Afhankelijke variabele: intelligentie
Onafhankelijke variabele: (koud) klimaat, evolutionaire nieuwheid
Conclusie: zowel de temperatuur als evolutionaire nieuwigheden verklaren de helft tot 2/3
van de variatie in het nationale IQ.
Introduction:
Theorie 1 (Lynn, 1991; Rushton, 1995): de intelligentie in koudere klimaten is hoger dan in
warmere klimaten, omdat het moeilijker is om te overleven in bijvoorbeeld Azië en Europa
dan in Afrika. In koudere klimaten zoals in Europa en Azië is het moeilijker om eten te vinden
en onderdak en kleding is moeilijker om goed bestendig te zijn tegen de kou. Daarom wordt
beweerd: hoe kouder het klimaat, hoe hoger de algemene intelligentie.
Theorie 2 (Kanazawa, 2004): onze voorouders hadden weinig last van evolutionaire nieuwe
problemen. Intelligentie was nooit zo belangrijk als nu in de moderne wereld, omdat we nu
kampen met belangrijke milieuproblemen waar we een oplossing voor moeten vinden.
Daarom wordt hier beweerd: hoe nieuwer de omgeving is, hoe hoger de algemene
intelligentie.
4. het koude klimaat maakt deel uit van de evolutionaire nieuwigheid. Koud klimaat zorgt
voor een hoger nationale intelligentie. Bij de theorie van Lynn en Rushton wordt het koude
klimaat benadrukt, terwijl het koude klimaat bij de theorie van Kanzawa maar een klein
onderdeel is.
5. de huidige studie wil de twee theorieën testen om te kijken of ze waar zijn. Zo kunnen ze
erachter komen of dit daadwerkelijk invloed heeft gehad op de intelligentie. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van Lynn en Rushtons theorie van temperatuur/klimaat en van Kanazawa’s
theorie van evolutionaire nieuwigheid.
Data:
6. er wordt gebruik gemaakt van een uitgebreidere versie van de lijst van Lynn en Vanhanen
(2002). Op deze lijst staat het nationale IQ van 192 landen. Dit zijn alle landen op de wereld
met een bevolking van minimaal 40.000 mensen). Hier wordt of het gemiddelde van de
scores berekend op basis van primaire gegevens, of het wordt zorgvuldig geschat op basis
van beschikbare bronnen.
7. betrouwbaarheid: de resultaten zijn hetzelfde als het onderzoek op dezelfde manier wordt
herhaald.
Validiteit: je meet wat je wil meten en het is vrij van systematische fouten.
Er wordt gezegd dat er meerdere scores beschikbaar zijn van de uitslagen van de IQ test. De
correlatie is steeds hoger en de test-hertest is hier uitgevoerd. Het onderzoek is dus wel
betrouwbaar.
Er is een overeenkomst tussen de geschatte nationale IQ’s en de gemeten nationale IQ’s van
26 landen. De correlatie is .9230. Dit is een hoge correlatie, wat dus laat zien dat het
onderzoek valide is.
Onafhankelijke variabele: (koud) klimaat, evolutionaire nieuwheid
Conclusie: zowel de temperatuur als evolutionaire nieuwigheden verklaren de helft tot 2/3
van de variatie in het nationale IQ.
Introduction:
Theorie 1 (Lynn, 1991; Rushton, 1995): de intelligentie in koudere klimaten is hoger dan in
warmere klimaten, omdat het moeilijker is om te overleven in bijvoorbeeld Azië en Europa
dan in Afrika. In koudere klimaten zoals in Europa en Azië is het moeilijker om eten te vinden
en onderdak en kleding is moeilijker om goed bestendig te zijn tegen de kou. Daarom wordt
beweerd: hoe kouder het klimaat, hoe hoger de algemene intelligentie.
Theorie 2 (Kanazawa, 2004): onze voorouders hadden weinig last van evolutionaire nieuwe
problemen. Intelligentie was nooit zo belangrijk als nu in de moderne wereld, omdat we nu
kampen met belangrijke milieuproblemen waar we een oplossing voor moeten vinden.
Daarom wordt hier beweerd: hoe nieuwer de omgeving is, hoe hoger de algemene
intelligentie.
4. het koude klimaat maakt deel uit van de evolutionaire nieuwigheid. Koud klimaat zorgt
voor een hoger nationale intelligentie. Bij de theorie van Lynn en Rushton wordt het koude
klimaat benadrukt, terwijl het koude klimaat bij de theorie van Kanzawa maar een klein
onderdeel is.
5. de huidige studie wil de twee theorieën testen om te kijken of ze waar zijn. Zo kunnen ze
erachter komen of dit daadwerkelijk invloed heeft gehad op de intelligentie. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van Lynn en Rushtons theorie van temperatuur/klimaat en van Kanazawa’s
theorie van evolutionaire nieuwigheid.
Data:
6. er wordt gebruik gemaakt van een uitgebreidere versie van de lijst van Lynn en Vanhanen
(2002). Op deze lijst staat het nationale IQ van 192 landen. Dit zijn alle landen op de wereld
met een bevolking van minimaal 40.000 mensen). Hier wordt of het gemiddelde van de
scores berekend op basis van primaire gegevens, of het wordt zorgvuldig geschat op basis
van beschikbare bronnen.
7. betrouwbaarheid: de resultaten zijn hetzelfde als het onderzoek op dezelfde manier wordt
herhaald.
Validiteit: je meet wat je wil meten en het is vrij van systematische fouten.
Er wordt gezegd dat er meerdere scores beschikbaar zijn van de uitslagen van de IQ test. De
correlatie is steeds hoger en de test-hertest is hier uitgevoerd. Het onderzoek is dus wel
betrouwbaar.
Er is een overeenkomst tussen de geschatte nationale IQ’s en de gemeten nationale IQ’s van
26 landen. De correlatie is .9230. Dit is een hoge correlatie, wat dus laat zien dat het
onderzoek valide is.