Hersenen en gedrag
Gedrag:
Biologische psychologie:
Uitgangspunten:
De mens is ‘een beschreven blad’. Al bij de conceptie wordt de erfelijke bagage,
het DNA, van een mens vastgelegd. Deze bepaalt of beïnvloed- daarover lopen
de opvattingen binnen deze stroming uiteen- de gedragsmogelijkheden van de
mens.
Gedrag en dachten, emoties en motieven hangen altijd samen met biologische
processen in het lichaam. Zo kan gedrag worden veroorzaakt door een virus, een
erfelijk gen, een cel afwijking, en een teveel of tekort aan hersen- en
lichaamsstofjes zoals neurotransmitters en hormonen.
De hersenen zijn het belangrijkste orgaan bij het sturen van gedrag, gedachten,
emoties enzovoorts. Zonder hersenen is gedrag onmogelijk.
Mensen zijn het product van een langdurige evolutionaire geschiedenis. Gedrag
van mensen kan begrijpelijk worden door het te plaatsen binnen de evolutie.
Evolutionaire psychologie:
Uitgangspunten:
Hersenen zijn, net als alle andere onderdelen van het lichaam, de uitkomst van
een evolutionair proces.
Daaruit volgt dat, al is iedereen uniek, ieders geest ook kenmerken heeft die
terug te vinden zijn bij alle andere mensen. Deze worden door middel van
natuurlijke selectie doorgegeven van generatie op generatie omdat ze helpen bij
overleving en voortplanting.
Deze universele kenmerken van de menselijke geest, psychologische adaptaties
(=aanpassingen) genoemd, zorgen ervoor dat onze gedragsmogelijkheden (die in
theorie oneindig zijn) gereduceerd worden tot een beperkt aantal acties.
Psychologische adaptaties zijn complex, bestaan uit verschillende onderdelen,
zijn functioneel gespecialiseerd en bovendien talrijk, snel, automatisch en
onbewust.
,Massive modularity hypothesis: ‘’The mind is a “a collection of instincts adapted
for solving evolutionarily significant problems -the mind as a Swiss Army knife”.
- Denk bijv. aan snel en gepast reageren op bijvoorbeeld een slang of op een
mogelijk ontrouwe partner, of aan de gevoelens van zorg die worden
opgewekt door baby’s en jonge dieren.
Darwins theorie:
Er is competitie om de beperkte hoeveelheid hulpbronnen en er is variatie tussen
soortgenoten.
Die dieren die het beste zijn aangepast aan hun natuurlijke omgeving, zullen het
gemakkelijkst voedsel kunnen vinden, zich beter kunnen verdedigen tegen
aanvallers, beter bestand zijn tegen parasieten en soepeler weten om te gaan
met de eisen van het klimaat en meer gezonde nakomelingen produceren dan
minder goed aangepaste soortgenoten dit is het proces van ‘natuurlijke
selectie’ of ‘survival of the fittest’.
- Fittest= passend
Hoe onderscheid je adaptaties (=aanpassingen) van eigenschappen die niet
bijdragen aan overleving en voorplanting?:
- Ze zijn complex van aard
- Ze bestaan uit verschillende onderdelen
- Ze werken automatisch
- Ze hebben een duidelijke functie
Wel vreemd dat sommige dieren die niet goed zijn aangepast toch overleven,
Darwins verklaring hierop is: Seksuele selectie.
- Bepaalde kenmerken, hoe onhandig ook, doen het goed bij het andere
geslacht en worden zo doorgegeven (bijvoorbeeld gekleurde vogels).
Seksuele selectie heeft meer invloed op het uiterlijk en gedrag van mannetjes
dan op dat van vrouwtjes. Dit verschil wordt seksueel dimorfisme genoemd, denk
bijvoorbeeld aan de spieropbouw. Het houdt verband met de hoeveelheid tijd en
energie die mannetjes en vrouwtjes in het nageslacht stoppen.
Seksuele selectie selecteert dus op andere eigenschappen dan natuurlijke
selectie. Bij dieren zijn de mannetjes groot, sterk en agressief en de vrouwtjes
kieskeurig. Bij mensen is er minder verschil. Mannen zijn ook kieskeurig en
investeren ook in nageslacht.
