100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting mycologie, infectieziekten - prof. Lagrou

Rating
-
Sold
5
Pages
27
Uploaded on
24-04-2024
Written in
2023/2024

Dit document is een volledige samenvatting van de les mycologie, gedoceerd door prof. Lagrou. Het behoort tot het vak "Microbiologie en infectieziekten", gedoceerd in 2e bachelor geneeskunde. Deze samenvatting is gebaseerd op de slides, foto's en lesnotities. Ik heb de slides als basis gebruik en hierbij uitgebreid genoteerd omdat er niet bij alle foto's uitleg stond. Veel succes!

Show more Read less
Institution
Course












Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
April 24, 2024
Number of pages
27
Written in
2023/2024
Type
Summary

Subjects

Content preview

Mycologie – prof. Lagrou
Inhoudsopgave
Mycologie – prof. Lagrou................................................................................................................................ 1

1. Fungi: kenmerken...................................................................................................................................... 2
1.1. Ziektelast van fungale infecties.....................................................................................................................2
1.2. Systematiek/fylogenie...................................................................................................................................2
1.3. Kenmerken van fungi.....................................................................................................................................3
1.4. Indeling mycosen...........................................................................................................................................4

2. Oppervlakkige fungale infecties.................................................................................................................. 5
2.1. Malassezia species.........................................................................................................................................5
2.1.1. Pityriasis versicolor.................................................................................................................................5
2.1.2. Seborrhoeische dermatitis.....................................................................................................................6
2.1.3. Malassezia folliculitis..............................................................................................................................6
2.1.4. Diagnose.................................................................................................................................................6
2.2. Dermatofytosen/tinea...................................................................................................................................7
2.3. Onychomycosen...........................................................................................................................................10
2.4. Candida........................................................................................................................................................12
2.4.1. Orale candidiasis...................................................................................................................................12
2.4.2. Cutane candidiasis................................................................................................................................12
2.4.3. Gentale candidiase...............................................................................................................................13

3. Diepe mycosen......................................................................................................................................... 14
3.1. Aspergillus species.......................................................................................................................................14
3.1.1. Allergische bronchopulmonale aspergillosis (ABPA)............................................................................16
3.1.2. Aspergilloom.........................................................................................................................................16
3.1.3. Invasieve aspergillose (IPA)...................................................................................................................16
3.1.4. Chronische pulmonaire aspergillose....................................................................................................19
3.2. Mucormycosis..............................................................................................................................................19
3.3. Systemische candidiasis...............................................................................................................................20
3.4. Cryptococcus................................................................................................................................................22
3.5. Infecties door Pneumocystis jirovecii...........................................................................................................23

4. Antifungale geneesmiddelen.................................................................................................................... 24
4.1. Flucytosine...................................................................................................................................................25
4.2. Polyenen......................................................................................................................................................25
4.3. Azolen..........................................................................................................................................................25
4.4. Echinocandinen............................................................................................................................................26
4.5. Resistentievorming tegen antifungale middelen.........................................................................................26
4.6. Manieren van antifungale middelen gebruik..............................................................................................27

,1. Fungi: kenmerken
1.1. Ziektelast van fungale infecties
Spectrum van fungale ziekten
- Invasieve fungale infecties
- Allergische syndromen
- Oppervlakkige fungale infecties (huid, haar, nagels) en
mucosale infecties
o Komen het frequentste voor
o Bv. 1/5 volwassenen lijdt aan tinea pedis of
“Athlete’s foot”
o 50-75% van de vrouwen maakt ooit een Candida vulvovaginalis infectie mee

Jaarlijks sterven er 2,5 miljoen mensen aan fungale infecties. Het blijft een topic waar weinig
aandacht naartoe gaat door de gezondheidszorg (bv. bestaan geen vaccins owv gebrek aan onderzoek).

