Samenvatting Immunologie BA2
Histologie lymfoide organen
(Niet veel van kennen)
Lymfoide organen: lymfeklier, thymus, milt, MALT (musoca associated
lymfoid tissue) (oa tonsillen)
Lymfeklier
Functie: filteren van lymfe, productie
van B lymfocyten, huizen van T-
lymfocyten
Structuur: kapsel (uit sterk collageen,
omgeven door vetweefsel), cortex
(binnenste(CD4+ T helpercellen, hoog-
endotheliale venulen*) en
buitenste(randsinus, Bcel rijke follikels)),
medulla (minder dens op beeld),
kleppen in meerdere afferente en 1
efferente lymfevaten
*= venen die lek zijn, makkelijk cellen in en uit laten doorheen wand
Verschillende cellen verblijven in
verschillende plaatsen in LN
Dendritische cellen zorgen voor
structuur + APC (antigen presenting
cells)
Germinatief centrum = kiemcel
centrum bleker, is waar Bcellen rijpen
in dark en light zone
!!! EXAMEN Dark zone: groeien, klonale expansie, veel cellen zorgen
voor donkere kleur
Light zone: follikel dendritische cel en T helper cel bieden stukje
pathogeen aan waarop Bcel gaat reageren, wordt plasmacel of memory B
cel
door memory B cel geen donkere zone nodig bij volgende contact met
pathogeen (werking vaccinatie)
Sterrenhemelmacrofagen: aangezien de lymfeknoop bij activatie groeit=
meer B cellen, moeten deze B cellen ook terug opgeruimd worden bij
inactivatie apoptose B cellen, worden opgeruimd door macrofagen
vormt sterrenhemel figuur onder microscoop
Thymus
Stroma bestaat uit epitheelcellen afkomstig van zowel ectoderm,
endoderm en mesenchym embryonaal fusieorgaan
,Rijpingsorgaan T lymfocyten (in cortex), ook selectie goede lymfocyten,
foute lymfocyten vernietigd (anders autoimmuun)
Onregelmatige vorm: 2 volledige lobben en meerder onvolledige lobuli
Lichaampjes van Hassell: degeneratie epitheelcellen
Wordt grotendeels vervangen door vetweefsel bij volwassenen
Milt
Kan makkelijk scheuren want heel week, bevat veel bloedvaten dus
moeilijk te stelpen eruit gehaald want kan leven zonder
Rode pulpa: filter RBC + bacterieën, opslag RBC, monocyten en
thrombocyten, regulatie bloedvolume 90% orgaan; strengen van
Billroth= veel marcofagen om RBC op te ruimen
Witte pulpa: immuuncomponent, aanmaak lymfocyten: centraal T
lymfocyten, op grens met rode pulpa B lymfocyten, productie
immuunglobulinen
MALT
In gastro-intestinale tractus, reproductief stelsel en respiratoir stelsel
overal waar contact is tussen niet-steriele buitenwereld en steriel lichaam
Ook tonsillen die ring van Waldeyer vormen
Functionele anatomie en pathologie van
lymfeklieren, milt en thymus
Primaire lymfoide organen: beenmerg en thymus waar lymfocyten
ontstaan
Secundaire lymfoide organen: lymfeklier, MALT, tonsillen verdere
ontwikkeling lymfocyten
Tertiaire lymfoide organen: follikels op plaatsen
waar je zo normaal niet zal hebben
Lymfadenopathie (vergrote/hyperplastische
lymfeklier)
Lokaal vs gelokaliseerd (belangrijk voor stadium
kanker te bepalen)
Tijdelijk vs blijvend
Pijnlijk vs niet-pijnlijk (pijnlijk door druk tegen
geinnerveerd kapsel)
Normale consistentie vs hard
Vast vs centraal verweekt
Los vs pakket (1 LN vergroot of meerder in zelfde
buurt)
Compartiment Benigne Maligne
Follikel Folliculaire hyperplasie Folliculair lymfoom
Paracortex Paracorticale T-non-Hodgkin lymfoom
, hyperplasie Mycosis fungoides
Dermatopathische
lymfadenopathie
Medullary cords Medullaire hyperplasie Lymfoplasmocytair
Reactieve lymfoom
plasmocytose Plasmacytoom
Sinussen Sinus histiocytose Maligne histiocytose
Dermatopathische lymfadenopathie: door huidschade, LN bevat melanine
Lymfoom: kan overal in het lichaam voorkomen, B en T cellen kunnen in
elk stadium van hun ontwikkeling ontaarden
Hypersplenisme: primaire oorzaak onduidelijk oorzaak, in milt zelf;
secundaire oorzaak duidelijk oorzaak (vrij weinig metastasen hoewel
veel bloed erdoor)
Thymus ziekten: Thymushyperplasie (autoimmuun), afwezigheid van
thymus (DiGeorge syndroom) verminderde imuuniteit, Thymoom=
carcinoom
Syndroom van Guillan-Barré
Kruisreactie tussen antistoffen gericht tegen bacterie/virus
Bv Campylobacter en tegen bestanddelen van de zenuw: myeline
immunologische therapie kan helpen bij ernstig aangedane patiënten
Les 1 Het immuunsysteem: introductie
!! over hoofdstukken heen leren; Wie, waar en waarom belangrijk; hoe
komt een normale immuunreactie tot stand?
