze techniek voel je de gewrichtsspleet niet
Eindstandige kleine tractiebewegingen
Indicaties:
Extensie mobilisatie (tibia naar ventraal)
Uitgangshouding p :
• in buiklig met th aan einde van de tafel staan
• in buiklig met th in zit aa einde van de tafel zitten
Handvatting:
• Fixatie: distale femur op de tafel, ev fixatiegordel
• Mobiliserende hand: proximaal op de tibia dorsaal, tegen gewrichtsspleet
Uitvoering:
• Aspecifiek of specifiek naar ventraal
• Één hand plat op prox tibia
• Handen plat op elkaar prox in de tibia
Indicaties:
Niet wrijven over spierbuik, diep genoeg voor op tibia
Flexie mobilisatie (translatie tibia naar dorsaal)
Uitgangshouding p :
• buiklig
Handvatting:
• onderarm loodrecht in de richting waarnaar je gaat transleren
• elleboog in lenden zetten, zodat je met lichaam kan duwen
Uitvoering:
• adhv cockpit parameters
Flexie mobilisatie in zit (benen over hoofduiteinde)
• onderarm loodrecht op de bewegingsrichting
• hand op de gewrichtsspleet, dan voel je lichte beweging
Eindstandige extensie mobilisatie (femur naar dorsaal)
• opening creëren onder knie kuil
• femur naar dorsaal transleren
,MSK 4 PRAKTIJK 3
• eindstandig: dus enkel bij laag-reactieve patiënten
• deze techniek wordt NOOIT oscillerend uitgevoerd
• Drie fasen:
1) Fase 1: translatie naar dorsaal van de femur --> dit kan belastend zijn voor de patiënt, als
het nog niet belastend is kan je meerdere componenten invoeren
2) Fase 2: angulatie toevoegen → tibia omhoog heffen
3) Fase 3: meerdere angulaties toevoegen (hoe meer angulaties, hoe meer belasting)
Als je meerdere componenten invoert, in deze gecontroleerde volgorde:
Translatie → angulatie → angulatie los → translatie los
Mobilisaties patellofemoralis
Tests vr patellofemoraal gewricht:
Met zandzakje onder knie!
Patellaverschuiving nr med:
- uhp: ruglig met kne-ext
- uht: stand te testen zijde, beide duimen tegen lat patella
- uitvoering: duwen patella nr med
Patellaverschuving nr lat:
- uhp: rugligmet knie-ext
- uht: stand te testen zijde, vingertoppen tegen med patella
- uitvoering: trekken patella nr lat
Patellaverschuiving nr dist:
- uhp: ruglig met knie-ext
- uht: stand te testen zijde, thenar & hypothenar tegen basis patella
- uitvoering: duwen patella nr dist
Patellaverschuiving nr lat bij 30° flexie:
- uhp: ruglig met 30° kniefl + knierol
- uht: stand niet te testen knie, homolat fixatie bovenbeen prox knie & heterolat
handwortel tegen med patella + handpalm op patella
- uitvoering: schuiven nr lat
Patellaverschuiving nr med bij 30° kniefl (Mital & Hayden):
- uhp: ruglig met knie-ext
- uht: stand te testen knie, passief 30° kniefl & bovenbeen onder been P & beide
duimen tegen lat patella
- uitvoering: duwen patella nr med
--> praktisch gezien worden deze allemaal meegenomen bij bv post-operatieve patiënt
, MSK 4 PRAKTIJK 4
LES 2: HEUP – MANUELE TECHNIEKEN
Primaire tractie art. coxae
Doel:
o zonder tractiegordel : pijndemping
o met tractiegordel: mobiliserend, specifiek naar flexie, endo en exo
Uitgangshouding:
o ruglig
Handvatting:
o fixatiehand: bekken fixeren met gordel, net caudaal van de SIAS
o mobiliserend hand: handen als een kom in het gewricht
Contra-indicaties: prothesen
→ Pijndempend (met één tractiegordel)
→ Mobiliserend (met twee tractiegordels)
Uitvoering:
o Exact hetzelfde techniek als bij het onderzoek, maar je gaat deze
langer uitvoeren.
o Behandeltechniek: voelen of de tractie aankomt
o Aspecifieke stand (tafel zo hoog mogelijk zetten) en oscillerend werken
o Been over de schouder --> hamstrings van patiënt mogen niet gespannen zijn.
o Richting caudaal-lateraal-ventraal
--> Schepbeweging (met handen op elkaar, niet in elkaar haken) richting eigen sternum
‘slack’ beweging
--> Tractiegordel 1: bekken fixeren (altijd de zwarte tractiegordel)
o Onder de SISA fixeren
o Stevig vastmaken
--> Met twee tractiegordels: het jezelf als therapeut makkelijker maken (de blauwe tractiegordel).
