Anatomie blok 1.4: zenuwen
1. Noem de Kennspieren van 2 ruggenmergniveaus. De docent
kiest per ruggenmergsegment 1 spier om te palperen en
benoemen origo/insertie/functie/vezelverloop.
(4 spieren palperen)
• C3 → elevatie schouder
1. M. Trapezius Descendens
Functies:
gehele spier: retractie scapula (schouderblad naar achteren trekken)
specifiek de descendens: elevatie scapula, exorotatie scapula
Origo:
• Os occipitale,
• Via lig.nuchae aan de procc. spinosi van alle halswervels
Insertie:
• Laterale derde deel van de clavicula
2. M. Levator scapulae
Functies:
• Trekt scapula mediaal omhoog terwijl angulus inferieur mediaal beweegt
(terugbrengen van opgeheven arm in neutrale positie)
• Houdt nek naar dezelfde kant
Origo:
• Proc. transversi van C1 – C4 (halswervels)
Insertie:
• Angulus superior van de scapula
, • C4 → elevatie + retractie schouder
1. M. Trapezius Transversus
Functies:
gehele spier: retractie scapula (schouderblad naar achteren trekken)
specifiek de transversus: fixatie van de schouderbladen tegen romp
Origo:
• proc. Spi T1 t/m T4
Insertie:
• het acrominon
2. M. Romboideus
Functies:
• Trekt scapula (mediale kant) omhoog.
• Fixatie scapula
Origo:
• M. rhomboideus minor; proc. Spinosi C6 en C7
• M. rhomboideus major; proc. Spinosi T1 – T4
Insertie:
• M. rhomobideus minor/major; margo medialis van scapula
3. M. Diafragma
Functies:
• Inademingsspier
• Werkt mee bij buikpers
Pannenkoek, soort vlies rondom onderkant
ribben.
Bij uitademing klein en bij inademing trekt longen naar beneden waardoor het
diafragma groter wordt.
Maakt scheiding tussen borst en buikholte.
, • C5 → abductie schouder
1. M. Deltoideus;
Pars clavicularis:
• Anteflexie
• Endorotatie
• Adductie
Pars acrominalis:
• Abductie
Pars spinalis:
• Retroflexie
• Exorotatie
• Adductie
Origo:
- Pars clavicularis (voorste); laterale derde deel van clavicula
- Pars acrominalis (middelste) ; het acrominon
- Pars spinalis (achterste); het spina scapulae
Insertie:
Tuberositas deltoidea van de humerus
2. M. Supraspinatus
Functies:
- Abductie
- Exorotatie
Origo:
- Scapula, fossa supraspinata
Functies:
- Tuberculum majus van de humerus
, • C6 → flexie elleboog + extensie pols
1. M. Biceps brachii
Functies:
- Elleboog: flexie en supinatie
- Schouder caput longum:abductie & endorotatie
caput breve & longum: anteflexie
Origo:
- Caput longum: tuberculum supraglenoidale
- Caput breve: proc. Coracoideus
Insertie:
- Tuberositas radii
2. M. Extensor carpi radialis longus
Functies:
- Elleboog: flexie
- Hand: extensie en abductie (naar radiaal)
Origo:
- Rand van laterale epicondyl van de humerus
Insertie:
- Dorsale deel van wijsvinger
3. M. Extensor carpi radialis brevis
Functies:
- Elleboog: flexie
- Hand: extensie en abductie (radiaal)
Origo:
- Laterale epicondyl van de humerus
Insertie:
- Dorsale deel van middelvinger
1. Noem de Kennspieren van 2 ruggenmergniveaus. De docent
kiest per ruggenmergsegment 1 spier om te palperen en
benoemen origo/insertie/functie/vezelverloop.
(4 spieren palperen)
• C3 → elevatie schouder
1. M. Trapezius Descendens
Functies:
gehele spier: retractie scapula (schouderblad naar achteren trekken)
specifiek de descendens: elevatie scapula, exorotatie scapula
Origo:
• Os occipitale,
• Via lig.nuchae aan de procc. spinosi van alle halswervels
Insertie:
• Laterale derde deel van de clavicula
2. M. Levator scapulae
Functies:
• Trekt scapula mediaal omhoog terwijl angulus inferieur mediaal beweegt
(terugbrengen van opgeheven arm in neutrale positie)
• Houdt nek naar dezelfde kant
Origo:
• Proc. transversi van C1 – C4 (halswervels)
Insertie:
• Angulus superior van de scapula
, • C4 → elevatie + retractie schouder
1. M. Trapezius Transversus
Functies:
gehele spier: retractie scapula (schouderblad naar achteren trekken)
specifiek de transversus: fixatie van de schouderbladen tegen romp
Origo:
• proc. Spi T1 t/m T4
Insertie:
• het acrominon
2. M. Romboideus
Functies:
• Trekt scapula (mediale kant) omhoog.
• Fixatie scapula
Origo:
• M. rhomboideus minor; proc. Spinosi C6 en C7
• M. rhomboideus major; proc. Spinosi T1 – T4
Insertie:
• M. rhomobideus minor/major; margo medialis van scapula
3. M. Diafragma
Functies:
• Inademingsspier
• Werkt mee bij buikpers
Pannenkoek, soort vlies rondom onderkant
ribben.
Bij uitademing klein en bij inademing trekt longen naar beneden waardoor het
diafragma groter wordt.
Maakt scheiding tussen borst en buikholte.
, • C5 → abductie schouder
1. M. Deltoideus;
Pars clavicularis:
• Anteflexie
• Endorotatie
• Adductie
Pars acrominalis:
• Abductie
Pars spinalis:
• Retroflexie
• Exorotatie
• Adductie
Origo:
- Pars clavicularis (voorste); laterale derde deel van clavicula
- Pars acrominalis (middelste) ; het acrominon
- Pars spinalis (achterste); het spina scapulae
Insertie:
Tuberositas deltoidea van de humerus
2. M. Supraspinatus
Functies:
- Abductie
- Exorotatie
Origo:
- Scapula, fossa supraspinata
Functies:
- Tuberculum majus van de humerus
, • C6 → flexie elleboog + extensie pols
1. M. Biceps brachii
Functies:
- Elleboog: flexie en supinatie
- Schouder caput longum:abductie & endorotatie
caput breve & longum: anteflexie
Origo:
- Caput longum: tuberculum supraglenoidale
- Caput breve: proc. Coracoideus
Insertie:
- Tuberositas radii
2. M. Extensor carpi radialis longus
Functies:
- Elleboog: flexie
- Hand: extensie en abductie (naar radiaal)
Origo:
- Rand van laterale epicondyl van de humerus
Insertie:
- Dorsale deel van wijsvinger
3. M. Extensor carpi radialis brevis
Functies:
- Elleboog: flexie
- Hand: extensie en abductie (radiaal)
Origo:
- Laterale epicondyl van de humerus
Insertie:
- Dorsale deel van middelvinger