Functies
Verdediging tegen pathogenen, schadelijke stoffen micro-organismen
Onderscheiden schadelijk vs onschadelijk; lichaamseigen vs
lichaamsvreemd
Reactie verschilt door soort pathogeen hangt af van grootte en plaats
(IC of EC)
IC: goed systeem om te ontsnappen aan humorale verdediging altijd cel
apoptose om pathogeen te doden alles doen zodat pathogeen niet in cel
binnen kan
!!!!! redundancy: verschillende cytokines, zelfde biologische functie
Pleiotropie: één cytokine, verschillende functie
RCTDFL: rubor, calor, tumor, dolor, function leasa
Niet-immunologiesche verdediginglinie
Fysisch: huid, mucosa, flow en turbulentie (pathogeen weg
geduwd),trilharen, desquamatie(afschilfering)
Enkele pathogenen kunnen huid doorbreken, maar meeste niet
Chemisch: pH, vetzuren en proteasen
Biologisch: normale flora kolonisatieresistentie= milieu creeren zodat
pathogenen nauwelijks of geen voet aan de grond krijgen
, Immunologische verdediging
Aangeboren
niet-klonaal beenmerg begint met aanmaak, niet specifiek
> Cellulair: fagocyten, NK, dendritische cellen, mastcellen, eosinofielen
> Humoraal: lactoferrine, defensinen, complement, interferonen, CRP
PAMPS: pathogen associated molecular patterns type 1, 2 en
regulerend bepaalt pad DC samen met alarmines en cytokines
Alarmines: DAMPS (danger-associated molecular patterns) geven
signaal waardoor alarmines worden afgegeven, afkomstig van bv
mastcellen of epitheelcellen
PRR functie: cytokinen en chemokinen ontstekingsreactie,
verworven immuniteit; co-stimulatoire moleculen en MHC-klasse-II
CD4+ T-helper-lymfocyten; activatie fagocyten doden micro-
organismen, secretie antimicrobiele eiwitten
3 plaatsen patroonherkenningsreceptoren
oppervlak/membraan: vooral fagocytose in gang zetten,
endocytose (in blaasje opnemen), gevaarsignalen verwerken
endosomaal/lysosomaal: bepalen waar cel mee te maken heeft
cytoplasma: ontdoen van mantel
Functie: fagocytose/degranulatie; apoptose geinfecteerde cel;
ondersteunende cellen; communicatie met verworven
immuunsysteem= Ag presentatie aan T lymfocyten
Cellulair
Fagocyten: granulocyten (neutrofielen vooral, eosinofielen,
niet basofielen), macrofagen/monocyten, dendritische cellen
(cel houdt deel cel bij om te presenteren, doodt dus wel maar
niet alle info gaat verloren geen volledige fagocytose
PAMPS: onderscheidt lichaamsvreemd en lichaamseigen
Effecten: vernietiging, inductie ontsteking, transport naar
secundaire lymfoide organen (niet naar primaire lymfoide
organen =beenmerg en thymus)
Gevolgen: doden en opruimen van micro-organisme
ontsteking = activatie endotheel = zichtbaar
antigeentransport; activatie en sturing van het verworven
immuunsysteem (dendritische cellen)
ILCs: innate lymfoid cells (aangeboren)
5 subgroepen: NK, ILC (equivalent aan T helper), Lti (lymfoid tissue
inducer cell)
Zelfde functie als T of B cellen maar uitzicht helemaal anders, vooral
door afwezigheid receptoren want zijn niet-specifiek
Vooral in mucosa, lokale niet-specifieke expansie, geen Ag specifieke
expensie in secundiare lymfoide organen
Sturende functie, snelle verdediging
Geen klonale proliferatie
Lti aanmaak lymfoid weefsel
ILC1 vrijzetten cytokines tegen IC bacterien
Histologie lymfoide organen
(Niet veel van kennen)
Lymfoide organen: lymfeklier, thymus, milt, MALT (musoca associated
lymfoid tissue) (oa tonsillen)
Lymfeklier
Functie: filteren van lymfe, productie
van B lymfocyten, huizen van T-
lymfocyten
Structuur: kapsel (uit sterk collageen,
omgeven door vetweefsel), cortex
(binnenste(CD4+ T helpercellen, hoog-
endotheliale venulen*) en
buitenste(randsinus, Bcel rijke follikels)),
medulla (minder dens op beeld),
kleppen in meerdere afferente en 1
efferente lymfevaten
