100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Systeemgericht Werken $5.17   Add to cart

Summary

Samenvatting Systeemgericht Werken

1 review
 204 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het hele boek "Basisboek Systeemgericht Werken" van Marius Nabuurs, tweede druk 2014.

Preview 4 out of 62  pages

  • January 15, 2018
  • 62
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: 994707615 • 4 year ago

Translated by Google

Detailed summary. Pleasant to have next to learn the fabric.

avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 36 Flashcards
Free 6 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Systeem (Wijenberg)

Answer: Het begrip systeem wijst op een eenheid, opgebouwd uit deelverhoudingen; het gaat niet alleen om de delen op zich, ook niet op het geheel, maar op betrekkingen tussen dit alles.

2.

Systeem (Nabuurs)

Answer: Het begrip systeem wijst op een eenheid, opgebouwd uit deelverhoudingen; het gaat niet om de delen op zich, ook niet om het geheel, maar om de doelgerichte betrekkingen tussen dit alles. Marius Nabuurs voegt dus doelgerichtheid toe aan de definitie van Wijenberg.

3.

Welke 3 betekenissen geven Prochaska en Norcross aan systeemgericht werken?

Answer: 1. Als verwijzing naar een therapievorm: meerdere cliënten die een duurzame relatie met elkaar hebben, zijn samen bij de behandeling aanwezig of brengen deze deels samen door. 2. Als inhoud of doel van de behandeling: onderlinge relaties zijn het belangrijkste aandachtspunt, het doel is het functioneren van het (gezins)systeem te verbeteren. 3. Circulariteit: de wederzijdse beïnvloeding. Het is dus niet lineair/oorzaak-gevolg.

4.

Wat wordt er bedoeld met \"de mens als systeem\"?

Answer: Cellen vormen organen. Organen vormen stelsels (beweging, bloed, spijsvertering). Stelsel vormen het menselijk lichaam. Deze vormt samen met de psyche de eenheid van de mens. Al deze delen zijn in interactie met elkaar.

5.

Wat wordt er bedoeld met \"innerlijke boodschappen\"?

Answer: Innerlijke boodschappen draaien om input, throughput en output. Denk hierbij aan de bloedsomloop.

Flashcards 63 Flashcards
$3.59 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Welke 4 systeemtheorieën worden beschreven in het boek?

Answer: 1. De algemene systeemtheorie (Von Bertalanffy). 2. Structurele theorie (Minuchin et. al.) 3. Strategische of communicatietheorie (Haley & Watzlawick). 4. Intergerationele of contextuele systeemtheorie (Boszormenyi-Nagy)

2.

De algemene systeemtheorie van Von Bertalanffy wordt gezien als de basis van het systeemtheoretisch denken. Wat hebben de andere drie theorieën aan deze theorie toe te voegen, waarin verschillen zij van elkaar?

Answer: 1. Structurele theorie: De wijze waarop het gezin georganiseerd is staat hier centraal. 2. Strategische of communicatietheorie: het benaderen van wetmatigheden in de communicatie tussen mensen staat hier centraal. 3. Intergerationele of contextuele systeemtheorie: Met name de relaties tussen familieleden over de verschillende generaties moeten volgens deze theorie worden betrokken in de analyse van de behandeling.

3.

Wat is een metatheorie?

Answer: Een theorie die van toepassing is op verschillende wetenschapsgebieden.

4.

Wat zijn de 4 kernpunten van de systeemtheorie?

Answer: 1. Levende organismen bestaan uit verschillende delen die onderling samenhangen en elkaar wederzijds beïnvloeden, niet lineair maar circulair. Veranderingen in één deel van de groep zullen gevolgd worden door veranderingen in andere delen van de groep. 2. Levende organismen zijn zichzelf handhavende eenheden, die in een voortdurende wisselwerking staan met hun omgeving. Er is sprake van input, throughput en output. Dit is de basis van de systeemtheorie. 3. Levende organismen zijn eenheden die het vermogen hebben zichzelf te handhaven, zich voortdurend op hun omgeving af te stemmen en die in een dynamisch evenwicht zijn met hun omgeving. Al die gedragingen van de eenheden hebben een functie binnen het geheel. 4. Levende organismen zijn eenheden met het vermogen zichzelf te besturen en zichzelf te reproduceren.

5.

wat is de belangrijkste invloed van de systeemtherapie volgens Steyaert en Kwekkeboom?

