Module 1
Huishoudens
- Wat is het?
o Huishoudens zijn individuen of gezinnen. Zij kopen goederen en diensten voor
eigen gebruik (zoals eten, kleding, een telefoon), en zij bieden arbeid aan
bedrijven (werken dus), in ruil voor inkomen (zoals loon).
- Voorbeeld:
o Jij werkt in een winkel en krijgt loon. Met dat loon koop je boodschappen.
Dan ben jij een huishouden.
De markt
- Wat is het?
o De markt is de plek waar vraag en aanbod samenkomen. Huishoudens vragen
(willen kopen), bedrijven bieden aan (willen verkopen). Het gaat hier niet
alleen om een fysieke markt (zoals een weekmarkt), maar ook om systemen
of netwerken, zoals de arbeidsmarkt of online marktplaatsen.
- Voorbeeld:
o Jij zoekt werkt (vraag naar werk) en een bedrijf zoekt personeel (aanbod van
werk) dat gebeurt op de arbeidsmarkt.
Economische activiteit
- Wat is het?
o Dit zijn alle handelingen die met geld, goederen en diensten te maken
hebben. Denk aan: werken, kopen, verkopen, produceren, sparen, lenen,
investeren.
- Voorbeeld:
o Een bakker bakt brood (produceren), jij koopt dat brood (consumeren), je
spaart geld voor later (sparen) dit zijn allemaal economische activiteiten.
Economie
- Wat is het?
o De economie is het grote geheel van alle economische activiteiten in een land
of samenleving. Het vak economie onderzoekt hoe mensen omgaan met
schaarste: hoe ze keuzes maken met beperkte midden (zoals geld, tijd,
grondstoffen).
- Voorbeeld:
o De overheid onderzoekt hoeveel geld mensen uitgeven en hoe bedrijven
investeren dat valt allemaal onder de economie
,Hoe werkt de economie?
De economie draait om keuzes maken. Waarom?
Omdat er schaarste is: we hebben beperkte middelen (zoals geld, tijd en grondstoffen), maar
oneindige wensen. Daarom moet een samenleving keuzes maken.
De drie basisvragen van de economie
- Wat produceren we?
o Welke goederen en diensten maken we? (Bijvoorbeeld auto’s of huizen,
onderwijs of leger?)
- Hoe produceren we?
o Met welke middelen en op welke manier maken we die producten?
(Bijvoorbeeld machines of handarbeid, milieuvriendelijk of niet?)
- Voor wie produceren we?
o Wie krijgt de producten en diensten? (Bijvoorbeeld iedereen evenveel, of
afhankelijk van inkomen?)
De 3 productiemiddelen (resources)
Om goederen en diensten te maken, heb je middelen nodig. De economie gebruikt drie
hoofdbronnen:
- Land
o Alles wat uit de natuur komt: grond, water, lucht, olie, bossen, mineralen, zon
- Arbeid
o De inspanning van mensen: lichamelijk en geestelijk werk.
- Kapitaal
o Niet alleen geld, maar ook machines, gebouwen, gereedschappen. Alles wat
nodig is om productie mogelijk te maken.
Efficiëntie vs. Effectiviteit
Denk aan de economie als het bakken en verdelen van een taart
Efficiëntie = de taart zo groot mogelijk maken
- Zo slim mogelijk omgaan met middelen, zodat we zoveel mogelijk produceren met zo
min mogelijk verspilling.
- Voorbeeld: een fabriek maakt 100 auto’s met 10 werknemers in plaats van 20 in
dezelfde tijd. Dat is efficiënter.
Effectiviteit = de taart eerlijk verdelen
- Hoe goed en eerlijk de producten verdeeld worden over de bevolking.
- Voorbeeld: als alleen rijken alle taart krijgen, is het misschien efficiënt, maar niet
effectief voor de hele samenleving.
Oppertuniteitskosten
Oppertuniteitskosten zijn de waarde van het beste alternatief dat je opgeeft als je een keuze
maakt. Of anders gezegd: het is wat je mist doordat je voor iets anders kiest.
Voorbeeld: studeren aan de universiteit
Als je besluit om naar de universiteit te gaan, dan kost dat meer dan alleen collegegeld. Je
geeft namelijk ook tijd en kansen op andere dingen op:
, Wat je krijgt +
- Een diploma
- Kennis en vaardigheden
- Mogelijk een hoger inkomen in de toekomst
Wat je ervoor opgeeft –
- Loon dat je had kunnen verdienen
- Tijd
De oppertuniteitskosten van naar de universiteit gaan zijn het inkomen en de ervaringen die
je misloopt doordat je kiest om te studeren in plaats van te werken.
Marginaal denken
Marginaal denken betekent: beslissingen nemen door te kijken naar de extra (marginale)
kosten en baten van 1 eenheid meer.
Bijvoorbeeld:
- Moet ik nog 1 uur studeren?
- Moet ik nog 1 product maken?
Je vergelijkt dan:
- Marginale baten (wat levert die extra eenheid op?)
- Marginale kosten (wat kost het jou extra?)
Het optimum (efficiënt punt):
Is het snijpunt van de twee lijnen dit is het optimale beslissingsmoment: daar is de marginale
baat gelijk aan de marginale kost.
Waarom daalt marginale baat meestal?
Omdat hoe meer je van iets hebt, hoe minder waarde 1 extra eenheid meestal heeft.
