INLEIDING
Pedagogiek → oorsprong in het oude Griekenland
= de wetenschappelijke studie of theorie van opvoeding
Principes die horen bij PH
➢ Onmiddellijk ageren (handelen)
➢ Je kan niet ‘niet ageren’
Niet ageren is ook ageren
➢ Aangepast aan dát kind op dát moment
DUS maakt het uniek - flexibel - passend
Pedagogisch of opvoedkundig handelen = rekening houden met inzichten uit de
opvoedkunde/pedagogiek tijdens het handelen
1. HET PEDAGOGISCH MODEL
1.1. Het kind en zijn psychologische basisbehoeften
Het model laat toe om vanuit reflectie een veilige leersituatie te bouwen
Kind staat centraal met zijn unieke set aan ontwikkelingsmogelijkheden
Psychologische basisbehoeften
➢ Verbondenheid: ik hoor erbij
Aandacht voor een warme en hechte band
➢ Competentie: ik kan het
Zelfvertrouwen van de kinderen stimuleren
➢ Autonomie: ik wil het zelf
Kinderen willen zelf sturing geven aan wat ze doen
1.2. Een pedagogisch antwoord: basishouding leerkracht
Er zijn 4 basishoudingen van een opvoeder/leerkracht:
➢ Waarderen
Het onvoorwaardelijk accepteren van het kind zelf (MAAR niet van elk gedrag!)
➢ Ondersteunen
Je biedt het kind een helpende hand om te verkennen met zelfvertrouwen
➢ Uitdagen
Het kind activeren buiten zijn/haar comfortzone, hen laten ontdekken - experimenteren
➢ Vertrouwen
Laat het kind ervaren dat je in hem/haar gelooft, ontdekkingsproces gunnen (‘loslaten’)
1.3. Contexten waarbinnen pedagogisch handelen plaatsvindt
➢ Thuiscontext: Gezin
De primaire opvoeders van het kind - gezinsverband / familieleden
➢ Peergroup: leeftijdsgenoten
De kinderen van dezelfde leeftijd rond het kind zelf - klasgroep
➢ Leerkracht
Als professionele opvoeder ga je met ieder kind een relatie aan, brengt de kinderen een
eigen inkleuring aan het waarderen, ondersteunen, uitdagen en vertrouwen
➢ School: gesocialiseerde functie
Tweede opvoedingsmilieu met eigen waarden en normen
➢ Buurt
Elk kind groeit op in een wijk met sociale contacten - gedeelde waarden en normen
, 1.4. Algemene context waarbinnen opvoeden plaatsvindt
Opvoeden gebeurt NU in DEZE samenleving, hier in een Europese context
Elke maatschappij legt zijn eigen waarden en normen vast
→ Kan verschillend zijn van vroeger - andere plekken op de wereld
De visie van de maatschappij wordt gedeeltelijk vastgelegd in wetten
Pedagogisch handelen is complex…
→ Moeilijk te plannen
→ Niet niet ageren - choose your battles
→ Verschillen tussen kinderen niet vergeten
2. HET KIND EN ZIJN PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN
Het kind staat centraal, vertrekpunt voor ons handelen als leerkracht
❕ Ieder kind is uniek ⇒ gaat gepaard met het temperament
(persoonlijkheidskenmerken die reeds bij de geboorte aanwezig zijn)
Doel: kind tot een evenwichtige volwassene laten ontplooien
❕ Enkel als je aan de basisbehoeften voldoet kan het kind leren en ontwikkelen
2.1. De behoefte aan verbondenheid - ik hoor erbij
Je voelt je verbonden als je je op je gemak voelt, je kan zijn wie je bent
⇒ in het begin van het schooljaar ligt de klemtoon op het elkaar leren kennen en
waarderen
Binding werkt in dubbele richting: zowel de leerkracht als de leerling stellen zich open naar elkaar
en leren elkaar beter kennen ⇒ kinderen worden gerespecteerd en leren anderen
respecteren
Geen verbondenheid > sociaal isolement > minderwaardigheidscomplex
❕ Vrijkomen van het knuffelhormoon
➢ Hechtingstheorie
Hechting is belangrijk in de eerste 5 levensjaren
⇒ invloed op sociale relaties
Belangrijkste vorm van sociale relaties is in de babytijd het hechtingsproces: de baby
bouwt een positieve emotionele band op met een specifieke opvoedingsfiguur
Veilige hechting = het kind gebruikt zijn directe opvoeders als thuisbasis en voelt zich op
zijn gemak als deze aanwezig is
⇒ minder psychische problemen
⇒ sociaal en emotioneel vaardiger
⇒ kwaliteitsvolle liefdesrelaties aangaan
❕ Onveilige hechting ⇒ problemen in het latere leven
Sociaal-emotionele ontwikkeling zal de verbondenheid met anderen en zichzelf versterken
(vorming van vriendschappen - verbondenheid tussen de leerlingen en als leerkracht mét de leerlingen)
Co-regulatie = omgaan met mensen met een positief zelfbeeld maakt de kans groter op
een eigen positief zelfbeeld
➢ Bij een groep horen
De motivatie voor het leren kan versterkt worden door verbondenheid (basisbehoefte)
Samen streven naar 1 bepaald doel maakt ons gelukkig
Het feit dat je deel uitmaakt van een groep maakt je mentaal sterker
Pedagogiek → oorsprong in het oude Griekenland
= de wetenschappelijke studie of theorie van opvoeding
Principes die horen bij PH
➢ Onmiddellijk ageren (handelen)
➢ Je kan niet ‘niet ageren’
Niet ageren is ook ageren
➢ Aangepast aan dát kind op dát moment
DUS maakt het uniek - flexibel - passend
Pedagogisch of opvoedkundig handelen = rekening houden met inzichten uit de
opvoedkunde/pedagogiek tijdens het handelen
1. HET PEDAGOGISCH MODEL
1.1. Het kind en zijn psychologische basisbehoeften
Het model laat toe om vanuit reflectie een veilige leersituatie te bouwen
Kind staat centraal met zijn unieke set aan ontwikkelingsmogelijkheden
Psychologische basisbehoeften
➢ Verbondenheid: ik hoor erbij
Aandacht voor een warme en hechte band
➢ Competentie: ik kan het
Zelfvertrouwen van de kinderen stimuleren
➢ Autonomie: ik wil het zelf
Kinderen willen zelf sturing geven aan wat ze doen
1.2. Een pedagogisch antwoord: basishouding leerkracht
Er zijn 4 basishoudingen van een opvoeder/leerkracht:
➢ Waarderen
Het onvoorwaardelijk accepteren van het kind zelf (MAAR niet van elk gedrag!)