Answer: Het verleggen van de focus van individuele situaties naar sociale situaties waarin zorgbehoevende burgers zitten.

Flashcards 24 Flashcards
$3.44 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat is volgens Nabuurs een redelijke definitie van een gezin?

Answer: Elk leefverband van 1 of meer volwassenen die verantwoordelijkheid dragen, stabiliteit en continuïteit bieden voor de verzorging en opvoeding van een of meer kinderen vanuit een duurzame relatie.

2.

Wat zijn gezinskenmerken?

Answer: De gezinsgrootte, de gezinssamenstelling en de rolverdeling.

3.

wat kun je zeggen over de gezinsgrootte door de jaren heen?

Answer: Voorheen was het hebben van 4 tot 10 kinderen heel normaal, zeker in de katholieke gebieden. Door de beschikbaarheid en aanvaardbaarheid van anticonceptie en de verminderde invloed van de katholieke kerk is er een geboortebeperking ontstaan na 1960. Voor 1910 was er massale kindsterfte. Nu zijn vooral allochtone gezinnen groter.

4.

Welke soorten gezinssamenstellingen zijn er?

Answer: - eenoudergezinnen, als gevolg van scheidingen. - ongehuwd samenwonen - jongeren en ouderen wonen vaak alleen. - in 1880 waren er drie-generatiegezinnen, maar nu leven ooms, tantes, opa\'s en oma\'s alleen.

5.

Welke factoren hebben invloed op de gezinssamenstelling?

Answer: - religie - seksuele rolverdeling - huispositie van de vrouw - machtspositie van het geloof als aspecten van de drie-eenheid in het gezin. - hetero, homo - huwelijk - buiten het gezin heeft ook de maatschappij invloed op de gezinssamenstelling (in China mocht je lang niet meer dan 1 kind hebben).

Flashcards 47 Flashcards
$3.44 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat is wederzijdse beïnvloeding?

Answer: er is sprake van wederzijdse beïnvloeding doordat cliënten en hulpverleners voortdurend met elkaar in interactie zijn.

2.

Wat is een transactie?

Answer: dat is de uitwisseling van de boodschap van de zender naar de ontvanger.

3.

Wat is een geslaagde transactie?

Answer: De zender en ontvanger beschikken bij een geslaagde transactie over dezelfde regels en gedragscodes.

4.

Wat is een interactie?

Answer: Een serie van uitgewisselde communicatieve eenheden waardoor er wederzijdse beïnvloeding ontstaat. Alle betrokkenen zijn zowel zender als ontvanger.

5.

Wat is digitale communicatie?

Answer: verbale communicatie. Woorden, spreektaal.

Flashcards 36 Flashcards
$3.44 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Welzijn Nieuwe Stijl heeft 8 bakens. Welke zijn dat?

Answer: 1. gericht op de vraag achter de vraag: samen met de cliënt zicht krijgen op het daadwerkelijke probleem. 2. gebaseerd op eigen kracht van de burger: cliënten activeren en empoweren. alleen hulp waar hij het zelf echt (nog) niet kan. 3. direct eropaf: voorkomen dat de situatie verslechterd, snel handelen bij crisissituaties, vertrouwen terugwinnen in de hulpverlening. 4. formeel en informeel in optimale verhouding: voorkomen van \"hulpverlenersafhankelijkheid\" en inzetten sociaal netwerk. 5. Doordachte balans van collectief en individueel: individueel en waar mogelijk in groepsverband. 6. Integraal werken: 1 plan. Samenwerking instellingen. 7. niet vrijblijvend, maar resultaatgericht: duidelijke afspraken voor hulpverlener, cliënt en naasten. 8. Gebaseerd op ruimte voor de professional: deskundigheid leidt tot ruimte voor besluitvorming en zelfstandig handelen.

2.

Wat is het beroepsprofiel voor de social worker bij WNS?

Answer: Hij is in staat tot een professionele samenwerking in de ketens, het adequaat communiceren met de cliënt, naasten en andere organisaties. Hij is ondernemend, in staat naar de cliënt toe te gaan en de regie te nemen. Maar ook in staat de krachten van de cliënt en diens naasten te zien en daarop durven te vertrouwen. Hiermee durven loslaten.

3.

Welke 4 categorieën zijn er met betrekking tot sociaal isolement en eenzaamheid?

