INHOUDSOPGAVE
Allergie – algemeen ........................................................................................................................................ 2
Basisbegrippen .................................................................................................................................................... 2
Inhalatie allergeen............................................................................................................................................... 5
Diagnostiek .......................................................................................................................................................... 5
Anafylaxie ............................................................................................................................................................ 9
Mastcelaandoeningen ....................................................................................................................................... 15
Urticaria en angio-oedeem................................................................................................................................ 16
Medicatie allergie ......................................................................................................................................... 18
2 prototypische vormen van medicatie allergie ................................................................................................ 18
Medicatie allergie nazicht ................................................................................................................................. 19
Voorbeelden ...................................................................................................................................................... 22
ß-lactam allergie ............................................................................................................................................ 22
jodiumhoudend contrast ............................................................................................................................... 24
peroperatieve anafylaxie ............................................................................................................................... 24
NSAID’s .......................................................................................................................................................... 25
Voedingsallergie ........................................................................................................................................... 29
Ontstaan voedingsallergie................................................................................................................................. 29
Atopische mars en natuurlijk verloop ................................................................................................................ 30
Diagnostiek en behandeling .............................................................................................................................. 30
Voorbeelden ...................................................................................................................................................... 32
Allergie en vaccinatie .................................................................................................................................... 34
1
,ALLERGIE – ALGEMEEN
!e punten:
- Allergie = een immunologisch gemedieerde reactie
o Niet beperkt tot 1 orgaan
o Sterk verweven met omgeving en expositie à job, hobby’s, huisdieren...
o Anamnese en heranamnese = hoeksteen
o Niet alles wat jeukt en rood ziet is een allergie
o Allergielabels vr voeding, medicatie, insectengif à soms hardnekkig – altijd kritisch maar
bedachtzaam bekijken
- Anafylaxie =
o Het gevolg van massieve veralgemeende mastceldegranulatie
o Potentieel levensbedreigend
o R/ adrenaline IM, thv buitenste 2/3e voorkant vd dij
o Tryptase meting op acute moment en 24u later (om de basale waarde te weten)
o Noodmedicatie en allergiekaartje voorzien nadien
BASISBEGRIPPEN
Het immuunsysteem = een verdedigingssysteem tegen pathogenen, schadelijke agentia en tumoren
- Lichaamseigen ↔ lichaamsvreemd
- Ongevaarlijk ↔ gevaarlijk
- Bij te zwak immuunantwoord: immuundeficiëntie