Belangrijkste fungale infecties ( mortaliteit)
1. Invasieve aspergillose
2. Invasieve candidiase
3. Pneumocystis jirovecii pneumoniae
4. Mucormycosis
5. Cryptococcal meningitis

Ziektelast van fungale infecties
- Oppervlakkige infecties van huid, haar en nagels
o Zijn de frequents voorkomende fungale infecties bij de mens
- Mucosale infecties
o Spruw (orale candidiasis) komt voor bij:
 +/- 2,5 miljoen mensen die leven met HIV/AIDS en die geen antiretrovirale
therapie nemen
 > 1 miljoen andere patiënten
o Candida vulvovaginitis
 Komt bij 50-75% van de vrouwen minstens 1 keer voor in hun leven
 5-8% hebben last van minstens 4 episodes per jaar
- Invasieve fungale infecties
o De incidentie is veel lager dan voor oppervlakkige en mucosale infecties maar de
mortaliteit is onaanvaardbaar hoog
o De incidentie neemt toe door een toename aan patiënten die risico lopen voor deze
infecties
 At risk populatie = immuungecompromiteerde patiënten, bv. mensen met
chemobehandeling, orgaantransplantatie, antibioticabehandeling, …
 Deze populatie breidt uit
o Ongeveer 1,5 miljoen mensen sterven jaarlijks wereldwijd omwille van deze infecties
o De meeste doden zijn te wijten aan infecties door Cryptococcus, Candida, Aspergillus
en Pneumocystis


1.2. Systematiek/fylogenie

,Fungi behoren tot de eukaryoten. Dit wil zeggen dat ze moeilijker te behandelen zijn dan bacteria
(prokaryoten). Fungi zijn meer verwant aan de gastheer (beide eukaryoten) waardoor het moeilijker
wordt om een verschilpunt te vinden waarop antifungale middelen zich kunnen targetten.

“Fungi” = verzamelnaam voor gisten en filamenteuze fungi
- Gisten
o = “yeast”, ééncellige organismen
o Op voedingsbodem: glazende kolonies, gelijkaardig aan bacteria
- Filamenteuze fungi
o = “molds”, meercellige organismen
o Op voedingsbodem: meer pluizige groei die bestaat uit schimmeldraden (hypha).
Fungi groeien vanuit de top van deze hypha.
o Het geheel van schimmeldraden noemen we “mycelium”, tussen de verschillende
cellen zien we tussenschotten.
Maar geen duidelijk onderscheid tussen de 2 organismen: bepaalde fungi kunnen een andere
morfologie hebben naargelang de omstandigheden, bv. Candida albicans is een gist, maar kan ook
hyphae vormen in vivo in bepaalde omstandigheden.




1.3. Kenmerken van fungi

Fungale celwand
Belangrijke componenten:
- Ergosterol
o = tegenhanger van humane cholesterol
o Heel wat antifungale middelen werken in op ergosterol
- Laag met chitine: β -1,4-N-acetyl glucosamine
- Laag met suikerketens/glucaan: β - 1,3-glucose (=polymeer van glucose)
- Mannanen: worden gebruikt in de detectie van vroege schimmelinfecties
- Speciaal bij Cryptococcus: kapsel dat gaat beschermen tegen fagocytose




Metabolisme bij fungi
= heterotroof. Fungi zijn afhankelijk van externe voedingsbronnen voor hun koolwaterstoffen. Ze
zullen enzymens secreteren die deze externe voedingsbronnen afbreken tot componenten die ze
kunnen gebruiken voor hun energieproductie.

,Fungale voortplanting
- Vele fungi doorlopen karakteristieke levenscyclus en kunnen aangetroffen worden als aparte,
onafhankelijke sporenvormende seksuele en aseksuele generaties met een sterk
verschillende morfologie
o Seksuele voortplanting: er wordt verondersteld dat fungi onder bepaalde
omstandigheden dit kunnen (moeten hele specifieke omstandigheden zijn die je
terugvindt in de natuur, maar niet in het labo). Seksuele sporenvorming treedt
zeldzaam op in het lab, was vroeger basis voor classificatie van fungi (nu vooral op
basis van DNA)
o Aseksuele voortplanting: typisch in het labo
- Biochemische opbouw en fysiologische eigenschappen zijn identiek
o aseksuele en seksuele generatie blijven biochemisch hetzelfde
- Aseksuele sporenvorming wordt gebruikt als een microscopisch identificatiekenmerk

