Inhoud
Hoofdstuk 19 The kidneys ....................................................................................................................... 2
Functies van de nieren ........................................................................................................................ 2
Anatomie van het urinewegstelsel ...................................................................................................... 2
Overzicht van de nierfunctie ............................................................................................................... 3
Filtratie ................................................................................................................................................ 4
Reabsorptie ......................................................................................................................................... 7
Secretie ................................................................................................................................................ 8
Excretie ................................................................................................................................................ 9
Micturitatie ........................................................................................................................................ 10
Hoofdstuk 20 Integrative Physiology II: Fluid and Electrolyte Balance ................................................. 11
Vloeistof- en elektrolytenhomeostase .............................................................................................. 11
Waterbalans ...................................................................................................................................... 11
Natriumbalans en ECF-volume .......................................................................................................... 14
Kaliumbalans ..................................................................................................................................... 16
Gedragsmechanismen in zout- en waterbalans ................................................................................ 16
Geïntegreerde controle van volume, osmolariteit en bloeddruk...................................................... 17
Zuur-base-evenwicht ......................................................................................................................... 18
Histologie excretie ................................................................................................................................. 22
Hoofdstuk 21 The Digestive System ...................................................................................................... 29
Anatomie van het spijsverteringsstelsel ............................................................................................ 29
Spijsverteringsfunctie en -processen................................................................................................. 31
Regeling van de GI-functie................................................................................................................. 32
Geïntegreerde functie: De cefale fase ............................................................................................... 34
Geïntegreerde functie: De maagfase................................................................................................. 35
Geïntegreerde functie: de darmfase ................................................................................................. 37
Immuunfuncties van het GI-traject ................................................................................................... 43
Hoofdstuk 22 Metabolism and Energy Balance..................................................................................... 45
Eetlust en verzadiging........................................................................................................................ 45
Metabolisme in gevoede en nuchtere toestand ............................................................................... 45
Histologie spijsvertering ........................................................................................................................ 46
Mondholte tot anus........................................................................................................................... 46
Klieren en aanhangsels spijsvereringsstelsel: .................................................................................... 52
,Hoofdstuk 19 The kidneys
Functies van de nieren
Noem en beschrijf de zes functies van de nieren
1) Regeling van extracellulair vloeistofvolume en bloeddruk
2) Regulatie van osmolariteit
3) Behouden van ionenbalans (Na+, K+, Ca2+)
4) Homeostatische regulatie van pH
5) Excretie van afval
6) Hormoonproductie
o Erythropoietin (EPO)
o Renin (RAAS)
o Prostaglandin
o Calcitriol (vitamin D)
Anatomie van het urinewegstelsel
Volg de anatomische weg van een waterdruppel van het kapsel van Bowman naar urine die het
lichaam verlaat
Nefron begint met Bowman’s capsule die om glomerulus heen zit. Vanuit Bowman’s capsule gaat
vloeistof naar proximale tubule → descending lus van Henle → ascending lus van Henle → distale
tubule → collecting duct waar 8 nefronen samen in uitkomen → renal pelvis → ureter
Medulla bevat lussen van Henle en collecting ducts, cortex bevat Bowman’s capsules.
Volg de weg van een bloeddruppel van de nierslagader naar de nierader
Bloed komt nier binnen via nierslagader, waar de nierslagader zich vertakt in kleinere afferente
arteriolen. Komt hierna in eerste capillaire bed (glomerulus) en daarna in efferente arteriolen naar
peritubullaire capillairen welke weer samenkomen in venulen en daarna in nierader
,Schets de anatomische relatie tussen de vasculaire en tubulaire elementen van het nefron
Overzicht van de nierfunctie
Beschrijf de drie processen van het nefron
- Filtratie – beweging van vloeistof uit het bloed naar het lumen van het nefron
- Reabsorptie – stoffen in het filtraat uit het lumen van de tubulus worden teruggevoerd naar
het bloed dat door peritubulaire capillairen stroomt
- Secretie – verwijdert selectief moleculen uit het bloed en voegt ze toe aan het filtraat in het
lumen van de tubulus
, Schets de volume- en osmolariteitsveranderingen van filtraat wanneer het door elk deel van het
nefron gaat
Reabsorptie vindt plaats wanneer proximale tubuluscellen opgeloste stoffen uit het lumen
transporteren en water volgt door osmose. Filtraat dat de proximale tubulus uitgaat komt in de lus
van Henle, waar meer opgeloste stof wordt gereabsorbeerd dan water → filtraat wordt hyposmotisch
tov plasma. Grootste deel van volume dat oorspronkelijk in kapsel van Bowman werd gefilterd, is
gereabsorbeerd in de capillairen. In distale tubulus en collecting duct worden zout en waterbalans
gereguleerd door hormonen.
Verschil secretie en excretie: secretie wordt iets verplaatst naar andere plek dan bron, excretie wordt
iets uit het lichaam verwijderd.
Hoeveelheid excretie = hoeveelheid gefilterd - hoeveelheid gereabsorbeerd + hoeveelheid secretie
Filtratie
Beschrijf de filtratiebarrières tussen het bloed en het lumen van het nefron en leg uit hoe ze
kunnen worden gewijzigd om de filtratie te regelen
Slechts 20% van het plasma dat door de glomerulus gaat, wordt gefilterd. Minder dan 1% van het
gefilterde vocht wordt uiteindelijk uitgescheiden.
Filtratie gebeurt in renal corpuscle: glomerulaire capillairen omringd door Bowman’s capsule. Om
plasma te verlaten naar tubulus lumes moeten 3 barrières gepasseerd worden:
1) Glomerulair capillair endotheel