Na Darwin:
Meer inzicht in erfelijkheid (genen, DNA)
Ethologie: onderzoek naar de adaptieve waarde van diergedrag.
- Wat is de directe oorzaak van gedrag?
- Hoe ontwikkelt gedrag zich?
- Wat is de functie voor overleving?
- Wat is de evolutionaire geschiedenis van gedrag?
,Konrad Lorenz onderzocht het mechanisme van imprinting (= genetisch
geprogrammeerd, snel leerproces binnen een kritische periode) bij ganzen.
Bill Hamilton voegde inclusive fitness (= het directe + indirecte
voortplantingssucces van een individu) toe aan de theorie van Darwin.
- Het gaat niet alleen om het reproductieve succes van een individu zelf
maar ook om diens bijdrage aan de ontwikkeling van genetisch verwanten
(zoals een jonger broertje of zusje, een neefje of nichtje).
Vergelijkende psychologie: gedrag van mens en dier vergelijken.
Typisch voor mensen:
- Cumulatieve cultuur: we nemen niet alleen dingen van elkaar over maar
brengen ook verbeteringen aan.
- Shared intentionality: samen iets doen en bereiken.
Cognitieve archeologie: op basis van vondsten (fossielen en artefacten) wordt er
een beeld gevormd van onze voorouders. Zie in de tabel belangrijke overgangen:
- 200.000 – 10.000 jaar geleden tussen deze tijd zijn de meeste
overgangen geweest, bijvoorbeeld het ontstaan van jaloezie. De hersenen
zijn groter geworden.
Kritiek op de evolutionaire psychologie:
- Het is star, alsof alles om aangeboren instincten draait.
- Het is niet te toetsen, het zijn verklaringen achteraf.
- Politieke agenda? Seksistisch? Naturalistic fallacy: het idee wat men in de
praktijk/natuur aantreft ook juist vindt.
- Teveel nadruk op genen. Er is nog weinig kennis van epi-genetica: het tot
expressie komen van genen in samenspel met de omgeving.
Ons brein:
Bij al onze gedragingen, gewaarwordingen, ervaringen, gedachten en gevoelens
is ons brein betrokken. Het menselijk brein is een mysterieus orgaan, een
onvoorstelbaar complex systeem van netwerken van neuronen dat altijd actief is,
altijd zoemt en ronkt ook als we slapen of dagdromen.
Cellichaam en dendrieten grijze stof, de myeline om het axon witte stof
, Hersencellen:
Ons brein is een zachte klomp hersencellen. We hebben naar schatting 80 miljard
Neuronen en 80 miljard Gliacellen.
- Neuronen: overdracht zintuigelijke, motorische en interneuronale
informatie
- Gliacellen: ‘steuncellen’: structuur/stevigheid, aanvoer voedingsstoffen,
opruimen afval, isolatie axonen (myeline), wegwijzen, vorming bloed-
hersenbarrière, bufferfunctie
Een doorsnee neuron, hieronder afgebeeld staan 2 typen gliacellen, kent veel
toepassingsgebieden:
Er zijn heel veel verbindingsmogelijkheden, soms heeft een cel er wel 150.000. In
totaal zijn er 10 tot de macht 79 verbinden mogelijk!
Onze neuronen en hun verbindingen bepalen ons gedrag, wie we zijn et cetera.
- Deze relatie achterhalen is niet eenvoudig.
Neurowetenschappen
‘’Neurowetenschappers bestuderen het zenuwstelsel van de mens. Het
zenuwstelsel verwerkt zintuiglijke informatie, maakt het lichaam klaar voor actie
of rust, zet emotionele en cognitieve
processen in gang en stuurt de spieren aan. Kortom, het zenuwstelsel speelt een
coördinerende rol bij al onze handelingen.’’
- De centrale verwerkingseenheid van ons zenuwstelsel is het brein.
Een belangrijk onderscheid dat neurowetenschappers maken is tussen structuur
en functie.
- Structuur= de anatomie: gebieden in de hersenen onderscheiden zich van
elkaar op basis van bijvoorbeeld het soort neuronen dat zich er bevindt.