Answer: 1. De sociaal weerbaren met een rijk netwerk die er ook betekenis aan ontlenen. 2. De eenzamen met weliswaar voldoende contacten, maar die er onvoldoende betekenis aan kunnen ontlenen. 3. De contactarmen met een klein aantal sociale relaties, maar die zich er niet aan storen. 4. De sociaal geïsoleerden die een heel klein sociaal netwerk hebben en daar hinder van ondervinden.

4.

Wat zijn de uitgangspunten van Families First (FF)?

Answer: - kinderen kunnen het beste opgroeien in een gezin. - de veiligheid van het kind staat in het gezin voorop. - in ieder gezin zijn er mogelijkheden tot verandering. - FF is gericht op het versterken van positieve krachten binnen het gezin. - FF respecteert de normen en waarden van gezinnen waarmee wordt gewerkt. - Gezinsleden hebben de wil tot verandering. - Een crisis biedt extra mogelijkheden tot verandering.

5.

wat zijn de kenmerken van Families First (FF)?

Answer: - FF reageert onmiddellijk op een crisis. - De problemen en wensen tot verandering in het gezin staan centraal. - Herstel en vergroting van veiligheid in het gezin staat centraal. - De hulp wordt gegeven in (de directe omgeving van) het gezin. - FF is 24 uur per dag beschikbaar voor hulp aan het gezin. - De hulp van FF is intensief en ruim inzetbaar. - De nadruk ligt op competentievergroting. - De gezinsmedewerker biedt praktische en materiële hulp

Flashcards 3 Flashcards
Free 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

De regulatieve cyclus van Van Strien onderscheidt 5 stappen. Welke?

Answer: 1. Probleemstelling: screening en analyse van wat er aan de hand is. 2. Diagnose: Het vaststellen van de hypothese per probleemgebied en het opstellen van doelen voor de aanpak. 3. Plan: het vaststellen van de wijze van aanpak, de methodiek, de middelen en het proces. 4. Actie: het uitvoeren van een plan van aanpak. 5. evaluatie: het onderzoeken of de aanpak heeft geholpen en hoe verder te gaan.

2.

Na afloopt van iedere sessie vindt er op 2 fronten evaluatie plaats. Welke?

Answer: - een evaluatie met het cliëntsysteem bestaande uit verschillende systeemniveaus. - een introspectieve evaluatie met jezelf als hulpverlener.

Flashcards 26 Flashcards
$3.44 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat is de regulatieve cyclus van Van Strien?

Answer: een beslissingsondersteunend model in de hulpverlening. Ontstaan uit het wetenschappelijk denken van Van Strien. Het model geeft precies weer hoe hulpverleners werken. Het laat zien hoe je tot goed onderbouwde besluiten komt en begeleiding en behandeling. Het is een handelingsgerichte diagnostiek en behandeling met een verloop volgens 5 stappen.

2.

Volgens welke 5 stappen verloopt de regulatieve cyclus?

Answer: 1. Probleemstelling: screening en analyse van wat er aan de hand is. 2. Diagnose: het vaststellen van de hypothese per probleemgebied en het opstellen van doelen voor de aanpak. 3. Plan: het vaststellen van de wijze van aanpak, de methodiek, de middelen, het proces. 4. Actie: het uitvoeren van plan van aanpak. 5. Evaluatie: het onderzoeken of de aanpak heeft geholpen en hoe verder te gaan.

3.

Welke vaardigheden moet de systeemgericht hulpverlener hebben bij het doorlopen van de regulatieve cyclus?

Answer: waarnemen, diagnosticeren, plannen, uitvoeren, volgen, evalueren en bijstellen van alle verschillende processen die er gelopen worden. Hij moet zijn handelen op alle niveaus kunnen uitleggen.

4.

hoe heeft de factor tijd invloed op het systeemgericht hulpverlenen?

Answer: Alle individuen hebben een andere tijdsbeleving. De plaats en de omstandigheden hebben daar net als het individu invloed op. bij interpunctieproblematiek hebben verschillende gezinsleden een ander idee van de start(tijd) van een bepaald probleem. Je gebruikt een bepaalde hoeveelheid tijd om met het gezinssysteem te werken aan de doelen. In duur van de sessie en aantal sessies.

5.

Wat gebeurt er met de factor tijd binnen het rigide en chaotische gezinssysteem?