- Bij te sterk/overbodig immuunantwoord: autoimmuniteit (auto-Ag) en overgevoeligheidsreactie
(allergeen)
3 voorwoorden om van een overgevoeligheidsreactie of allergie te knn spreken:
- Gericht op een lichaamsvreemd antigeen = ‘allergeen’
- Een immunologische reactie dr componenten van het verworven immuunsysteem
(IgE, IgG, T lymfocyten)
- Symptomatisch
Maaaar er zijn ook sympt van een allergie die NIET veroorzaakt worden dr componenten van het verworven
immuunsysteem, maar dr directe stimulatie van mastcellen, zonder dat er daar IgE bij betrokken is
= niet-immunologische overgevoeligheidsreactie of pseudo-allergie
Enkele begrippen:
2
, Allergie = een symptomatische, immunologische gemedieerde (IgE, IgG, T cellen)
overgevoeligheidsreactie tov een allergeen
Allergeen = een lichaamsvreemde ongevaarlijke stof/molecuul die een respons dr het verworven
immuunsysteem kan veroorzaken
Atopie = aanleg van een persoon vr T-helper-2-gemedieerde immuun antwoorden
à gaat oa gepaard met de productie van specifieke IgE’s tov onschuldige stoffen id
omgeven (allergenen)
Sensitisatie = aanwezigheid van specifiek IgE tov een allergeen
Sensibilisatie = het proces waarin een pt zich sensibiliseert vr een bepaalt allergeen
Verduidelijking bij begrippen:
Atopie vs allergie
- Atopie is de aangeboren aanleg om allergisch te reageren volgens het directe type allergie à
atopische mensen kunnen heel gemakkelijk IgE antistoffen aanmaken die reageren tegen een scala
aan allergenen die in de omgeving aanwezig zijn (waaronder pollen, schimmels, huisstofmijt)
Iemand die allergisch is voor een bepaald allergeen is uiteraard ook gesensibiliseerd
Iemand die gesensibiliseerd is maar klachtenvrij
- ≠ allergie
- Wel grotere kans om in de toekomst allergie voor dit allergeen te ontwikkelen `
- Ongewenst om uitgebreide testen uit te voeren om sensibilisaties op te sporen in afwezigheid van
symptomen
- We kunnen de natuurlijke evolutie van dit proces niet voorspellen
Positieve huidtest ≠ absoluut bewijs dat het om IgE- of T-cel gemedieerde reactie gaat
- Kan ook niet-immunologische overgevoeligheidsreactie zijn
- Toch gaan we hiervan uit als er een hoge huidtest specificiteit wordt geobserveerd in studies
Overzichtje vd verschillende soorten overgevoeligheidsreacties:
3
,Allergie = een epidemie in 21e eeuw
- Toegenomen prevalentie – vnl in westerse landen
- Allergische rhinitis: 15-20%
- Allergisch astma:7-10%
- Atopische dermatitis: 15-20%
à prevalentie atopisch eczema en hooikoorts is de voorbije 20 jaar verdubbeld
Ontwikkelen van allergie = een combinatie van
- Genetische voorbeschiktheid
- Omgevingsfactoren
- Expositie aan allergenen
We zien een heel snelle toename van het aantal allergieën
- Dit is een te snelle toename om verklaard te worden door veranderingen in erfelijk materiaal
- Het aantal allergenen waaraan we worden blootgesteld is ook niet toegenomen
Mogelijke oorzaak vr die snelle toename in allergieën: hygiëne hypothese: dr hygiënischer te gaan leven
à minder expositie aan allergenen à grotere kans op het ontwikkelen van een allergie
Pathogenese:
4
, 1. Allergeen komt binnen
2. Ag presenterende cel presenteert het allergeen aan een naïeve T-cel
3. Naïeve T cel wordt omgezet in een antigeen specifieke T helper 2 cel
4. Secretie van IL-4, IL-13 en IL-5 = sensibilisatiefase
5. IL-4 en IL-13 stimuleren de B cellen
6. B cellen gaan IgE’s maken tov het allergeen
7. IgE’s binden op basofielen en mastcellen
8. Nieuw contact met allergeen
9. Allergeen bindt op de IgE’s aanwezig op de mastcellen/basofielen (cross-linking)
10. Degranulatie met histamine release (ook tryptase, platelet activating factor ...)
11. ° onmiddelijke symptomen
o Niezen
o Neusloop
o Neusobstructie
o Bronchospasme
o Anafylaxie
12. IL-5 bindt op eosinofielen à vrijzetting van andere mediatoren à ° late / chronische symptomen
o Neusobstructie
o Chronisch astma
o Geven igv anafylaxie een 2e golf aan klachten
INHALATIE ALLERGEEN
Verschillende inhalatie allergenen:
- Huisstofmijt à inhalatie vd faecespartikels (gans het jaar door aanw, vooral id slaapkamer want daar
hogere vochtigheidsgraad (20-30° en > 75% luchtvochtigheid) en niet meer op grote hoogtes > 1200
m)
- Kakkerlak
- Huisdieren
- Pollen à verschillende soorten: boompollen, graspollen, onkruidpollen...
