Relatievermogensrecht - Arresten
Programma:
Week 1: kosten van huishouding, 1:84 BW
week 2: toestemming 1:88 BW (handelingsonbevoegdheid)
week 3: bestuur 1:90 BW
week 4: wettelijke gemeenschap van goederen voor 2018, 94 ooud
week 5: wettelijke beperkte gemeenschap vanaf 2018, 94 nieuw
week 6: schulden (gemeenschap/prive)
week 7: ontbinding van de gemeenschap
week 8: geen onderwijs
week 9: huwelijkse voorwaarden
week 10: vergoedingsrechten
week 11/12: verrekenbedingen
week 13: geen onderwijs
week 14: samenwoners ongehuwden
week 15: pensioenrechten+ faillissement
week 16: TT
1
,Week 1 – Relatievermogensrecht (algemeen)
1. Ter Kuile-Kofman (of Reumatoloog)
(nr. 94 – blz. 292)
Op grond van art. 3:320 jo. 3:321 lid 1 sub a BW loopt de verjaringstermijn tussen
echtgenoten tot 6 maanden na het huwelijk.
Maar uit het arrest volgt dat als één van de echtgenoten teveel gefourneerd heeft, het
gebruikelijk is om periodiek af te rekenen na verstrijken van ieder kalenderjaar. Daarna zal in
de regel het recht om verrekening te vorderen zijn verwerkt.
Maar enkel tijdsverloop is niet voldoende voor rechtsverwerking!! De gedragingen zelf
kunnen daarbij een rol spelen, bijv. als de partner zelf de financiën deed, of als de partner
heeft laten blijken dat hij/zij het niet meer terug wilde.
2. Rechtsverwerking
(nr. 93 – blz. 290)
In het licht van de gedragingen van partijen tijdens het huwelijk kan de redelijkheid en
billijkheid meebrengen dat de echtgenoot na de ontbinding van het huwelijk de kosten niet
meer ‘met terugwerkende kracht van de andere echtgenoot kan terugvorderen’ en dat hij
‘in zoverre zijn vorderingsrecht (heeft) verwerkt’.
3. Art. 1:84 en vervalbeding
(Print 1)
Man en vrouw waren getrouwd op huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft giften van haar
vader gehad en deze zijn door de man gebruikt voor de kosten van de huishouding, die
volgens de huwelijkse voorwaarden voor rekening van de man vielen. De vrouw heeft echter
niets gedaan om de geldstroom van haar privérekening tegen te houden. Ook is het
vervalbeding niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Het kan in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid, maar dan moet dit wel bewezen
worden door de vrouw.
2
, Week 2 – Toestemming
4. Maastrichtse woning I
(nr. 90 – blz. 286)
Man en vrouw waren gehuwd buiten iedere gemeenschap van goederen. De vrouw
bewoonde alleen de echtelijke woning op grond van een voorlopige voorziening (art. 822 lid
Rv). De vrouw verkoopt en levert de woning zonder toestemming ingevolge art. 1:88 lid 1 sub
a BW. Man vordert vernietiging ingevolge art. 1:89 BW. Niet uitsluitend de echtgenoot die
feitelijk in de woning verblijft moet toestemming geven. De voorlopige voorziening heeft
hier ook geen invloed op, is slechts een voorlopige oplossing en toestemming van de man is
dus nodig. De man kon dus vernietigen.
5. Maastrichtse woning II
(nr. 91 – blz. 287)
De koper stelt dat er sprake is van goede trouw, nu hij op grond van jurisprudentie en
literatuur ervan uit mocht gaan dat er geen toestemming was vereist en de vrouw dus in
haar recht stond de woning in haar eentje te verkopen.
De HR stelt dat zij dit niet hadden mogen aannemen op grond van de literatuur en
jurisprudentie, en dat de koper er rekening mee had moeten houden dat er wel
toestemming nodig was. Nu zij hier niet naar hadden geïnformeerd bij de verkoper wordt er
in strijd gehandeld met de goede trouw, waardoor een beroep op de goede trouw van (art.
1:88 lid 2 jo.) art. 1:89 lid 2 BW geen kans van slagen heeft.
6. Schaaphok-Schilder
(nr. 92 – blz. 289)
Een gehuwd stelt woont nog in de oude woning, de man koopt een woning die na een
interne verbouwing de echtelijke woning moet worden. Kort voor het betrekken van de
woning raakt de man in geldnood en verkoopt de woning zonder toestemming van zijn
echtgenote. Echtgenote vernietigd daarop de rechtshandeling.
De HR zegt dat een door de echtgenoten in de nabije toekomst te bewonen woning gelijk
wordt gesteld met een bewoonde woning voor de artikelen 1:88 en 1:89 BW. De
wederpartij zal doordat de woning nog niet feitelijk in gebruik is te goeder trouw kunnen zijn
o.g.v. 1:89 lid 1 BW.
in casu niet te goeder trouw, rechtshandeling vernietigd.
*Dit geldt niet voor de situatie dat de echtgenoten al in een scheidingsprocedure zitten, en
één van de twee een nieuwe woning koopt en vestigt daar vervolgens een hypotheek op. Art.
1:88 BW geldt dan nog wel, maar in dat geval is het géén toekomstige echtelijke woning en is
geen toestemming vereist.