Gedrag:
Biologische psychologie:
Uitgangspunten:
De mens is ‘een beschreven blad’. Al bij de conceptie wordt de erfelijke bagage,
het DNA, van een mens vastgelegd. Deze bepaalt of beïnvloed- daarover lopen
de opvattingen binnen deze stroming uiteen- de gedragsmogelijkheden van de
mens.
Gedrag en dachten, emoties en motieven hangen altijd samen met biologische
processen in het lichaam. Zo kan gedrag worden veroorzaakt door een virus, een
erfelijk gen, een cel afwijking, en een teveel of tekort aan hersen- en
lichaamsstofjes zoals neurotransmitters en hormonen.
De hersenen zijn het belangrijkste orgaan bij het sturen van gedrag, gedachten,
emoties enzovoorts. Zonder hersenen is gedrag onmogelijk.
Mensen zijn het product van een langdurige evolutionaire geschiedenis. Gedrag
van mensen kan begrijpelijk worden door het te plaatsen binnen de evolutie.
Evolutionaire psychologie:
Uitgangspunten:
Hersenen zijn, net als alle andere onderdelen van het lichaam, de uitkomst van
een evolutionair proces.
Daaruit volgt dat, al is iedereen uniek, ieders geest ook kenmerken heeft die
terug te vinden zijn bij alle andere mensen. Deze worden door middel van
natuurlijke selectie doorgegeven van generatie op generatie omdat ze helpen bij
overleving en voortplanting.
Deze universele kenmerken van de menselijke geest, psychologische adaptaties
(=aanpassingen) genoemd, zorgen ervoor dat onze gedragsmogelijkheden (die in
theorie oneindig zijn) gereduceerd worden tot een beperkt aantal acties.
Psychologische adaptaties zijn complex, bestaan uit verschillende onderdelen,
zijn functioneel gespecialiseerd en bovendien talrijk, snel, automatisch en
onbewust.
,Massive modularity hypothesis: ‘’The mind is a “a collection of instincts adapted
for solving evolutionarily significant problems -the mind as a Swiss Army knife”.
- Denk bijv. aan snel en gepast reageren op bijvoorbeeld een slang of op een
mogelijk ontrouwe partner, of aan de gevoelens van zorg die worden
opgewekt door baby’s en jonge dieren.
Darwins theorie:
Er is competitie om de beperkte hoeveelheid hulpbronnen en er is variatie tussen
soortgenoten.
Die dieren die het beste zijn aangepast aan hun natuurlijke omgeving, zullen het
gemakkelijkst voedsel kunnen vinden, zich beter kunnen verdedigen tegen
aanvallers, beter bestand zijn tegen parasieten en soepeler weten om te gaan
met de eisen van het klimaat en meer gezonde nakomelingen produceren dan
minder goed aangepaste soortgenoten dit is het proces van ‘natuurlijke
selectie’ of ‘survival of the fittest’.
- Fittest= passend
Hoe onderscheid je adaptaties (=aanpassingen) van eigenschappen die niet
bijdragen aan overleving en voorplanting?:
- Ze zijn complex van aard
- Ze bestaan uit verschillende onderdelen
- Ze werken automatisch
- Ze hebben een duidelijke functie
Wel vreemd dat sommige dieren die niet goed zijn aangepast toch overleven,
Darwins verklaring hierop is: Seksuele selectie.
- Bepaalde kenmerken, hoe onhandig ook, doen het goed bij het andere
geslacht en worden zo doorgegeven (bijvoorbeeld gekleurde vogels).
Seksuele selectie heeft meer invloed op het uiterlijk en gedrag van mannetjes
dan op dat van vrouwtjes. Dit verschil wordt seksueel dimorfisme genoemd, denk
bijvoorbeeld aan de spieropbouw. Het houdt verband met de hoeveelheid tijd en
energie die mannetjes en vrouwtjes in het nageslacht stoppen.
Seksuele selectie selecteert dus op andere eigenschappen dan natuurlijke
selectie. Bij dieren zijn de mannetjes groot, sterk en agressief en de vrouwtjes
kieskeurig. Bij mensen is er minder verschil. Mannen zijn ook kieskeurig en
investeren ook in nageslacht.
Na Darwin:
Meer inzicht in erfelijkheid (genen, DNA)
Ethologie: onderzoek naar de adaptieve waarde van diergedrag.
- Wat is de directe oorzaak van gedrag?
- Hoe ontwikkelt gedrag zich?
- Wat is de functie voor overleving?
- Wat is de evolutionaire geschiedenis van gedrag?
,Konrad Lorenz onderzocht het mechanisme van imprinting (= genetisch
geprogrammeerd, snel leerproces binnen een kritische periode) bij ganzen.
Bill Hamilton voegde inclusive fitness (= het directe + indirecte
voortplantingssucces van een individu) toe aan de theorie van Darwin.
- Het gaat niet alleen om het reproductieve succes van een individu zelf
maar ook om diens bijdrage aan de ontwikkeling van genetisch verwanten
(zoals een jonger broertje of zusje, een neefje of nichtje).
Vergelijkende psychologie: gedrag van mens en dier vergelijken.
Typisch voor mensen:
- Cumulatieve cultuur: we nemen niet alleen dingen van elkaar over maar
brengen ook verbeteringen aan.
- Shared intentionality: samen iets doen en bereiken.
Cognitieve archeologie: op basis van vondsten (fossielen en artefacten) wordt er
een beeld gevormd van onze voorouders. Zie in de tabel belangrijke overgangen:
- 200.000 – 10.000 jaar geleden tussen deze tijd zijn de meeste
overgangen geweest, bijvoorbeeld het ontstaan van jaloezie. De hersenen
zijn groter geworden.
Kritiek op de evolutionaire psychologie:
- Het is star, alsof alles om aangeboren instincten draait.
- Het is niet te toetsen, het zijn verklaringen achteraf.
- Politieke agenda? Seksistisch? Naturalistic fallacy: het idee wat men in de
praktijk/natuur aantreft ook juist vindt.
- Teveel nadruk op genen. Er is nog weinig kennis van epi-genetica: het tot
expressie komen van genen in samenspel met de omgeving.
Ons brein:
Bij al onze gedragingen, gewaarwordingen, ervaringen, gedachten en gevoelens
is ons brein betrokken. Het menselijk brein is een mysterieus orgaan, een
onvoorstelbaar complex systeem van netwerken van neuronen dat altijd actief is,
altijd zoemt en ronkt ook als we slapen of dagdromen.
Cellichaam en dendrieten grijze stof, de myeline om het axon witte stof
, Hersencellen:
Ons brein is een zachte klomp hersencellen. We hebben naar schatting 80 miljard
Neuronen en 80 miljard Gliacellen.
- Neuronen: overdracht zintuigelijke, motorische en interneuronale
informatie
- Gliacellen: ‘steuncellen’: structuur/stevigheid, aanvoer voedingsstoffen,
opruimen afval, isolatie axonen (myeline), wegwijzen, vorming bloed-
hersenbarrière, bufferfunctie
Een doorsnee neuron, hieronder afgebeeld staan 2 typen gliacellen, kent veel
toepassingsgebieden:
Er zijn heel veel verbindingsmogelijkheden, soms heeft een cel er wel 150.000. In
totaal zijn er 10 tot de macht 79 verbinden mogelijk!
Onze neuronen en hun verbindingen bepalen ons gedrag, wie we zijn et cetera.
- Deze relatie achterhalen is niet eenvoudig.
Neurowetenschappen
‘’Neurowetenschappers bestuderen het zenuwstelsel van de mens. Het
zenuwstelsel verwerkt zintuiglijke informatie, maakt het lichaam klaar voor actie
of rust, zet emotionele en cognitieve
processen in gang en stuurt de spieren aan. Kortom, het zenuwstelsel speelt een
coördinerende rol bij al onze handelingen.’’
- De centrale verwerkingseenheid van ons zenuwstelsel is het brein.
Een belangrijk onderscheid dat neurowetenschappers maken is tussen structuur
en functie.
- Structuur= de anatomie: gebieden in de hersenen onderscheiden zich van
elkaar op basis van bijvoorbeeld het soort neuronen dat zich er bevindt.