Prof. Dr. Martijn Van Heel
BELANGRIJK!
Puntenverdeling
• Schriftelijk examen (80% - meer dan 20 op 40 om te slagen!) -> multiple choice examen,
theoretische vragen, toepassingsvragen en inzicht
• Werktaak (20%)
➔ Slagen op beide onderdelen!
Leerdoelstellingen
- De student kan de verschillende ontwikkelingsfases uitleggen
- De student kan de aangereikte ontwikkelingspsychologische theorieën (e.g., Piaget,
Erikson, Marcia, …) uitleggen
- De student kan de verschillende ontwikkelingsfases herkennen in voorbeelden en kan
voorbeelden geven (uit het dagelijks leven).
- De student kan de ontwikkeling in verschillende levensgebieden (sociaal, fysiek,
cognitief, emotioneel) met elkaar in verband brengen.
LES 1 – Introductie / Theoretische kaders / Prenataal
Ontwikkelingspsychologie = een wetenschappelijke studie van de veranderingsprocessen en
stabiliteit bij (een) individu(en) vanaf de conceptie tot aan de dood op verschillende domeinen
(fysiek, cognitief, socio-emotioneel = verband) in wisselwerking/interactie met de omgeving
Een wetenschappelijke studie (3-stappenproces)
➔ Stellen van vragen
➔ Verklaring(en) formuleren
➔ Onderzoek voeren dat de verklaring steunt/verwerpt
*Er wordt een hypothese geformuleerd dat wordt onderzoekt.*
Twee types onderzoek
1) Correlationeel
= het verband tussen twee gebeurtenissen
Geen! Causaal verband (oorzaak-gevolg)
1
, Voorbeeld: temperament binnen de persoonlijkheidsontwikkeling
➔ Een puber vertoond geweld op school. Thuis ziet men allemaal gewelddadige films op de
grond liggen en wordt dit als de oorzaak van het gedrag gezien.
Voorbeeld: diagram over ijsjes en moordenaars
➔ Warm weer zorgt ervoor dat de mensen meer ijsjes gaan eten maar ook een korter lontje
hebben.
2) Experimenteel
= het één veroorzaakt het ander
Voorbeeld: Pesten tussen kinderen
Een groep kinderen wordt onderverdeeld in twee groepen.
Het ene groepje kijkt naar een mooie film en de anderen
naar een gewelddadige film. Hebben deze omgevingskenmerken een invloed?
*Zuiver experimenteel onderzoek = de omstandigheden zijn hetzelfde, geen verschillen
Debat – nature vs. nurture
• Nature = genetisch
• Nurture = opvoeding
➔ Als iemand opgroeit, aan wat ligt een karaktereigenschap dan?
Voorbeeld: Aan welke element kunnen we, binnen de opvoeding, werken om ervoor te zorgen
dat een kind beter punten haalt?
Verhaal – Three identical strangers
Ze werden in een andere omgeving/gezin geplaatst maar vonden elkaar terug.
De verschillende levensfases
➔ Niet strikt gedefinieerd
(gebaseerd op levensverwachtingen)
• Culturele invloeden
Bv. overgangsrit naar volwassenheid, formele
educatie
• Sociologische invloeden (sociaal leven)
Bv. meer instroom hoger onderwijs,
economische situatie
2
,Basisthema’s – Heel wat vragen hierover….
• Is ontwikkeling continu (elke dag een beetje meer) of discontinu (op weinig tijd veel meer
op cognitief vlak)?
➔ Continu (graduale toename van eenzelfde soort vaardigheid – kwantitatieve verandering)
➔ Discontinu (verschillende stadia met verschillende specifieke kenmerken, een
verandering op het ene gebied kan het andere gebied beïnvloeden – kwalitatieve
verandering)
*Metafoor v/d golf*
• Universeel (Wanneer kunnen de meeste mensen iets?) of individueel (Wat is de variatie,
afhankelijk van de context?)
➔ Universeel = gevoelige/sensitieve periode; bv. taal in de periode tussen 0 – 6/7 jaar
➔ Individueel = unieke combinaties van genen en omgeving, individuele paden van
ontwikkeling met gemeenschappelijke trends
• Nature-nurture debat -> bepalen je levensloop!
➔ Nature = aangeboren, biologisch en gebaseerd op genetische overdracht
➔ Nurture = fysische/sociale wereld dat de biologische en psychologische ontwikkeling
beïnvloedt
Theoretische kaders
1) Psychoanalytische theorie (Sigmund Freud)
= onderbewustzijn (onderkant van de ijsberg) heeft grote invloed
op persoonlijkheid en gedrag
• Freudiaanse verspreking = “Ik wil iedereen graag welkom heten en verklaar bij deze de
vergadering dan ook gesloten…’
➔ Freud denkt dat deze persoon er geen zin in heeft
Voorbeelden:
• Es -> Een baby zal wenen als deze honger heeft.
• Ich -> De baby wordt zich bewust dat zijn mama eten geeft nadat ze van het toilet komt.
(Ik wil iets maar ik kijk naar de situatie)
3
, • Psychoseksuele ontwikkeling
= als er te weinig/veel bevrediging is tijdens een
bepaalde fase (fixatie)
Voorbeeld: te weinig/veel bevrediging tijdens orale fase
➔ Leidt tot roken op latere leeftijd
*Na de genitale zijn we volledig ontwikkeld -> uiteraard niet waar.*
Gevolg v/d theorie
• Het Oedipus-complex (waarbij het kind een door seksualiteit bepaalde instinctieve
erotische binding ontwikkelt voor de ouder van het andere geslacht en de andere ouder
als concurrent ziet) heeft geen standgehouden.
2) Psychosociale theorie (Erik Erikson)
= Identiteitsontwikkeling na conflicten op sociaal vlak
8 verschillende fases (geboorte tot late volwassenheid)
Voorbeelden
Baby (0 – 1 j.) -> hechting(sproblemen), goede verzorging = vertrouwen
Peuter (1 – 3 j.)-> Autonomie (Het kind wilt zelf proberen, het mislukt en je helpt als ouder) vs.
schaamte en twijfel (het kind probeer iets en je geeft die de schuld)
Kleuter (3 – 6 j.) -> initiatief (eigen ideeën) vs. schuld (steunen en geen schuld geven)
Kind (6 – 11 j.) -> Vlijt (Ze willen hun best doen -> zorg voor erkenning daarvan) vs.
minderwaardigheid (te weinig erkenning)
Adolescentie (12 – 18 j.) -> Identiteit (eigen persoon worden, subculturen)
Jonge volwassenheid (18 – 30 j.) -> Intimiteit (overgaan tot vaste partner, kinderen, …) vs.
isolement (dat niet hebben); *uitgetrokken fase want 30-jarigen hebben soms nog geen relatie*
Volwassenheid (30 – 60 j.) -> Scheppend (leidinggevend) vs. stagnatie (je komt op het einde van
je carrière)
Ouderdom (60+ j.) -> Ik-integriteit (Heb ik de juiste keuzes gemaakt?) vs. wanhoop (het besef dat
je niet de juiste keuzes hebt gemaakt)
4