Huishoudens
- Wat is het?
o Huishoudens zijn individuen of gezinnen. Zij kopen goederen en diensten voor
eigen gebruik (zoals eten, kleding, een telefoon), en zij bieden arbeid aan
bedrijven (werken dus), in ruil voor inkomen (zoals loon).
- Voorbeeld:
o Jij werkt in een winkel en krijgt loon. Met dat loon koop je boodschappen.
Dan ben jij een huishouden.
De markt
- Wat is het?
o De markt is de plek waar vraag en aanbod samenkomen. Huishoudens vragen
(willen kopen), bedrijven bieden aan (willen verkopen). Het gaat hier niet
alleen om een fysieke markt (zoals een weekmarkt), maar ook om systemen
of netwerken, zoals de arbeidsmarkt of online marktplaatsen.
- Voorbeeld:
o Jij zoekt werkt (vraag naar werk) en een bedrijf zoekt personeel (aanbod van
werk) dat gebeurt op de arbeidsmarkt.
Economische activiteit
- Wat is het?
o Dit zijn alle handelingen die met geld, goederen en diensten te maken
hebben. Denk aan: werken, kopen, verkopen, produceren, sparen, lenen,
investeren.
- Voorbeeld:
o Een bakker bakt brood (produceren), jij koopt dat brood (consumeren), je
spaart geld voor later (sparen) dit zijn allemaal economische activiteiten.
Economie
- Wat is het?
o De economie is het grote geheel van alle economische activiteiten in een land
of samenleving. Het vak economie onderzoekt hoe mensen omgaan met
schaarste: hoe ze keuzes maken met beperkte midden (zoals geld, tijd,
grondstoffen).
- Voorbeeld:
o De overheid onderzoekt hoeveel geld mensen uitgeven en hoe bedrijven
investeren dat valt allemaal onder de economie
,Hoe werkt de economie?
De economie draait om keuzes maken. Waarom?
Omdat er schaarste is: we hebben beperkte middelen (zoals geld, tijd en grondstoffen), maar
oneindige wensen. Daarom moet een samenleving keuzes maken.
De drie basisvragen van de economie
- Wat produceren we?
o Welke goederen en diensten maken we? (Bijvoorbeeld auto’s of huizen,
onderwijs of leger?)
- Hoe produceren we?
o Met welke middelen en op welke manier maken we die producten?
(Bijvoorbeeld machines of handarbeid, milieuvriendelijk of niet?)
- Voor wie produceren we?
o Wie krijgt de producten en diensten? (Bijvoorbeeld iedereen evenveel, of
afhankelijk van inkomen?)
De 3 productiemiddelen (resources)
Om goederen en diensten te maken, heb je middelen nodig. De economie gebruikt drie
hoofdbronnen:
- Land
o Alles wat uit de natuur komt: grond, water, lucht, olie, bossen, mineralen, zon
- Arbeid
o De inspanning van mensen: lichamelijk en geestelijk werk.
- Kapitaal
o Niet alleen geld, maar ook machines, gebouwen, gereedschappen. Alles wat
nodig is om productie mogelijk te maken.
Efficiëntie vs. Effectiviteit
Denk aan de economie als het bakken en verdelen van een taart
Efficiëntie = de taart zo groot mogelijk maken
- Zo slim mogelijk omgaan met middelen, zodat we zoveel mogelijk produceren met zo
min mogelijk verspilling.
- Voorbeeld: een fabriek maakt 100 auto’s met 10 werknemers in plaats van 20 in
dezelfde tijd. Dat is efficiënter.
Effectiviteit = de taart eerlijk verdelen
- Hoe goed en eerlijk de producten verdeeld worden over de bevolking.
- Voorbeeld: als alleen rijken alle taart krijgen, is het misschien efficiënt, maar niet
effectief voor de hele samenleving.
Oppertuniteitskosten
Oppertuniteitskosten zijn de waarde van het beste alternatief dat je opgeeft als je een keuze
maakt. Of anders gezegd: het is wat je mist doordat je voor iets anders kiest.
Voorbeeld: studeren aan de universiteit
Als je besluit om naar de universiteit te gaan, dan kost dat meer dan alleen collegegeld. Je
geeft namelijk ook tijd en kansen op andere dingen op:
, Wat je krijgt +
- Een diploma
- Kennis en vaardigheden
- Mogelijk een hoger inkomen in de toekomst
Wat je ervoor opgeeft –
- Loon dat je had kunnen verdienen
- Tijd
De oppertuniteitskosten van naar de universiteit gaan zijn het inkomen en de ervaringen die
je misloopt doordat je kiest om te studeren in plaats van te werken.
Marginaal denken
Marginaal denken betekent: beslissingen nemen door te kijken naar de extra (marginale)
kosten en baten van 1 eenheid meer.
Bijvoorbeeld:
- Moet ik nog 1 uur studeren?
- Moet ik nog 1 product maken?
Je vergelijkt dan:
- Marginale baten (wat levert die extra eenheid op?)
- Marginale kosten (wat kost het jou extra?)
Het optimum (efficiënt punt):
Is het snijpunt van de twee lijnen dit is het optimale beslissingsmoment: daar is de marginale
baat gelijk aan de marginale kost.
Waarom daalt marginale baat meestal?
Omdat hoe meer je van iets hebt, hoe minder waarde 1 extra eenheid meestal heeft.