- Aseksuele sporen van gisten: Knopvorming
o Kern gaat delen, knopje van cytoplasma wordt gevormd waarin de nieuwe kern gaat
migreren en finaal zal deze nieuwe cel verbonden blijven of loskomen van de
moedercel
o “Knopje”, dochtercel: kan vastgehecht blijven op de moedercel en zo krijg je ook een
soort van schimmeldraad met constricties, = “pseudohyphae”
- Aseksuele sporen van filamenteuze fungi
o Afzonderijk gevormd, bv. Aspergillus: vormt conidia (bolvormige structuren die uit de
phialiden worden gevormd) die gelijdelijk aan vrijkomen in de omgeving.
o Gevormd in compartiment, bv. mucoralen: sporangiospore (= zitten in een
zakvormige structuur, het sporangium) en op een bepaald moment barst het
sporangium open en komen de sporen vrij
o Sporen afzonderlijk gevormd, bv. Tinea pedis: schimmeldraad zelf gaat zich
omvormen tot sporen (schimmeldraden vallen uiteen als ze matuur zijn in pakketjes)
- Seksuele sporen, ontstaan door 3 opeenvolgende processen:
o Plasmogamie: haploïde nucleus van donorcel (+) dringt binnen in het cytoplasma van
recipiënt cel (-)
o Karyogamie: de + en – nucleus versmelten tot een diploïde zygote nucleus
o Meiose: diploïde nucleus vormt haploïde nuclei door reductiedeling (seksuele
sporen)

o Verschil met aseksuele sporen: onstaan door 2 verschillende cellen, en sporen zijn
een mix van het genetisch materiaal

o Ascomycota: seksuele spore zit in een zakje, een ascus
o Mucorales: wanneer 2 hyphae samenkomen, wordt een seksuele spore gevormd
(grote bol)
o Basidiomycota, bv. cryptococcus en paddestoelen




1.4. Indeling mycosen
- Oppervlakkige mycosen
o Pityriasis versicolor
- (Muco)cutane mycosen
o Dermatofytosen en onychomycosen

, o Mucocutane candidiasis
o Otitis externa en keratitis
- Subcutane mycosen
- Diepe mycosen

2. Oppervlakkige fungale infecties
2.1. Malassezia species
- Behoren tot de normale flora van de huid of haarfollikels van de mens
o Deze huidkolonisatie neemt toe van 25% bij kinderen tot 100% bij adolescenten en
volwassenen
o Reden = hebben lipiden nodig voor hun groei, bij sebumproductie tijdens de
puberteit nemen deze species dus ook toe (1 uitzondering, niet obligaat lipofiel:
M.pachydermatis)
- Malassezia furfur complex: complex van nauw verwante Malassezia species, meeste zijn
afhankelijk van lipiden voor groei
- Belangrijkste pathogeen: Malassezia globosa
- Produceren lipasen en voeden zich met sebum geproduceerd door
de huid

Aandoeningen veroorzaakt door Malassezia species
- Pityriasis versicolor
- Seborrhoïsche dermatitis
- Folliculitis

2.1.1. Pityriasis versicolor
- Ziekte die vooral tijdens de zomermaanden voorkomt
- Incidentie gematigde klimaten: 1-4% (tropische gebieden tot 40%)
- Factoren die een rol spelen:
o Hoge temperatuur
o Zweten
o Vocht
o Seborrhoea
o Individuele predispositie
- Deze begunstigende factoren zorgen ervoor dat deze Malassezia (die wel allemaal hebben in
de flora van onze huid) gaan transformeren van gist vorm naar myceliale vorm. Bij deze
transformatie gaan er zich klinische letsels vormen.
- Chronische ziekte, vaak herval
- Klinische symptomen:
o Schilferende, lichtgele tot geelbruine vlekken, die gaan samenvloeien, weinig of niet
jeukend
o Bij donkere huidskleur: Hypo- of hyperpigmentatie door modificatie van melanine
synthese
$12.09
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
Paracetamol123 Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
377
Member since
2 year
Number of followers
72
Documents
41
Last sold
10 hours ago

Vragen over een samenvatting? Stuur mij gerust een berichtje!

4.8

37 reviews

5
29
4
7
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions