Functie van been
= ondersteuning van skelet en van elke beweging die we doen
Niet elk been heeft ondersteunende functie in beweging – sommige ook
beschermende functie (hersenen, thorax, wervelkolom etc)
Dingen die fout kunnen gaan onderverdelen in:
1. Traumatische aandoeningen
2. Algemeen metabole aandoeningen
3. Infectieuze aandoeningen
Onderzoeksmethoden
Klinisch onderzoek van beenstelsel
1) In rust: houding, ontlast dier lidmaat, zwelling, deformatie, symmetrie
2) In beweging (ook pezen, ligamenten, gewrichten)
Palpatie
Hoe minder spieren rond been, hoe makkelijker palpatie gaat zijn
Palperen = drukken en bewegen (opheffen) – wat voelen:
Crepitatie (=beenstukken over elkaar bewegen), zwellingen, pijn
Temperatuursverschillen: afhankelijk van beharing
Beweeglijkheid (vooral van gewrichten)
Overig
Percussie: kloppen op been, kijken welke pijnreactie er van komt
Als dieren pijn hebben gaat het verergeren als je erop klopt
Auscultatie: om crepitatie beter te detecteren
Indien omgeven door zware spiermassa kan je het niet voelen, maar
dus wel horen (in combinatie met beweging!)
Bij zware beenderen: rectale onderzoeken + auscultatie
Radiografie
In verschillende richtingen: minstens 2, maar meestal onvoldoende
Kwaliteit van RX is belangrijk
Je ziet wijziging in mineralisatie pas bij 30-60% vermindering
Altijd correleren met klinisch beeld!!
CT kan ook belangrijk zijn voor het been
Scintigrafie minder nauwkeurig: radioactief gelabeld product in bloed
bindt op delen van bot die metabool actief zijn (bv NBV) hotspots
Altijd symmetrisch beoordelen – sommige zijn natuurlijk hot spot
Meer gebruiken als screeningsmethoden
MRI meer voor weke delen dan voor bot: pezen, peesscheuren
Echografie: enkel opp van been onderzoeken (bv onderbreking opp)
Thermografie, BOZ (enkel bij infectieus), biopsie, …
Fracturen
,= onderbreking van continuiteit van beenweefsel waardoor het pijnlijk
wordt, of dat het de functie niet meer kan uitoefenen
Fractuur ontstaat dr kracht, maar er zijn predisponerende factoren nodig!
Algemeen: leeftijd, minder activiteit, dracht en lactatie, skeletaandoening
Lokaal: ergens op plek in bot is er demineralistie – tumor, infectie, cysten
Effectief traum oorzaken: uitw slag, val, aanrijding, abnormale beweging
bot buigt verder dan zijn limiet fractuur
Kan ook komen doordat dier slag krijgt op bil veel kracht via achilles-
pees op calcaneus met hierin groeiplaat fractuur
2 zaken die kans op fractuur bepalen: hardheid en elasticiteit van het bot
evolueert ngl leeftijd: jonge dieren heel elastisch
Classificatie van fracturen (belang communicatie)
1. Lokalisatie
Welk been, waar in het been, extra- of intra-articulair
Groeiplaten vaak betrokken bij fracturen omdat het zwak kb is
Zone van hypertrofische kb-cellen = zwakke zone
2. Configuratie van de fractuur
Partieel of totaal (= volledige onderbreking continuiteit, verlies van
steunende functie)
Partiele fractuur komt vaak vr, ook barst genoemd – fractuur begint in het
bot, maar stopt halverwege en loopt uit naar een of andere cortex
Is stabiel
Meerdere RX opnames zijn belangrijk of CT (enkel bij rechtstaand)
Fissuren worden duidelijker na 1w-10d door botresorptie
Niet elke partiele fractuur kan als echte barst gedefinieerd worden
Barst = situatie waarbij 1 cortex onderbroken is, dan stopt fissuur
Sommige vormen van schade aan bot zijn nog minder dan een barst
Subchondrale bottrauma: typisch aan gewrichten
Stressfracturen
overbelasting jong dier dat te zwaar getraind wordt met botresorptie
repetitieve overbelasting, microfracturen, radiolucentie, nooit acuut
predisponerend voor ontstaan volledige fracturen
Anatomische vlakken
Frontaal vlak: lateraal naar mediaal
Sagittaal vlak: dorsaal naar palmair/plantair
Transversaal vlak
Spiraal: spiraliserende fracturen
Soms ook gewoon complexe fracturen
,Wat bepaalt vorm van fractuur: de inwerkende krachten
A en B: zijdelingse impact, prox en dist deel
bewegen naar R
Cortex onder tensie fractuurlijn van L nr R
utiwijken in prox en dist component
= buiging + compressie vh been
Butterfly fragmenten
Hoe groter comprimerende kracht, hoe groter butterfly (3 stukken)
Spiraliserende: roterende krachten
Zuiver comprimerende krachten: licht schuine fractuur
Tractiekrachten: dwarse fractuur
3. Fragmentatie
Beschrijven hoeveel fragmenten aanwezig zijn: eenvoudig – complex
Wat bepaalt of fractuur verbrijzeld/comminuted is of niet: mate van E die
er in bot opgestapeld is op moment er krachten op in werken
Hoe meer E opgestapeld, hoe meer explosie van het bot
4. Open of gesloten
Open: verbinding tss fractuurhaard en buitenwereld via huidwonde
Van zodra ergens verbinding is, is het beschouwd als open fractuur
Omdat continuiteit van huid onderbroken is contaminatie bot mogelijk
5. Stabiel of verplaatst
Stabiel: barsten
Verplaatst: totale fracturen, onstabiel
Spiercontracties bepalen maat van verplaatsing
Vaak verschuiven fragmenten tov elkaar
Bij sommige gaan fragmenten ook uit elkaar: tuberculum
supraglenoidale (dr tractie biceps), patella, ulna, calcaneus, …
Specifieke fracturen
Schilferfractuur: nooit volledige onderbreking qua
steunfunctie vh been
Vaak intra-articulair (extra kan ook)
Chip fracture
Soms niet zichtbaar op bep RX foto’s
, Slabfractuur: van ene gewrichtsinterlinie tot ander
Waar: korte beenderen (longitudinale fract)
Compressiefractuur: indeuking
Waar: korte beenderen (vooral wervel)
Indeukingsfractuur: door druk
Waar: platte beenderen (bv schedel)
Avulsiefractuur: losgetrokken stukken bot
Fragmenten losgetrokken dr zware kracht die
komt op aanhechting ligament op bot
Monteggia fractuur: combinatie van luxatie
gewricht en hierdoor een fractuur
Waar: ellebooggewricht
Radius en ulna naar dors verplaatsen
humeruskop gaat ulna afbreken
Ulnafractuur + dors luxatie gewricht
Groenhout fractuur: als je lidmaat probeert te
bewegen is het pijnlijk, maar bengelt niet
Stabiel
Splijt langs 1 zijde, buigen langs andere zijde
Waar: jonge, elastische lange beenderen
Subperiostale fractuur: beide cortexen onderbroken
Periost zorgt nog vr stabiliteit
Bij jonge dieren is periost zwaar en dik
Stabiel
Salter harrisfractuur: groeiplaten
I: volgens zelfde lijn groeiplaat, groeiplaat zelf
gebroken – stabiel/instabiel
II: fractuur in groeiplaat, metafyse
III: fractuur in groeiplaat, vanuit epifyse, altijd
intra-articulair
IV: groeilaat, epifyse naar metafyse
V: groeiplaat verloren dr compressiefractuur
(bekkenfractuur: altijd 2 fracturen te zien!)
Symptomen van fracturen
Onstabiele fracturen
Soms hoorbaar gekraak (zelden)