1
MSK 3 Pathologie
Epidemiology and risk factors of spinal disorders
Terminologie
Epidemiologie = Onderzoek naar de frequentie en oorzaken van ziekten of
syndromen Prevalentie = verwijst naar het percentage van een bevolking dat op
een bepaald moment of in een bepaalde periode aan een bepaalde ziekte lijdt.
Incidentie = verwijst naar het aantal of percentage nieuwe gevallen van de
aandoening per risicodrager gedurende een specifieke periode of tijd.
Persistentie = duur van de pijnepisodes (aantal
dagen/laatste jaar) Reccurentie = aantal terugkerende
episodes (aantal/laatste jaar) Ernst = Gradering van de
intensiteit van pijn en functionele invaliditeit
Aandoening is niet hetzelfde als een handicap
Aandoening = abnormaliteit van een structuur of functie van het
lichaam Handicap = Vermindering van de prestaties van activiteiten.
Classificatie van spinale aandoeningen/etiologie
1) Specifieke spinale aandoeningen (10-15%)
- Congenitaal/ aangeboren
- Traumatisch
- Infectie
- Metabolisch
- Degeneratief
- Ontwikkelend
2) Niet-specifieke spinale aandoeningen (85-90%). Je kan geen structuur
aanduiden die de oorzaak is van de pijn.
- Niet-specifieke axiale nekpijn
- Niet-specifieke axiale dorsale pijn
- Niet-specifieke axiale rugpijn
Verhouding van zenuwwortel in de
wervelzuil tov de wervel zelf.
De zenuwbaan die onder de pedikel
loopt moet verdwijnen uit de
wervelkolom en kiest hiervoor een
opening tussen twee aaneenliggende
pedikels. Dat is het neuroforamen.
Zenuw met dezelfde nummer draait
rond de pedicel met dezelfde
nummer.
Duur:
o Acuut < 1 maand
o Subacuut: tot 3 maanden
,2
MSK 3 Pathologie
o Chronisch > 3 maanden
o Levensduur prevalentie = 75-85%
o Levensduur prevalentie geassocieerde
been pijn = 40%
o Levensduur prevalentie ischiaspijn = 3-5%
o Jaar prevalentie = 25-45%
o Natuurlijke herstel is gunstig: 90% binnen
3 maanden
o Recidiviteit: 62%
Nekpijn
- Komt minder vaak voor en kan ook snel worden opgelost
- Draagt het minst gewicht
Dus: rugklachten > nekklachten LWK draagt meer gewicht
Vuistregel:
1/5 mensen hebben op eender welk moment rugpijn
1/5 gaat naar huisdokter
1/5 gaat naar een specialist
1/5 gaat naar ziekenhuis
1/5 ondergaan operatie voor rugpijn
Risicofactoren voor ontstaan, aanhouden en terugkomen van symptomen (zijn
beïnvloedbaar)
- Individuele factoren
- Morfologische factoren
- Psychosociale factoren
- Fysieke risicofactoren
examen
1) Individuele factoren
- Ooit al lage rugpijn gehad hebben
- Genetische invloeden
- Leeftijd > 50
- Vrouw nadelig
- Obesitas
- Algemene gezondheidstoestand
- Roken (roken tast bloedsvoorziening aan naar discus)
- Sedentaire levensstijl
2) Morfologische factoren (slechte correlatie met pijn)
- Discus degeneratie
- Discus hernia
- Spina bifida
- Scheuermann ziekte (skeletafwijking)
- Spondylolisthesis
- Spondylolyse
,3
MSK 3 Pathologie
3) Psychosociale factoren (dit is belangrijker dan biomechanische factoren/
transitie van acuut tot chronisch)
• Depressie
• Angst
• Stress
• Lage arbeidstevredenheid
• Ongepast pijngedrag
4)Fysieke risicofactoren
• Zwaar fysiek werk
• Repetitieve bewegingen
• Draaien en bukken
• Vaak tillen
• Statische lading
• Segmentale vibratie
Radiculopathie versus perifere pijnsyndromen
1. Inleiding
2. Zenuwpijn vs gerefereerde pijn
Radiculopathie = Druk op de zenuwbaan waar deze nog in het
ruggenmergkanaal zit en pijnuitstraling in het been volgens het zenuwpatroon
Perifere pijnsyndromen = Pijn door druk op perifere zenuw of pijn in het been
dat niets met de zenuw te maken heeft
Hoe verder de pijn uitstraalt naar je been hoe groter de kans dat het om een
zenuwprobleem gaat.
2.1 Radiculaire pijn
Radiculaire pijn is een pijn dat uitstraalt volgens een dermatoom, ligt van
tevoren vast. Symptomen:
- Pijn die uitstraalt in een segmentaal patroon langs dermatomen
- Sensorische stoornissen:
Analgesie (geen gevoel)
Hyperalgesie (overgevoeligheid) of hypoalgesie (ondergevoeligheid)
Vergelijken met andere kant
- Spierzwakte
, 4
MSK 3 Pathologie
- Spieratrofie: minder motor neuronen
Niet altijd!
- Afwezige, verminderde of asymmetrische reflexen
Babinski test onderscheidt of pathologie upper/lower motor
neuron letsel is
- Resultaten van een letsel van het zenuwweefsel
Discus hernia
Spinale stenose (= vernauwing van het wervelkanaal)
Neuroforaminale stenose (= Vernauwing van de diameter van
het kanaaltje waarlangs de zenuwwortel het wervelkanaal verlaat
als gevolg van artrose
Examen:
Onderscheid tussen radiculaire of pseudo-gerefereerde radiculaire pijn
Wat hoort niet bij radiculaire pijn
- L4 = voorvlakte van de dij.
Motorisch = qaudriceps, Sensibel = scheenbeen, reflex =
kniepeesreflex
- S1: plantairflexie (triceps surae) achillespeesreflex
- L5: optrekken grote teen (ext. Hal. Long.) geen reflex
- L3: heupflexie
L4: voorvlakte vd dij pijn stopt ad knie en gaat via verstoord gevoel naar de zijkant
naar beneden
(bijna altijd hyperesthesie)
Iemand met heupartrose: pijn id knie en de heup (meer knie dan heup)
L4 radiculopathie en iemand met heupartrose uit elkaar houden:
- zenuwbaan testen en hierbij kijken naar het krachtverlies
- voor heupartrose: test quadriceps atrofie en spierkracht
2.2 Pseudo-radiculaire pijn, gerefereerde
= pijn die lijkt op radiculaire pijn, maar niet direct wordt veroorzaakt door irritatie of
compressie van
MSK 3 Pathologie
Epidemiology and risk factors of spinal disorders
Terminologie
Epidemiologie = Onderzoek naar de frequentie en oorzaken van ziekten of
syndromen Prevalentie = verwijst naar het percentage van een bevolking dat op
een bepaald moment of in een bepaalde periode aan een bepaalde ziekte lijdt.
Incidentie = verwijst naar het aantal of percentage nieuwe gevallen van de
aandoening per risicodrager gedurende een specifieke periode of tijd.
Persistentie = duur van de pijnepisodes (aantal
dagen/laatste jaar) Reccurentie = aantal terugkerende
episodes (aantal/laatste jaar) Ernst = Gradering van de
intensiteit van pijn en functionele invaliditeit
Aandoening is niet hetzelfde als een handicap
Aandoening = abnormaliteit van een structuur of functie van het
lichaam Handicap = Vermindering van de prestaties van activiteiten.
Classificatie van spinale aandoeningen/etiologie
1) Specifieke spinale aandoeningen (10-15%)
- Congenitaal/ aangeboren
- Traumatisch
- Infectie
- Metabolisch
- Degeneratief
- Ontwikkelend
2) Niet-specifieke spinale aandoeningen (85-90%). Je kan geen structuur
aanduiden die de oorzaak is van de pijn.
- Niet-specifieke axiale nekpijn
- Niet-specifieke axiale dorsale pijn
- Niet-specifieke axiale rugpijn
Verhouding van zenuwwortel in de
wervelzuil tov de wervel zelf.
De zenuwbaan die onder de pedikel
loopt moet verdwijnen uit de
wervelkolom en kiest hiervoor een
opening tussen twee aaneenliggende
pedikels. Dat is het neuroforamen.
Zenuw met dezelfde nummer draait
rond de pedicel met dezelfde
nummer.