o Tractiegordels: (1) bekken ficeren (2) rondom eigen bekken en rond patiënt
o Tractie combineren met angulatie:
- Tractie – angulatie (flexie) – angulatie (flexie) los – tractie los
- Tractie – angulatie (rotatie) – angulatie (rotatie) los – tractie los
(ofwel een endorotatie onder tractie, ofwel een exorotatie, niet beide in dezelfde beweging)
Opmerking:
o Sluiting van tractiegordel niet op de patiënt maar ernaast.
o Geen oscillaties bij deze techniek, want doel hiervan is pijndempend & dit doe je bij een laag-
reactieve patiënt voor mobiliteit (het heeft meerdere componenten, dus volgens het
Cockpitmodel is dit bij een laag-reactieve patiënt).
Secundaire tractie art. coxae (secundaire tractie = gewrichtsoverschrrijdend werken)
BUIKLIG RUGLIG (vanuit extensie):
DEEL ANKE CLAES
LES 1: KNIE – MANUELE TECHNIEKEN
Herhaling kniegewricht
Componenten:
• Ruststand
30° flexie --> meeste synoviale vulling
De maximally loose-packed position van de knie is 30° flexie. In deze
positie kan de kapselinhoud de grootste vulling hebben. De
kruisbanden zijn in deze positie echter al behoorlijk gespannen (de
gedwongen fysiologische slotexorotatie begint bij 20° flexie).
Daarom is de joint-play bij de knie niet het grootst in de MLPP, zoals
bij andere gewrichten het geval is. Joint-play kan het best tussen 70°
en 90° knieflexie worden onderzocht.
• CPP
Maximale extensie --> grootste gewrichtscongruentie tss condylen en meniscus
Slotexorotatie --> mediale femurcondyl is groter, waardoor deze op het einde van de
beweging nog meer beweeglijkheid heeft
• Convex-concaaf regel
Gelijk --> bewegende partner is concaaf
▪ Mobilisaties
• Angulaire mobilisaties
Mobilisaties die in verschillende bewegingen gebeuren
• Artrokinematische mobilisaties
Hoog-reactieve patiënt: inflammatoire tekenen (warmte, zwelling, roodheid)
Laag-reactieve patiënt: eindstadium van de revalidatie (weinig pijn maar nog een eindstandige beperking)
Parameters:
o Tempo: snel bij hoog-reactief, traag bij laag-reactief
o Duur: oscillerend (korte en snelle bewegingen) bij hoog-reactief, lang aanhouden (traag werken)
bij laag-reactief
o Kracht
o Amplitude
o Pijn of eindgrens: fase 1 = weg van pijngrens , … , fase 4 = over fysiologische grens
o Uitgangshouding: aspecifiek (vanuit de ruststand) of specifiek (naar de pijn toe)
o Aantal componenten: bij hoog-reactief één component, bij laag-reactief meerdere
componenten
o Type componenten : tractie (pijndempend), translatie, angulatie, spin
Tractie art. tibiofemoralis
Contra-indicaties
• Prothesen
• Recente kruisbandreconstructie
,MSK 4 PRAKTIJK 2
Doel: pijndemping door oscillerende tracties & indirect mobiliserend
Uitgangshouding p:
• Zit met been van lange zijde tafel
• Buiklig met kniegewricht vrij van tafel en gesteund op kruk
Handvatting:
• Hand op de knie leggen, dan voel je de gewrichtsspleet (je moet niet
specifief palperen)
Uitvoering:
Adhv van parameters cockpitmodel
Zit:
In lengterichting tibia trekken met lichaamsgewicht: gewrichtsspleet gaat open
Buiklig:
Been in lichte flexie houden tegen romp
Femur tegenhouden naar caudaal en van tibia de tractie uitvoeren
Bij deze techniek voel je de gewrichtsspleet niet
Eindstandige kleine tractiebewegingen
Indicaties:
Extensie mobilisatie (tibia naar ventraal)
Uitgangshouding p :
• in buiklig met th aan einde van de tafel staan
• in buiklig met th in zit aa einde van de tafel zitten
Handvatting:
• Fixatie: distale femur op de tafel, ev fixatiegordel
• Mobiliserende hand: proximaal op de tibia dorsaal, tegen gewrichtsspleet
Uitvoering:
• Aspecifiek of specifiek naar ventraal
• Één hand plat op prox tibia
• Handen plat op elkaar prox in de tibia
Indicaties:
Niet wrijven over spierbuik, diep genoeg voor op tibia
Flexie mobilisatie (translatie tibia naar dorsaal)
Uitgangshouding p :
• buiklig
Handvatting:
• onderarm loodrecht in de richting waarnaar je gaat transleren
• elleboog in lenden zetten, zodat je met lichaam kan duwen
Uitvoering:
• adhv cockpit parameters
Flexie mobilisatie in zit (benen over hoofduiteinde)
• onderarm loodrecht op de bewegingsrichting
• hand op de gewrichtsspleet, dan voel je lichte beweging
Eindstandige extensie mobilisatie (femur naar dorsaal)
• opening creëren onder knie kuil
• femur naar dorsaal transleren
,MSK 4 PRAKTIJK 3
• eindstandig: dus enkel bij laag-reactieve patiënten
• deze techniek wordt NOOIT oscillerend uitgevoerd
• Drie fasen:
1) Fase 1: translatie naar dorsaal van de femur --> dit kan belastend zijn voor de patiënt, als
het nog niet belastend is kan je meerdere componenten invoeren
2) Fase 2: angulatie toevoegen → tibia omhoog heffen
3) Fase 3: meerdere angulaties toevoegen (hoe meer angulaties, hoe meer belasting)
Als je meerdere componenten invoert, in deze gecontroleerde volgorde:
Translatie → angulatie → angulatie los → translatie los
Mobilisaties patellofemoralis
Tests vr patellofemoraal gewricht:
Met zandzakje onder knie!