Answer: binnen het rigide gezinssysteem is er sprake van stilstaande tijd en vergeten tijd. Bij deze gezinnen is er vaak sprake van angst voor verandering, voor een confrontatie met gevoelens en gedachte uit het verleden en voor controleverlies. Binnen het chaotische systeem is er vaak zo een snelle opvolging van gebeurtenissen dat er vaak ook sprake is van vergeten tijd. De social worker kan zich hier het beste focussen op het ontdekken en aanpakken van patronen.

Flashcards 40 Flashcards
$3.44 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat zijn NAW-gegevens?

Answer: Naam, adres, woonplaats.

2.

Wat zijn de valkuilen van voorinformatie?

Answer: 1. De mate van objectiviteit: gekleurde visie van hulpverleners. Goed om diagnose etc. te bespreken met de cliënt en deze verder uit te vragen. 2. De aha-erlebnis: valkuil van de hulpverlener om uit de voorinformatie al af te leiden wat de oorzaken van de problematiek zijn, op basis van ervaringen met andere cliënten. 3. Interpunctieproblematiek: voor de hulpverlener is het de start van de hulpverlening. De cliënt heeft vaak al veel gezien en gedaan. Hier moet aandacht voor zijn. Die informatie is waardevol en je moet voorkomen dat de cliënt weer opnieuw zijn verhaal moet doen. Heb dus aandacht voor het tijdsaspect van de cliënt.

3.

Wat zijn de voordelen die je hebt als de eerste afspraak telefonisch is?

Answer: - het is persoonlijk van aard - het is direct - 1 op 1 contract - agenda\'s bespreken - levert meteen informatie op en mogelijkheid tot vragen stellen

4.

Wat zijn de nadelen van een telefonische eerste afspraak?

Answer: - contact tussen twee personen, context is er niet. Dit kleurt de mening van de hulpverlener. - Als je belt weet je niet wie er opneemt. - Je weet niet of je belt op een geschikt moment.

5.

Waarom heeft een schriftelijke uitnodiging de voorkeur?

Answer: Het gaat op naam Het is een verzoek tot contact Je kunt een voorstel doen tot een datum/tijd Je kunt informatie over de organisatie meesturen

Flashcards 7 Flashcards
Free 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat zijn de twee aandachtspunten voor consensus volgens Van Yperen en Van Der Steege?

Answer: - zo veel mogelijk consensus over de doelen, ook binnen de onvrijwillige hulpverlening - helderheid van wie de gestelde doelen zijn

2.

Wat is de hypothesevorming?

Answer: Eerste stap om vanuit de screening het diagnostisch proces vorm te geven.

3.

Wat is een richtinggevende hypothese?

Answer: Betreft min of meer speculatieve uitspraken over de aard, ontstaan en voortbestaan van de gesignaleerde (opvoedings)problematiek, opgesteld door de hulpverlener op grond van zijn theoretische- en ervaringskennis naar aanleiding van het verhaal van de cliënt(en)

4.

Wat is de wenskaart?

Answer: een techniek die op systematische wijze een beeld geeft van de wensen tot verandering van de verschillende gezinsleden. Het structureert het proces om helderheid te krijgen in de hulpvragen en van daaruit te komen tot doelen.

Flashcards 28 Flashcards
$3.44 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

wat is de actiefase?

Answer: De fase waarin je samen met de cliënt werkt aan het behalen van de doelen.

2.

wat is de gedragskaart?

Answer: Hulpmiddel om bij te houden wanneer het gewenste adequate gedrag van het kind zich voordoet.

3.

Welke 4 soorten bekrachtigers dragen bij aan verandering?

Answer: 1. Primaire bekrachtigers: voor bijna ieder mens bekrachtigend zoals, voedsel, drinken en bescherming. 2. Secundaire bekrachtigers: per persoon verschillend zoals, bioscoopbezoek of tijdschrift. 3. Sociale bekrachtigers: aandacht, waardering, complimentje. 4. Tokenbekrachtiging: een fiche, sticker, etc waar een andere bekrachtiger mee gekocht kan worden. Deze wordt gebruikt ter overbrugging van de tijd tussen het gewenste gedrag en de bekrachtiging.

4.

Er zijn 6 varianten van het operante leerproces, verdeeld over 3 procedures. Welke?

Answer: 1. Toedienen of versterken van een prikkel. 2. Wegnemen of verzwakken van een prikkel. 3. Uitblijven van een prikkel (wel de verwachting).

5.

