AP HOGESCHOOL ANTWERPEN
Samenvatting
Systemisch denken
en handelen
Docent: Gie Vermeulen
Marie Claessen
Academiejaar 2024-2025
,Inhoud
DEEL 1 HULPVERLENING AAN EEN CLIËNT EN ZIJN CONTEXT ................................................ 2
1.1 Het begrip ‘context’ ................................................................................................. 2
1.2 Uitgangspunten/ systemisch werken in de hulpverlening ............................................ 2
1.3 Het systeempentagram ............................................................................................ 2
1.4 De behoeftepiramide van Maslow ............................................................................. 3
1.5 Technieken om de cliënt en zijn context in beeld te krjigen .......................................... 4
DEEL 2 SYSTEEMTHEORETISCHE PERSPECTIEVEN ................................................................ 5
2.1 De algemene systeemtheorie ................................................................................... 5
2.2 Subsystemen en suprasystemen .............................................................................. 6
DEEL 2.1 DE STRUCTURELE SYSTEEMTHEORETISCHE VISIE ................................................ 6
2.1.1 Gezinsstructuur, regels en grenzen......................................................................... 6
2.1.2 Associaties en coalities ......................................................................................... 6
2.1.3 Gezinsposities...................................................................................................... 6
2.1.4 Hiërarchie ............................................................................................................ 7
2.1.5 Kluwen- en los-zand gezinnen................................................................................ 7
DEEL 2.2 GEZINSONTWIKKELINGSPERSPECTIEF ............................................................... 7
2.2.1 Het gezinsontwikkelingsmodel .............................................................................. 7
DEEL 2.3 DE COMMUNICATIETHEORETISCHE OF STRATEGISCHE BENADERING
(WATZLAVICK, HALEY, BATESON) ...................................................................................... 8
2.3.1 De communicatieaxioma’s van Watzlavick ............................................................. 8
2.3.2 Communicatie tips voor koppels en gezinnen ......................................................... 9
2.3.3 Circulaire vragen stellen ........................................................................................ 9
DEEL 2.4 DE CONTEXTUELE OF INTERGERANTIONELE SYSTEEMTHEORETISCHE VISIE (NAGY)
......................................................................................................................................10
2.4.1 Vier dimensies in de relationele werkelijkheid ........................................................10
2.4.2 Loyaliteit .............................................................................................................10
2.4.3 De balans van geven en nemen (/ontvangen)..........................................................11
2.4.4 Gerechtigde aanspraak en constructief recht.........................................................12
2.4.5 Parentificatie .......................................................................................................12
2.4.6 Houding van een contextueel hulpverlener ............................................................12
1
,DEEL 1 HULPVERLENING AAN EEN CLIËNT EN ZIJN CONTEXT
1.1 Het begrip ‘context’
Context:
= totale omgeving van cliënt waarin betekenis wordt gegeven aan gevoelens, gedrag,
situaties, relaties, gedachten, …
- omvat personen, netwerken, organisaties, ruimer maatschappelijk kader
Familiaal netwerk: verbonden via geboorte, huwelijk/relatie, ouderschap, brussen, …
Sociaal netwerk: verbonden via gemeenschappelijke omgeving, buren, school, werk,
…
Microniveau: Mesoniveau: Macroniveau:
Gezin, familie, vrienden School, werk, buurt, Maatschappij, cultuur,
instelling, peergroup religie, waarden,
economie
➔ Zijn met elkaar verbonden en hebben invloed op elkaar
1.2 Uitgangspunten/ systemisch werken in de hulpverlening
Doel: functioneren van individu in zijn context te verbeteren
Meervoudige partijdigheid:
- onderscheid maken tussen werkelijkheden en perspectieven
- iedereen kijkt op een eigen manier naar de wereld
1.3 Het systeempentagram
ouders/partners:
- onderlinge verhouding (relatieproblemen)
gezin:
- verschillende gezinsleden en hun onderlinge relaties
suprafamiliaal:
- bloedverwanten derde lijn: nonkels, tantes, oma, opa, …
omgeving:
- buurt, school, peergroup, vriendenkring, stad/dorp, …
2
, 1.4 De behoeftepiramide van Maslow
Zelfontplooiing: persoonlijkheid en mentale groeimogelijkheden ontwikkelen
Waardering: weten dat je iets betekend voor anderen
Sociaal contact: vriendschap, liefde, positief-sociale relaties
Veiligheid en zekerheid: gehechtheidsrelaties, zeker inkomen, vaste woonplek,
structuur en regelmaat in leven
Lichamelijke behoeften: overleven van organisme, drinken, eten, slapen, warmte,
levensnoodzakelijke medische zorg
Er moet eerst worden voldaan aan de onderste laag, voor er aan andere lagen
gewerkt kan worden door het individu
Vraag gestuurd werken:
- gevraagd achter mening en beleving van cliënt over geboden hulp
- hulpverlener ondersteund de cliënt bij formuleren van hulpvraag
- wijze van aanpak samen met cliënt bepaald
- aandacht voor mogelijkheden, alternatieven en wederzijdse verwachtingen
- vraag cliënt staat centraal
Aanbod gestuurd werken:
- het aanbod van dienst of instelling bepaald de aard van de hulp en zorg
- in uiterste situatie heeft cliënt hier geen inspraak op