*= venen die lek zijn, makkelijk cellen in en uit laten doorheen wand
Verschillende cellen verblijven in
verschillende plaatsen in LN
Dendritische cellen zorgen voor
structuur + APC (antigen presenting
cells)
Germinatief centrum = kiemcel
centrum bleker, is waar Bcellen rijpen
in dark en light zone
!!! EXAMEN Dark zone: groeien, klonale expansie, veel cellen zorgen
voor donkere kleur
Light zone: follikel dendritische cel en T helper cel bieden stukje
pathogeen aan waarop Bcel gaat reageren, wordt plasmacel of memory B
cel
door memory B cel geen donkere zone nodig bij volgende contact met
pathogeen (werking vaccinatie)
Sterrenhemelmacrofagen: aangezien de lymfeknoop bij activatie groeit=
meer B cellen, moeten deze B cellen ook terug opgeruimd worden bij
inactivatie apoptose B cellen, worden opgeruimd door macrofagen
vormt sterrenhemel figuur onder microscoop
Thymus
Stroma bestaat uit epitheelcellen afkomstig van zowel ectoderm,
endoderm en mesenchym embryonaal fusieorgaan
,Rijpingsorgaan T lymfocyten (in cortex), ook selectie goede lymfocyten,
foute lymfocyten vernietigd (anders autoimmuun)
Onregelmatige vorm: 2 volledige lobben en meerder onvolledige lobuli
Lichaampjes van Hassell: degeneratie epitheelcellen
Wordt grotendeels vervangen door vetweefsel bij volwassenen
Milt
Kan makkelijk scheuren want heel week, bevat veel bloedvaten dus
moeilijk te stelpen eruit gehaald want kan leven zonder
Rode pulpa: filter RBC + bacterieën, opslag RBC, monocyten en
thrombocyten, regulatie bloedvolume 90% orgaan; strengen van
Billroth= veel marcofagen om RBC op te ruimen
Witte pulpa: immuuncomponent, aanmaak lymfocyten: centraal T
lymfocyten, op grens met rode pulpa B lymfocyten, productie
immuunglobulinen
MALT
In gastro-intestinale tractus, reproductief stelsel en respiratoir stelsel
overal waar contact is tussen niet-steriele buitenwereld en steriel lichaam
Ook tonsillen die ring van Waldeyer vormen
Functionele anatomie en pathologie van
lymfeklieren, milt en thymus
Primaire lymfoide organen: beenmerg en thymus waar lymfocyten
ontstaan
Secundaire lymfoide organen: lymfeklier, MALT, tonsillen verdere
ontwikkeling lymfocyten
Tertiaire lymfoide organen: follikels op plaatsen
waar je zo normaal niet zal hebben
Lymfadenopathie (vergrote/hyperplastische
lymfeklier)
Lokaal vs gelokaliseerd (belangrijk voor stadium
kanker te bepalen)
Tijdelijk vs blijvend
Pijnlijk vs niet-pijnlijk (pijnlijk door druk tegen
geinnerveerd kapsel)
Normale consistentie vs hard
Vast vs centraal verweekt
Los vs pakket (1 LN vergroot of meerder in zelfde
buurt)
Compartiment Benigne Maligne
Follikel Folliculaire hyperplasie Folliculair lymfoom
Paracortex Paracorticale T-non-Hodgkin lymfoom
, hyperplasie Mycosis fungoides
Dermatopathische
lymfadenopathie
Medullary cords Medullaire hyperplasie Lymfoplasmocytair
Reactieve lymfoom
plasmocytose Plasmacytoom
Sinussen Sinus histiocytose Maligne histiocytose
Dermatopathische lymfadenopathie: door huidschade, LN bevat melanine
Lymfoom: kan overal in het lichaam voorkomen, B en T cellen kunnen in
elk stadium van hun ontwikkeling ontaarden
Hypersplenisme: primaire oorzaak onduidelijk oorzaak, in milt zelf;
secundaire oorzaak duidelijk oorzaak (vrij weinig metastasen hoewel
veel bloed erdoor)
Thymus ziekten: Thymushyperplasie (autoimmuun), afwezigheid van
thymus (DiGeorge syndroom) verminderde imuuniteit, Thymoom=
carcinoom
Syndroom van Guillan-Barré
Kruisreactie tussen antistoffen gericht tegen bacterie/virus
Bv Campylobacter en tegen bestanddelen van de zenuw: myeline
immunologische therapie kan helpen bij ernstig aangedane patiënten
Les 1 Het immuunsysteem: introductie
!! over hoofdstukken heen leren; Wie, waar en waarom belangrijk; hoe
komt een normale immuunreactie tot stand?