Duur:
o Acuut < 1 maand
o Subacuut: tot 3 maanden
,2
MSK 3 Pathologie
o Chronisch > 3 maanden
o Levensduur prevalentie = 75-85%
o Levensduur prevalentie geassocieerde
been pijn = 40%
o Levensduur prevalentie ischiaspijn = 3-5%
o Jaar prevalentie = 25-45%
o Natuurlijke herstel is gunstig: 90% binnen
3 maanden
o Recidiviteit: 62%
Nekpijn
- Komt minder vaak voor en kan ook snel worden opgelost
- Draagt het minst gewicht
Dus: rugklachten > nekklachten LWK draagt meer gewicht
Vuistregel:
1/5 mensen hebben op eender welk moment rugpijn
1/5 gaat naar huisdokter
1/5 gaat naar een specialist
1/5 gaat naar ziekenhuis
1/5 ondergaan operatie voor rugpijn
Risicofactoren voor ontstaan, aanhouden en terugkomen van symptomen (zijn
beïnvloedbaar)
- Individuele factoren
- Morfologische factoren
- Psychosociale factoren
- Fysieke risicofactoren
examen
1) Individuele factoren
- Ooit al lage rugpijn gehad hebben
- Genetische invloeden
- Leeftijd > 50
- Vrouw nadelig
- Obesitas
- Algemene gezondheidstoestand
- Roken (roken tast bloedsvoorziening aan naar discus)
- Sedentaire levensstijl
2) Morfologische factoren (slechte correlatie met pijn)
- Discus degeneratie
- Discus hernia
- Spina bifida
- Scheuermann ziekte (skeletafwijking)
- Spondylolisthesis
- Spondylolyse
,3
MSK 3 Pathologie
3) Psychosociale factoren (dit is belangrijker dan biomechanische factoren/
transitie van acuut tot chronisch)
• Depressie
• Angst
• Stress
• Lage arbeidstevredenheid
• Ongepast pijngedrag
4)Fysieke risicofactoren
• Zwaar fysiek werk
• Repetitieve bewegingen
• Draaien en bukken
• Vaak tillen
• Statische lading
• Segmentale vibratie
Radiculopathie versus perifere pijnsyndromen
1. Inleiding
2. Zenuwpijn vs gerefereerde pijn
Radiculopathie = Druk op de zenuwbaan waar deze nog in het
ruggenmergkanaal zit en pijnuitstraling in het been volgens het zenuwpatroon
Perifere pijnsyndromen = Pijn door druk op perifere zenuw of pijn in het been
dat niets met de zenuw te maken heeft
Hoe verder de pijn uitstraalt naar je been hoe groter de kans dat het om een
zenuwprobleem gaat.
2.1 Radiculaire pijn
Radiculaire pijn is een pijn dat uitstraalt volgens een dermatoom, ligt van
tevoren vast. Symptomen:
- Pijn die uitstraalt in een segmentaal patroon langs dermatomen
- Sensorische stoornissen:
Analgesie (geen gevoel)
Hyperalgesie (overgevoeligheid) of hypoalgesie (ondergevoeligheid)
Vergelijken met andere kant
- Spierzwakte
, 4
MSK 3 Pathologie
- Spieratrofie: minder motor neuronen
Niet altijd!
- Afwezige, verminderde of asymmetrische reflexen
Babinski test onderscheidt of pathologie upper/lower motor
neuron letsel is
- Resultaten van een letsel van het zenuwweefsel
Discus hernia
Spinale stenose (= vernauwing van het wervelkanaal)
Neuroforaminale stenose (= Vernauwing van de diameter van
het kanaaltje waarlangs de zenuwwortel het wervelkanaal verlaat
als gevolg van artrose
Examen:
Onderscheid tussen radiculaire of pseudo-gerefereerde radiculaire pijn
Wat hoort niet bij radiculaire pijn
- L4 = voorvlakte van de dij.
Motorisch = qaudriceps, Sensibel = scheenbeen, reflex =
kniepeesreflex
- S1: plantairflexie (triceps surae) achillespeesreflex
- L5: optrekken grote teen (ext. Hal. Long.) geen reflex
- L3: heupflexie
L4: voorvlakte vd dij pijn stopt ad knie en gaat via verstoord gevoel naar de zijkant
naar beneden
(bijna altijd hyperesthesie)
Iemand met heupartrose: pijn id knie en de heup (meer knie dan heup)
L4 radiculopathie en iemand met heupartrose uit elkaar houden:
- zenuwbaan testen en hierbij kijken naar het krachtverlies
- voor heupartrose: test quadriceps atrofie en spierkracht
2.2 Pseudo-radiculaire pijn, gerefereerde
= pijn die lijkt op radiculaire pijn, maar niet direct wordt veroorzaakt door irritatie of
compressie van