3
Programma:
Week 1: kosten van huishouding, 1:84 BW
week 2: toestemming 1:88 BW (handelingsonbevoegdheid)
week 3: bestuur 1:90 BW
week 4: wettelijke gemeenschap van goederen voor 2018, 94 ooud
week 5: wettelijke beperkte gemeenschap vanaf 2018, 94 nieuw
week 6: schulden (gemeenschap/prive)
week 7: ontbinding van de gemeenschap
week 8: geen onderwijs
week 9: huwelijkse voorwaarden
week 10: vergoedingsrechten
week 11/12: verrekenbedingen
week 13: geen onderwijs
week 14: samenwoners ongehuwden
week 15: pensioenrechten+ faillissement
week 16: TT
1
,Week 1 – Relatievermogensrecht (algemeen)
1. Ter Kuile-Kofman (of Reumatoloog)
(nr. 94 – blz. 292)
Op grond van art. 3:320 jo. 3:321 lid 1 sub a BW loopt de verjaringstermijn tussen
echtgenoten tot 6 maanden na het huwelijk.
Maar uit het arrest volgt dat als één van de echtgenoten teveel gefourneerd heeft, het
gebruikelijk is om periodiek af te rekenen na verstrijken van ieder kalenderjaar. Daarna zal in
de regel het recht om verrekening te vorderen zijn verwerkt.
Maar enkel tijdsverloop is niet voldoende voor rechtsverwerking!! De gedragingen zelf
kunnen daarbij een rol spelen, bijv. als de partner zelf de financiën deed, of als de partner
heeft laten blijken dat hij/zij het niet meer terug wilde.
2. Rechtsverwerking
(nr. 93 – blz. 290)
In het licht van de gedragingen van partijen tijdens het huwelijk kan de redelijkheid en
billijkheid meebrengen dat de echtgenoot na de ontbinding van het huwelijk de kosten niet
meer ‘met terugwerkende kracht van de andere echtgenoot kan terugvorderen’ en dat hij
‘in zoverre zijn vorderingsrecht (heeft) verwerkt’.
3. Art. 1:84 en vervalbeding
(Print 1)
Man en vrouw waren getrouwd op huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft giften van haar
vader gehad en deze zijn door de man gebruikt voor de kosten van de huishouding, die
volgens de huwelijkse voorwaarden voor rekening van de man vielen. De vrouw heeft echter
niets gedaan om de geldstroom van haar privérekening tegen te houden. Ook is het
vervalbeding niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Het kan in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid, maar dan moet dit wel bewezen
worden door de vrouw.
2
, Week 2 – Toestemming
4. Maastrichtse woning I
(nr. 90 – blz. 286)
Man en vrouw waren gehuwd buiten iedere gemeenschap van goederen. De vrouw
bewoonde alleen de echtelijke woning op grond van een voorlopige voorziening (art. 822 lid
Rv). De vrouw verkoopt en levert de woning zonder toestemming ingevolge art. 1:88 lid 1 sub
a BW. Man vordert vernietiging ingevolge art. 1:89 BW. Niet uitsluitend de echtgenoot die
feitelijk in de woning verblijft moet toestemming geven. De voorlopige voorziening heeft
hier ook geen invloed op, is slechts een voorlopige oplossing en toestemming van de man is
dus nodig. De man kon dus vernietigen.
5. Maastrichtse woning II
(nr. 91 – blz. 287)
De koper stelt dat er sprake is van goede trouw, nu hij op grond van jurisprudentie en
literatuur ervan uit mocht gaan dat er geen toestemming was vereist en de vrouw dus in
haar recht stond de woning in haar eentje te verkopen.
De HR stelt dat zij dit niet hadden mogen aannemen op grond van de literatuur en
jurisprudentie, en dat de koper er rekening mee had moeten houden dat er wel
toestemming nodig was. Nu zij hier niet naar hadden geïnformeerd bij de verkoper wordt er
in strijd gehandeld met de goede trouw, waardoor een beroep op de goede trouw van (art.
1:88 lid 2 jo.) art. 1:89 lid 2 BW geen kans van slagen heeft.
6. Schaaphok-Schilder
(nr. 92 – blz. 289)
Een gehuwd stelt woont nog in de oude woning, de man koopt een woning die na een
interne verbouwing de echtelijke woning moet worden. Kort voor het betrekken van de
woning raakt de man in geldnood en verkoopt de woning zonder toestemming van zijn
echtgenote. Echtgenote vernietigd daarop de rechtshandeling.
De HR zegt dat een door de echtgenoten in de nabije toekomst te bewonen woning gelijk
wordt gesteld met een bewoonde woning voor de artikelen 1:88 en 1:89 BW. De
wederpartij zal doordat de woning nog niet feitelijk in gebruik is te goeder trouw kunnen zijn
o.g.v. 1:89 lid 1 BW.
in casu niet te goeder trouw, rechtshandeling vernietigd.
*Dit geldt niet voor de situatie dat de echtgenoten al in een scheidingsprocedure zitten, en
één van de twee een nieuwe woning koopt en vestigt daar vervolgens een hypotheek op. Art.
1:88 BW geldt dan nog wel, maar in dat geval is het géén toekomstige echtelijke woning en is
geen toestemming vereist.
3