Drama
Inhoud van een dramales is altijd: IWIKA
Inleiding
Warming-up
Instructie van de kern
Kern
Afsluiting
De vaardigheden die bij drama & dans centraal staan zijn:
Dansen en spelen
Beschouwen
Ontwerpen en vormgeven
Choreograferen en regisseren
Presenteren
Dans en drama maakt voor de beschrijving van de inhoud gebruik van het zogenaamde Materie-
Vorm-Betekenis-model (MVB-model). Voor de toepassing van het model wordt een thema of
onderwerp procesmatig uitgewerkt, wat resulteert in een product waarbij de persoonlijke verbinding
met een thema of onderwerp zichtbaar wordt.
, Het is belangrijk om in de lessen dans en drama aan te sluiten bij de leef- en belevingswereld van de
leerlingen. Hierin worden drie ontwikkelingsstadia onderscheiden:
Het stadium van 0 tot 6 jaar, waarin kinderen associatief zijn nog geen duidelijk onderscheid
zien tussen spel/fantasie en werkelijkheid. Hun spel is vaak spontaan en nabootsend. Bij dans
ligt het accent op het spontane dansen. Bij drama ligt het accent meer op het fysieke spel
dan op het talige spel.
2. Het stadium van 6 tot 9 jaar, waarin leerlingen zich meer bewust worden van dans als
communicatie en uitdrukkingsmiddel. Ze gaan meer bewust onderzoeken en experimenteren
met bewegen. Ze willen ook graag een concrete dans leren en vinden het leuk om die aan
elkaar te laten zien. Bij drama spelen ze situaties na uit hun dagelijkse werkelijkheid maar
ook uit die van de grotere wereld om hen heen. De nadruk ligt nog op fysiek spel, maar er
kunnen meer talige opdrachten bijkomen.
3. Het stadium van 10 tot 15 jaar, waarin leerlingen zelfstandig kunnen werken en een eigen
inbreng willen hebben in de les. Ze leren danspassen, maken choreografieën en voeren deze
uit. Leerlingen zijn in deze periode vaak wat onzeker over zichzelf, hun lichaam en ideeën.
Het taalbegrip en begrijpend lezen zijn op een niveau dat ze een vaste (toneel)tekst kunnen
spelen en zelf (speel)teksten kunnen schrijven. Leerlingen hebben met name behoefte aan
een podium voor hun persoonlijke ideeën. Ze spelen en dansen graag voor publiek.
De 3 kennisdomeinen:
Domein 1: Belang van het vak
Domein 2: Structuur van het vak
Domein 3: Leerlingen en het vak
De 3 fases die bij drama & dans horen zijn: (zie model)
Productie, receptie, reflectie
Er is een driedeling van drama binnen het basisonderwijs:
1- Drama als cultuurgoed
2- Drama als didactisch middel
Inhoud van een dramales is altijd: IWIKA
Inleiding
Warming-up
Instructie van de kern
Kern
Afsluiting
De vaardigheden die bij drama & dans centraal staan zijn:
Dansen en spelen
Beschouwen
Ontwerpen en vormgeven
Choreograferen en regisseren
Presenteren
Dans en drama maakt voor de beschrijving van de inhoud gebruik van het zogenaamde Materie-
Vorm-Betekenis-model (MVB-model). Voor de toepassing van het model wordt een thema of
onderwerp procesmatig uitgewerkt, wat resulteert in een product waarbij de persoonlijke verbinding
met een thema of onderwerp zichtbaar wordt.
, Het is belangrijk om in de lessen dans en drama aan te sluiten bij de leef- en belevingswereld van de
leerlingen. Hierin worden drie ontwikkelingsstadia onderscheiden:
Het stadium van 0 tot 6 jaar, waarin kinderen associatief zijn nog geen duidelijk onderscheid
zien tussen spel/fantasie en werkelijkheid. Hun spel is vaak spontaan en nabootsend. Bij dans
ligt het accent op het spontane dansen. Bij drama ligt het accent meer op het fysieke spel
dan op het talige spel.
2. Het stadium van 6 tot 9 jaar, waarin leerlingen zich meer bewust worden van dans als
communicatie en uitdrukkingsmiddel. Ze gaan meer bewust onderzoeken en experimenteren
met bewegen. Ze willen ook graag een concrete dans leren en vinden het leuk om die aan
elkaar te laten zien. Bij drama spelen ze situaties na uit hun dagelijkse werkelijkheid maar
ook uit die van de grotere wereld om hen heen. De nadruk ligt nog op fysiek spel, maar er
kunnen meer talige opdrachten bijkomen.
3. Het stadium van 10 tot 15 jaar, waarin leerlingen zelfstandig kunnen werken en een eigen
inbreng willen hebben in de les. Ze leren danspassen, maken choreografieën en voeren deze
uit. Leerlingen zijn in deze periode vaak wat onzeker over zichzelf, hun lichaam en ideeën.
Het taalbegrip en begrijpend lezen zijn op een niveau dat ze een vaste (toneel)tekst kunnen
spelen en zelf (speel)teksten kunnen schrijven. Leerlingen hebben met name behoefte aan
een podium voor hun persoonlijke ideeën. Ze spelen en dansen graag voor publiek.
De 3 kennisdomeinen:
Domein 1: Belang van het vak
Domein 2: Structuur van het vak
Domein 3: Leerlingen en het vak
De 3 fases die bij drama & dans horen zijn: (zie model)
Productie, receptie, reflectie
Er is een driedeling van drama binnen het basisonderwijs:
1- Drama als cultuurgoed
2- Drama als didactisch middel