- Schimmelsporen
Allergenen die heel het jaar door aanwezig zijn = perenniale allergenen
↔ seizoenale allergenen
DIAGNOSTIEK
5
Allergie – algemeen ........................................................................................................................................ 2
Basisbegrippen .................................................................................................................................................... 2
Inhalatie allergeen............................................................................................................................................... 5
Diagnostiek .......................................................................................................................................................... 5
Anafylaxie ............................................................................................................................................................ 9
Mastcelaandoeningen ....................................................................................................................................... 15
Urticaria en angio-oedeem................................................................................................................................ 16
Medicatie allergie ......................................................................................................................................... 18
2 prototypische vormen van medicatie allergie ................................................................................................ 18
Medicatie allergie nazicht ................................................................................................................................. 19
Voorbeelden ...................................................................................................................................................... 22
ß-lactam allergie ............................................................................................................................................ 22
jodiumhoudend contrast ............................................................................................................................... 24
peroperatieve anafylaxie ............................................................................................................................... 24
NSAID’s .......................................................................................................................................................... 25
Voedingsallergie ........................................................................................................................................... 29
Ontstaan voedingsallergie................................................................................................................................. 29
Atopische mars en natuurlijk verloop ................................................................................................................ 30
Diagnostiek en behandeling .............................................................................................................................. 30
Voorbeelden ...................................................................................................................................................... 32
Allergie en vaccinatie .................................................................................................................................... 34
1
,ALLERGIE – ALGEMEEN
!e punten:
- Allergie = een immunologisch gemedieerde reactie
o Niet beperkt tot 1 orgaan
o Sterk verweven met omgeving en expositie à job, hobby’s, huisdieren...
o Anamnese en heranamnese = hoeksteen
o Niet alles wat jeukt en rood ziet is een allergie
o Allergielabels vr voeding, medicatie, insectengif à soms hardnekkig – altijd kritisch maar
bedachtzaam bekijken
- Anafylaxie =
o Het gevolg van massieve veralgemeende mastceldegranulatie
o Potentieel levensbedreigend
o R/ adrenaline IM, thv buitenste 2/3e voorkant vd dij
o Tryptase meting op acute moment en 24u later (om de basale waarde te weten)
o Noodmedicatie en allergiekaartje voorzien nadien
BASISBEGRIPPEN
Het immuunsysteem = een verdedigingssysteem tegen pathogenen, schadelijke agentia en tumoren
- Lichaamseigen ↔ lichaamsvreemd
- Ongevaarlijk ↔ gevaarlijk
- Bij te zwak immuunantwoord: immuundeficiëntie