Hoe werkt de gedragskaart?

Answer: 1. je beschrijft kort en duidelijk op een positieve manier het gedrag waarvoor je de kaart wil gebruiken. 2. je laat het kind de tokens kiezen die hij wil verzamelen met het gewenste gedrag. 3. je kiest samen een beloning die verdient kan worden met een aantal tokens. 4. Je bepaalt op voorhand alle regels van dit spel: hoe, hoe vaak, hoeveel, makkelijke doelen. 5. geef complimenten bij gewenst gedrag. 6. geef de afgesproken beloning als het doel bereikt is. 7. pas het fixed-ratio-schema aan. nieuwe vaardigheid, moeilijker doel, langere periodes. 8. stoppen met de kaart na verloop van tijd. onvoorspelbaar belonen.

Flashcards 22 Flashcards
$3.44 0 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wanneer is er sprake van sociale ondersteuning?

Answer: Wanneer er rondom de cliënt één of meer mensen zijn op wie het gezin een beroep kan doen.

2.

Waaruit kan sociale steun bestaan?

Answer: - betrokkenheid en emotionele ondersteuning. - informatie en advies - praktische hulp of steun

3.

Welke factoren hebben betrekking op de ervaren steun?

Answer: - behoefte aan ondersteuning - de nabijheid en bereikbaarheid van de personen die deel uitmaken van het netwerk.

4.

Wat is een genogram?

Answer: ook wel genomap. Een grafische weergave, een stamboom van een aantal generaties binnen een familie. Het geeft de omvang van familie en bloedlijnen weer. Het is een overzichtelijke weergave van gegevens. De relatielijnen geven informatie over de kwaliteit van de relaties. Deze kunnen inzicht geven, maar ook beperkend werken.

5.

Welke functies heeft het genogram?

Answer: - het verzamelen van gegevens en een screening van mogelijkheden binnen de familie. Het bieden van aanknopingspunten binnen de begeleiding: opvoedingsgeschiedenis eigen opvoedstijl, verbanden van het ontstaan van de problemen en gebeurtenissen; herkennen van de herhaling van patronen door de generaties heen; steunende en stressvolle factoren.

1



Samenvatting Systeemgericht
werken
Marius Nabuurs Myriam Geskus
Thiememeulenhof 2013 Soest, november 2017
Vak 6814 Toegepaste psychologie
Cohort 2014 NTI Hogeschool

, 2




1. Het werkterrein van de systeemgerichte social
worker.
1.1 Inleiding.
Systeemgericht werken wordt vaak verbonden aan gezinsgericht werken. Kennis van en aandacht voor het
gezin zijn cruciaal, omdat de leden veel invloed op elkaar uitoefenen. Systeemgericht werken is een visie de lijdt
tot een manier van werken met betrekking tot communicatie, interactie, wederkerigheid, circulair proces,
(gezins)functies, regels, rollen, taken, etc.


1.2. Wat is een systeem?
De van Dale geeft vele definitief voor “systemen”. Wat zij met elkaar gemeen hebben is dat het gaat om
geordende delen, die elkaar beïnvloeden in meer of mindere mate van complexiteit, teneinde een bepaald doel
of bepaalde doelen te bereiken.

Systeem definitie van Weijenberg voor de social worker: Het begrip systeem wijst op een eenheid, opgebouwd
uit deelverhoudingen; het gaat niet alleen om de delen op zich, ook niet om het geheel, maar om betrekkingen
tussen dit alles.

Systeem definitie van Marius Nabuurs (boek) afgeleid van Weijenberg: het begrip systeem wijst op een
eenheid, opgebouwd uit deelverhoudingen; het gaat niet alleen om de delen op zich, ook niet om het geheel,
maar om de doelgerichte betrekkingen tussen dit alles.


1.2.1. Verschillende betekenissen van systeemgericht
werken.
3 betekenissen systeemgericht werken van Prochaska en Norcross:
1. Verwijzing naar therapievorm: meerdere cliënten die een duurzame relatie met elkaar hebben, zijn
samen bij de behandeling aanwezig of brengen deze deels samen door.
2. Inhoud of doel van de behandeling: onderlinge relaties zijn het belangrijkste aandachtspunt, het doel
is het functioneren van het (gezins)systeem te verbeteren.
3. Circulariteit: De wederzijdse beïnvloeding. Het is dus niet lineair/oorzaak-gevolg.