➢ Ondersteunen
Je biedt het kind een helpende hand om te verkennen met zelfvertrouwen
➢ Uitdagen
Het kind activeren buiten zijn/haar comfortzone, hen laten ontdekken - experimenteren
➢ Vertrouwen
Laat het kind ervaren dat je in hem/haar gelooft, ontdekkingsproces gunnen (‘loslaten’)
1.3. Contexten waarbinnen pedagogisch handelen plaatsvindt
➢ Thuiscontext: Gezin
De primaire opvoeders van het kind - gezinsverband / familieleden
➢ Peergroup: leeftijdsgenoten
De kinderen van dezelfde leeftijd rond het kind zelf - klasgroep
➢ Leerkracht
Als professionele opvoeder ga je met ieder kind een relatie aan, brengt de kinderen een
eigen inkleuring aan het waarderen, ondersteunen, uitdagen en vertrouwen
➢ School: gesocialiseerde functie
Tweede opvoedingsmilieu met eigen waarden en normen
➢ Buurt
Elk kind groeit op in een wijk met sociale contacten - gedeelde waarden en normen
, 1.4. Algemene context waarbinnen opvoeden plaatsvindt
Opvoeden gebeurt NU in DEZE samenleving, hier in een Europese context
Elke maatschappij legt zijn eigen waarden en normen vast
→ Kan verschillend zijn van vroeger - andere plekken op de wereld
De visie van de maatschappij wordt gedeeltelijk vastgelegd in wetten
Pedagogisch handelen is complex…
→ Moeilijk te plannen
→ Niet niet ageren - choose your battles
→ Verschillen tussen kinderen niet vergeten
2. HET KIND EN ZIJN PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN
Het kind staat centraal, vertrekpunt voor ons handelen als leerkracht
❕ Ieder kind is uniek ⇒ gaat gepaard met het temperament
(persoonlijkheidskenmerken die reeds bij de geboorte aanwezig zijn)
Doel: kind tot een evenwichtige volwassene laten ontplooien
❕ Enkel als je aan de basisbehoeften voldoet kan het kind leren en ontwikkelen
2.1. De behoefte aan verbondenheid - ik hoor erbij
Je voelt je verbonden als je je op je gemak voelt, je kan zijn wie je bent
⇒ in het begin van het schooljaar ligt de klemtoon op het elkaar leren kennen en
waarderen
Binding werkt in dubbele richting: zowel de leerkracht als de leerling stellen zich open naar elkaar
en leren elkaar beter kennen ⇒ kinderen worden gerespecteerd en leren anderen
respecteren
Geen verbondenheid > sociaal isolement > minderwaardigheidscomplex
❕ Vrijkomen van het knuffelhormoon
➢ Hechtingstheorie
Hechting is belangrijk in de eerste 5 levensjaren
⇒ invloed op sociale relaties
Belangrijkste vorm van sociale relaties is in de babytijd het hechtingsproces: de baby
bouwt een positieve emotionele band op met een specifieke opvoedingsfiguur
Veilige hechting = het kind gebruikt zijn directe opvoeders als thuisbasis en voelt zich op
zijn gemak als deze aanwezig is
⇒ minder psychische problemen
⇒ sociaal en emotioneel vaardiger
⇒ kwaliteitsvolle liefdesrelaties aangaan
❕ Onveilige hechting ⇒ problemen in het latere leven
Sociaal-emotionele ontwikkeling zal de verbondenheid met anderen en zichzelf versterken
(vorming van vriendschappen - verbondenheid tussen de leerlingen en als leerkracht mét de leerlingen)
Co-regulatie = omgaan met mensen met een positief zelfbeeld maakt de kans groter op
een eigen positief zelfbeeld
➢ Bij een groep horen
De motivatie voor het leren kan versterkt worden door verbondenheid (basisbehoefte)
Samen streven naar 1 bepaald doel maakt ons gelukkig
Het feit dat je deel uitmaakt van een groep maakt je mentaal sterker