Patellaverschuiving nr med:
- uhp: ruglig met kne-ext
- uht: stand te testen zijde, beide duimen tegen lat patella
- uitvoering: duwen patella nr med
Patellaverschuving nr lat:
- uhp: rugligmet knie-ext
- uht: stand te testen zijde, vingertoppen tegen med patella
- uitvoering: trekken patella nr lat
Patellaverschuiving nr dist:
- uhp: ruglig met knie-ext
- uht: stand te testen zijde, thenar & hypothenar tegen basis patella
- uitvoering: duwen patella nr dist
Patellaverschuiving nr lat bij 30° flexie:
- uhp: ruglig met 30° kniefl + knierol
- uht: stand niet te testen knie, homolat fixatie bovenbeen prox knie & heterolat
handwortel tegen med patella + handpalm op patella
- uitvoering: schuiven nr lat
Patellaverschuiving nr med bij 30° kniefl (Mital & Hayden):
- uhp: ruglig met knie-ext
- uht: stand te testen knie, passief 30° kniefl & bovenbeen onder been P & beide
duimen tegen lat patella
- uitvoering: duwen patella nr med
--> praktisch gezien worden deze allemaal meegenomen bij bv post-operatieve patiënt
, MSK 4 PRAKTIJK 4
LES 2: HEUP – MANUELE TECHNIEKEN
Primaire tractie art. coxae
Doel:
o zonder tractiegordel : pijndemping
o met tractiegordel: mobiliserend, specifiek naar flexie, endo en exo
Uitgangshouding:
o ruglig
Handvatting:
o fixatiehand: bekken fixeren met gordel, net caudaal van de SIAS
o mobiliserend hand: handen als een kom in het gewricht
Contra-indicaties: prothesen
→ Pijndempend (met één tractiegordel)
→ Mobiliserend (met twee tractiegordels)
Uitvoering:
o Exact hetzelfde techniek als bij het onderzoek, maar je gaat deze
langer uitvoeren.
o Behandeltechniek: voelen of de tractie aankomt
o Aspecifieke stand (tafel zo hoog mogelijk zetten) en oscillerend werken
o Been over de schouder --> hamstrings van patiënt mogen niet gespannen zijn.
o Richting caudaal-lateraal-ventraal
--> Schepbeweging (met handen op elkaar, niet in elkaar haken) richting eigen sternum
‘slack’ beweging
--> Tractiegordel 1: bekken fixeren (altijd de zwarte tractiegordel)
o Onder de SISA fixeren
o Stevig vastmaken
--> Met twee tractiegordels: het jezelf als therapeut makkelijker maken (de blauwe tractiegordel).
o Tractiegordels: (1) bekken ficeren (2) rondom eigen bekken en rond patiënt
o Tractie combineren met angulatie:
- Tractie – angulatie (flexie) – angulatie (flexie) los – tractie los
- Tractie – angulatie (rotatie) – angulatie (rotatie) los – tractie los
(ofwel een endorotatie onder tractie, ofwel een exorotatie, niet beide in dezelfde beweging)
Opmerking:
o Sluiting van tractiegordel niet op de patiënt maar ernaast.
o Geen oscillaties bij deze techniek, want doel hiervan is pijndempend & dit doe je bij een laag-
reactieve patiënt voor mobiliteit (het heeft meerdere componenten, dus volgens het
Cockpitmodel is dit bij een laag-reactieve patiënt).
Secundaire tractie art. coxae (secundaire tractie = gewrichtsoverschrrijdend werken)
BUIKLIG RUGLIG (vanuit extensie):