3
Samenvatting
Systemisch denken
en handelen
Docent: Gie Vermeulen
Marie Claessen
Academiejaar 2024-2025
,Inhoud
DEEL 1 HULPVERLENING AAN EEN CLIËNT EN ZIJN CONTEXT ................................................ 2
1.1 Het begrip ‘context’ ................................................................................................. 2
1.2 Uitgangspunten/ systemisch werken in de hulpverlening ............................................ 2
1.3 Het systeempentagram ............................................................................................ 2
1.4 De behoeftepiramide van Maslow ............................................................................. 3
1.5 Technieken om de cliënt en zijn context in beeld te krjigen .......................................... 4
DEEL 2 SYSTEEMTHEORETISCHE PERSPECTIEVEN ................................................................ 5
2.1 De algemene systeemtheorie ................................................................................... 5
2.2 Subsystemen en suprasystemen .............................................................................. 6
DEEL 2.1 DE STRUCTURELE SYSTEEMTHEORETISCHE VISIE ................................................ 6
2.1.1 Gezinsstructuur, regels en grenzen......................................................................... 6
2.1.2 Associaties en coalities ......................................................................................... 6
2.1.3 Gezinsposities...................................................................................................... 6
2.1.4 Hiërarchie ............................................................................................................ 7
2.1.5 Kluwen- en los-zand gezinnen................................................................................ 7
DEEL 2.2 GEZINSONTWIKKELINGSPERSPECTIEF ............................................................... 7
2.2.1 Het gezinsontwikkelingsmodel .............................................................................. 7
DEEL 2.3 DE COMMUNICATIETHEORETISCHE OF STRATEGISCHE BENADERING
(WATZLAVICK, HALEY, BATESON) ...................................................................................... 8
2.3.1 De communicatieaxioma’s van Watzlavick ............................................................. 8
2.3.2 Communicatie tips voor koppels en gezinnen ......................................................... 9
2.3.3 Circulaire vragen stellen ........................................................................................ 9
DEEL 2.4 DE CONTEXTUELE OF INTERGERANTIONELE SYSTEEMTHEORETISCHE VISIE (NAGY)
......................................................................................................................................10
2.4.1 Vier dimensies in de relationele werkelijkheid ........................................................10
2.4.2 Loyaliteit .............................................................................................................10
2.4.3 De balans van geven en nemen (/ontvangen)..........................................................11
2.4.4 Gerechtigde aanspraak en constructief recht.........................................................12
2.4.5 Parentificatie .......................................................................................................12
2.4.6 Houding van een contextueel hulpverlener ............................................................12
1
,DEEL 1 HULPVERLENING AAN EEN CLIËNT EN ZIJN CONTEXT
1.1 Het begrip ‘context’
Context:
= totale omgeving van cliënt waarin betekenis wordt gegeven aan gevoelens, gedrag,
situaties, relaties, gedachten, …
- omvat personen, netwerken, organisaties, ruimer maatschappelijk kader
Familiaal netwerk: verbonden via geboorte, huwelijk/relatie, ouderschap, brussen, …
Sociaal netwerk: verbonden via gemeenschappelijke omgeving, buren, school, werk,
…
Microniveau: Mesoniveau: Macroniveau:
Gezin, familie, vrienden School, werk, buurt, Maatschappij, cultuur,
instelling, peergroup religie, waarden,
economie
➔ Zijn met elkaar verbonden en hebben invloed op elkaar
1.2 Uitgangspunten/ systemisch werken in de hulpverlening
Doel: functioneren van individu in zijn context te verbeteren
Meervoudige partijdigheid:
- onderscheid maken tussen werkelijkheden en perspectieven
- iedereen kijkt op een eigen manier naar de wereld
1.3 Het systeempentagram
ouders/partners:
- onderlinge verhouding (relatieproblemen)
gezin:
- verschillende gezinsleden en hun onderlinge relaties
suprafamiliaal:
- bloedverwanten derde lijn: nonkels, tantes, oma, opa, …
omgeving:
- buurt, school, peergroup, vriendenkring, stad/dorp, …
2
, 1.4 De behoeftepiramide van Maslow
Zelfontplooiing: persoonlijkheid en mentale groeimogelijkheden ontwikkelen
Waardering: weten dat je iets betekend voor anderen
Sociaal contact: vriendschap, liefde, positief-sociale relaties
Veiligheid en zekerheid: gehechtheidsrelaties, zeker inkomen, vaste woonplek,
structuur en regelmaat in leven
Lichamelijke behoeften: overleven van organisme, drinken, eten, slapen, warmte,
levensnoodzakelijke medische zorg
Er moet eerst worden voldaan aan de onderste laag, voor er aan andere lagen
gewerkt kan worden door het individu
Vraag gestuurd werken:
- gevraagd achter mening en beleving van cliënt over geboden hulp
- hulpverlener ondersteund de cliënt bij formuleren van hulpvraag
- wijze van aanpak samen met cliënt bepaald
- aandacht voor mogelijkheden, alternatieven en wederzijdse verwachtingen
- vraag cliënt staat centraal
Aanbod gestuurd werken:
- het aanbod van dienst of instelling bepaald de aard van de hulp en zorg
- in uiterste situatie heeft cliënt hier geen inspraak op
3