Consumentengedrag - Commerciele Economie Hva
Jaar 1 - Marketing & Sales 2 Deeltoets 3
samenvatting edumundo – algemene economie blok 2.
hva commerciële economie
hoofdstuk 1: destep - economische factoren
drie niveaus van marktomgeving
- microniveau
- mesoniveau
- macroniveau
macroniveau
de macro omgeving van een berijf bestaat uit factoren en ontwikkelingen in de maatschappij die van
invloed kunnen zijn op de afzetmogelijkheden en de keuze van de doelgroepen.
de macro omgeving valt onder te verdelen onder de destep
d = demografische omgeving
e = economische omgeving
s = sociaal-culturele omgeving
t = technologische omgeving
e = ecologische omgeving
p = politieke omgeving
1.2 economische factoren
bij economische factoren wordt er onderscheid gemaakt tussen de factoren die de mogelijkheid voor
bestedingen begrenzen en factoren die de feitelijke bestedingen bepalen.
- factoren die van invloed zijn op de consumptie van individuele huishoudens (b2c)
1. de koopkracht (het reële inkomen)
- het nominale inkomen is uitgedrukt in geld (bijv. het inkomen van iemand is €2100,-)
- inflatie betekend een stijging van het algemene prijspeil van goederen en diensten
- de koopkracht is de reële waarde van het nominaal inkomen, dat wil zeggen de
hoeveelheid goederen en diensten die met dat nominale inkomen kan worden gekocht.
- de koopkracht is het zelfde als et reële inkomen en is dus het nominale inkomen gecorrigeerd
voor inflatie.
- inkomenselasticiteit van de vraag = ey = % verandering vraag / % verandering
inkomen ey < 0 = inferieur goed
ey 0-1 = noodzakelijk (primair) goed
ey > 1 = luxe goed
,2. de rentestand
bij een hoge rentestand zullen consumenten minder geneigd zijn om consumptieve kredieten en
hypotheken af te sluiten. hierdoor zullen zij minder gaan besteden. het is wel aantrekkelijker om te
gaan sparen.
3. het consumentenvertrouwen
dit is een indicator die aangeeft hoe goed de consument de nederlandse economie vertrouwd
4. de vermogenspositie (spaargeld, aandelen, huis, pensioen)
hoe groter het vermogen van iemand is hoe meer zekerheid die persoon heeft wanneer hij/ zij
grote uitgaven wilt of moet doen. bij een lage huizenprijs zal iemand altijd voorzichtiger zijn.
,5. de mogelijkheid tot lenen
wanneer de kans groter is om te lenen krijgt iemand ook de mogelijkheid om meer te besteden.
- de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de investeringen van individuele bedrijven (b2b)
1. afzetverwachting
de belangrijkste reden om te investeren is omdat de investeerder verwacht winst te gaan maken
2. beschikbaarheid van risicokapitaal
kan gegenereerd worden uit winsten of geleend geld
3. rentestand
een hogere rentestand maakt lenen duurder
, hoofdstuk 2 – macro – economie
2.1 bbp en economische groei
- het reële bbp tegen marktprijzen behelst de totale productie van goederen en diensten van een
land. het gaat dan om de optelsom van de productie van bedrijven en van de overheid. hierbij wordt
uitgegaan van product = inkomen. het reële product is gelijk aan het reële bruto inkomen.
- de groei van het reële bbp noemen we de economische groei. wanneer de economische groei
minsten twee kwartalen achter elkaar negatief is dan spreken we van een recessie. dit kan weer
escaleren naar een economische crisis.
- het nominale bbp drukt het bbp in euro’s uit. in 2015 was het nominale bbp van nederland €680
miljard euro. het bbp wordt bepaald door de aanbodkant en de vraagkant van de economie.
2.2 aanbodzijde van de goederenmarkt.
de aanbodkant van de economie bepaalt de productiecapaciteit, dat is de maximale productie die
kan worden bereikt, dus het maximaal te bereiken reële bbp. goederen en diensten worden
geproduceerd met een combinatie van productiefactoren, arbeid, kapitaal, natuur en
ondernemerschap.
- beloning van arbeid = loon
- beloning van kapitaal = intrest en van kapitaalgoederen = huur
- beloning van natuur (natuurlijke rijkdommen en grond) = pacht
- beloning van ondernemerschap = winst
hogere productie
- als de omvang van de broepsbevolking toeneemt, dan neemt de kwantiteit van de factor arbeid toe
en kan er meer worden geproduceerd.
- als er meer geld wordt besteed aan onderwijs, dan neemt de kwaliteit van de factor arbeid toe.
- als de netto investeringen toenemen, dan neemt de kwantiteit/kwaliteit van de productiefactor
kapitaal toe.
- door technologische vernieuwingen neemt de kwaliteit van de productie kapitaal toe.
2.3 vraagzijde van de goederenmarkt
2.3.1 vraagzijde: definities en formules
c = consumptie van gezinnen
i = investeringen van bedrijven, dat betreft de aanschaf van kapitaalgoederen, zoals
machines bedrijfsruimtes en het vermeerderen van de vlottende voorraad
o = overheidsbestedingen
e= export van goederen en diensten
m = import van goederen en diensten
nationale bestedingen
c + i + o inclusief geïmporteerde goederen en diensten.
effectieve vraag
c+i+o+e-m