- Bij te sterk/overbodig immuunantwoord: autoimmuniteit (auto-Ag) en overgevoeligheidsreactie
(allergeen)
3 voorwoorden om van een overgevoeligheidsreactie of allergie te knn spreken:
- Gericht op een lichaamsvreemd antigeen = ‘allergeen’
- Een immunologische reactie dr componenten van het verworven immuunsysteem
(IgE, IgG, T lymfocyten)
- Symptomatisch
Maaaar er zijn ook sympt van een allergie die NIET veroorzaakt worden dr componenten van het verworven
immuunsysteem, maar dr directe stimulatie van mastcellen, zonder dat er daar IgE bij betrokken is
= niet-immunologische overgevoeligheidsreactie of pseudo-allergie
Enkele begrippen:
2
, Allergie = een symptomatische, immunologische gemedieerde (IgE, IgG, T cellen)
overgevoeligheidsreactie tov een allergeen
Allergeen = een lichaamsvreemde ongevaarlijke stof/molecuul die een respons dr het verworven
immuunsysteem kan veroorzaken
Atopie = aanleg van een persoon vr T-helper-2-gemedieerde immuun antwoorden
à gaat oa gepaard met de productie van specifieke IgE’s tov onschuldige stoffen id
omgeven (allergenen)
Sensitisatie = aanwezigheid van specifiek IgE tov een allergeen
Sensibilisatie = het proces waarin een pt zich sensibiliseert vr een bepaalt allergeen
Verduidelijking bij begrippen:
Atopie vs allergie
- Atopie is de aangeboren aanleg om allergisch te reageren volgens het directe type allergie à
atopische mensen kunnen heel gemakkelijk IgE antistoffen aanmaken die reageren tegen een scala
aan allergenen die in de omgeving aanwezig zijn (waaronder pollen, schimmels, huisstofmijt)
Iemand die allergisch is voor een bepaald allergeen is uiteraard ook gesensibiliseerd
Iemand die gesensibiliseerd is maar klachtenvrij
- ≠ allergie
- Wel grotere kans om in de toekomst allergie voor dit allergeen te ontwikkelen `
- Ongewenst om uitgebreide testen uit te voeren om sensibilisaties op te sporen in afwezigheid van
symptomen
- We kunnen de natuurlijke evolutie van dit proces niet voorspellen
Positieve huidtest ≠ absoluut bewijs dat het om IgE- of T-cel gemedieerde reactie gaat
- Kan ook niet-immunologische overgevoeligheidsreactie zijn
- Toch gaan we hiervan uit als er een hoge huidtest specificiteit wordt geobserveerd in studies
Overzichtje vd verschillende soorten overgevoeligheidsreacties:
3
,Allergie = een epidemie in 21e eeuw
- Toegenomen prevalentie – vnl in westerse landen
- Allergische rhinitis: 15-20%
- Allergisch astma:7-10%
- Atopische dermatitis: 15-20%
à prevalentie atopisch eczema en hooikoorts is de voorbije 20 jaar verdubbeld
Ontwikkelen van allergie = een combinatie van
- Genetische voorbeschiktheid
- Omgevingsfactoren
- Expositie aan allergenen
We zien een heel snelle toename van het aantal allergieën
- Dit is een te snelle toename om verklaard te worden door veranderingen in erfelijk materiaal
- Het aantal allergenen waaraan we worden blootgesteld is ook niet toegenomen
Mogelijke oorzaak vr die snelle toename in allergieën: hygiëne hypothese: dr hygiënischer te gaan leven
à minder expositie aan allergenen à grotere kans op het ontwikkelen van een allergie
Pathogenese:
4
, 1. Allergeen komt binnen
2. Ag presenterende cel presenteert het allergeen aan een naïeve T-cel
3. Naïeve T cel wordt omgezet in een antigeen specifieke T helper 2 cel
4. Secretie van IL-4, IL-13 en IL-5 = sensibilisatiefase
5. IL-4 en IL-13 stimuleren de B cellen
6. B cellen gaan IgE’s maken tov het allergeen
7. IgE’s binden op basofielen en mastcellen
8. Nieuw contact met allergeen
9. Allergeen bindt op de IgE’s aanwezig op de mastcellen/basofielen (cross-linking)
10. Degranulatie met histamine release (ook tryptase, platelet activating factor ...)
11. ° onmiddelijke symptomen
o Niezen
o Neusloop
o Neusobstructie
o Bronchospasme
o Anafylaxie
12. IL-5 bindt op eosinofielen à vrijzetting van andere mediatoren à ° late / chronische symptomen
o Neusobstructie
o Chronisch astma
o Geven igv anafylaxie een 2e golf aan klachten
INHALATIE ALLERGEEN
Verschillende inhalatie allergenen:
- Huisstofmijt à inhalatie vd faecespartikels (gans het jaar door aanw, vooral id slaapkamer want daar
hogere vochtigheidsgraad (20-30° en > 75% luchtvochtigheid) en niet meer op grote hoogtes > 1200
m)
- Kakkerlak
- Huisdieren
- Pollen à verschillende soorten: boompollen, graspollen, onkruidpollen...
- Schimmelsporen
Allergenen die heel het jaar door aanwezig zijn = perenniale allergenen
↔ seizoenale allergenen
DIAGNOSTIEK
5