Functies
Verdediging tegen pathogenen, schadelijke stoffen micro-organismen
Onderscheiden schadelijk vs onschadelijk; lichaamseigen vs
lichaamsvreemd
Reactie verschilt door soort pathogeen hangt af van grootte en plaats
(IC of EC)
IC: goed systeem om te ontsnappen aan humorale verdediging altijd cel
apoptose om pathogeen te doden alles doen zodat pathogeen niet in cel
binnen kan
!!!!! redundancy: verschillende cytokines, zelfde biologische functie
Pleiotropie: één cytokine, verschillende functie
RCTDFL: rubor, calor, tumor, dolor, function leasa
Niet-immunologiesche verdediginglinie
Fysisch: huid, mucosa, flow en turbulentie (pathogeen weg
geduwd),trilharen, desquamatie(afschilfering)
Enkele pathogenen kunnen huid doorbreken, maar meeste niet
Chemisch: pH, vetzuren en proteasen
Biologisch: normale flora kolonisatieresistentie= milieu creeren zodat
pathogenen nauwelijks of geen voet aan de grond krijgen
, Immunologische verdediging
Aangeboren
niet-klonaal beenmerg begint met aanmaak, niet specifiek
> Cellulair: fagocyten, NK, dendritische cellen, mastcellen, eosinofielen
> Humoraal: lactoferrine, defensinen, complement, interferonen, CRP
PAMPS: pathogen associated molecular patterns type 1, 2 en
regulerend bepaalt pad DC samen met alarmines en cytokines
Alarmines: DAMPS (danger-associated molecular patterns) geven
signaal waardoor alarmines worden afgegeven, afkomstig van bv
mastcellen of epitheelcellen
PRR functie: cytokinen en chemokinen ontstekingsreactie,
verworven immuniteit; co-stimulatoire moleculen en MHC-klasse-II
CD4+ T-helper-lymfocyten; activatie fagocyten doden micro-
organismen, secretie antimicrobiele eiwitten
3 plaatsen patroonherkenningsreceptoren
oppervlak/membraan: vooral fagocytose in gang zetten,
endocytose (in blaasje opnemen), gevaarsignalen verwerken
endosomaal/lysosomaal: bepalen waar cel mee te maken heeft
cytoplasma: ontdoen van mantel
Functie: fagocytose/degranulatie; apoptose geinfecteerde cel;
ondersteunende cellen; communicatie met verworven
immuunsysteem= Ag presentatie aan T lymfocyten
Cellulair
Fagocyten: granulocyten (neutrofielen vooral, eosinofielen,
niet basofielen), macrofagen/monocyten, dendritische cellen
(cel houdt deel cel bij om te presenteren, doodt dus wel maar
niet alle info gaat verloren geen volledige fagocytose
PAMPS: onderscheidt lichaamsvreemd en lichaamseigen
Effecten: vernietiging, inductie ontsteking, transport naar
secundaire lymfoide organen (niet naar primaire lymfoide
organen =beenmerg en thymus)
Gevolgen: doden en opruimen van micro-organisme
ontsteking = activatie endotheel = zichtbaar
antigeentransport; activatie en sturing van het verworven
immuunsysteem (dendritische cellen)
ILCs: innate lymfoid cells (aangeboren)
5 subgroepen: NK, ILC (equivalent aan T helper), Lti (lymfoid tissue
inducer cell)
Zelfde functie als T of B cellen maar uitzicht helemaal anders, vooral
door afwezigheid receptoren want zijn niet-specifiek
Vooral in mucosa, lokale niet-specifieke expansie, geen Ag specifieke
expensie in secundiare lymfoide organen
Sturende functie, snelle verdediging
Geen klonale proliferatie
Lti aanmaak lymfoid weefsel
ILC1 vrijzetten cytokines tegen IC bacterien