1.3 Het individuele systeem.
De mens als systeem: cellen vormen organen. Organen vormen stelsels (beweging, bloed, spijsvertering).
Stelsels vormen het menselijk lichaam. Deze vormt samen met de psyche de eenheid van de mens. Al deze
delen zijn in interactie met elkaar en beïnvloeden elkaar.

Innerlijke boodschappen: draait om input, throughput en output. Bijvoorbeeld de bloedsomloop.

Open systemen (Algemene systeemtheorie): alle levende wezens. Er is een continue interactie met de
omgeving. Materie, energie, en informatie worden uitgewisseld volgens het systeem van input, throughput en
output, waardoor een procesmatige uitwisseling plaatsvindt tussen systeem en de omgeving. Er is een
voortdurende feedback die het systeem verandert, verbetert of stabiliseert. Intensieve interactie met de
omgeving.

Wederkerigheid in relatie (Neuman): het voortdurende proces van input, throughput en output zorgt ervoor
dat interacties van het individuele systeem en de omgeving circulair van aard zijn. Er is een voortdurende
wisselwerking.

, 3


Wholeness (Von Bertalanffy): een benadering van het totaal of de mens als totaal. Met dus alle systemen
binnen de mens.

Gesloten systemen: er is geen interactie met de omgeving, wat eigenlijk niet kan, dus er wordt gesproken van
een beperkte interactie.

Entropie: een open systeem raakt steeds meer gesloten, waardoor uitwisseling met de omgeving afneemt. Er
ontstaat energie-uitputting door gebrek aan input en desorganisatie doordat subsystemen in disbalans raken. Er
is geen gezond evenwicht meer. Het beweegt in de richting van ziekte.

De omgeving van een systeem bestaat uit protectieve factoren en stressoren in een bepaald evenwicht die
bepalend is voor de energiehuishouding van het individuele systeem.

Negentropie: er is energie beschikbaar waardoor het systeem zich beweegt in de richting van toenemende
gezondheid. Er is uitwisseling met de omgeving, voortdurende veranderingsprocessen en een steeds complexer
georganiseerd systeem.

Zelfstabilisatie (Verberk & Kuiper): het mechanisme waarbij een mens zich aanpast aan zijn omgeving of
aanpassingen in zijn omgeving bewerkstelligt.
- Je aanpassen aan de omgevingstemperatuur kan door de temperatuur aan te passen of je kleding. Je
kunt vuur maken, de airco aandoen, zwemmen, kleding aandoen of kleding uitdoen.

Zelforganisatie: een systeem past zichzelf niet aan, maar wijzigt zich structureel.
- Een Inuit bevriest vingers niet bij temperaturen waarbij wij dat wel hebben.


1.4 Het subsysteem
Dyadisch subsysteem: kleinste sociale subsysteem, bestaande uit twee personen.

Om onderdeel te zijn van een bepaald subsysteem, moet je deelnemen aan de communicatie en interacties. Er
zijn regels, normen en waarden bij (specifieke) subsystemen. Bij gezinnen is dit generationeel bepaald of
volgens de gezinsfunctie:
- Partner-subsysteem: vervult de functie van intimiteit en seksualiteit.
- Opvoeder-subsysteem: vervult de functie van opvoeden.
- Kind-subsysteem: vervult de functie van geven.


1.5 Het suprafamiliare systeem.
Familie: bloedverwanten tot in de derde lijn. Het gaat binnen de familie als systeem om de doelgerichte
betrekkingen tussen de gezinssystemen en individuen.

Belang van de familie als systeem in de contextuele theorie: Ieder mens kent een dynamische verbondenheid
met zijn betekenisvolle relaties over verschillende generaties. Ieder mens maakt deel uit van een familiaal
netwerk van verhoudingen, waarin iedereen met iedereen verbonden is in een dynamische balans van geven en
nemen.

Het sociale netwerk (ook familiaire systeem) kan de functie van steunbron vervullen voor het gezin of de
individuele gezinsleden.
De familie heeft vaak zicht op de problemen van het gezin en beschikt vaak over doeltreffende
oplossingsstrategieën.
Familie kan zowel een positieve als negatieve bijdrage hebben, dus er moet worden gewerkt vanuit een
meerzijdige partijdigheid.
Familie wordt steeds meer betrokken (familieraad Eigen Kracht Conferentie).

, 4


1.6 De omgeving als systeem.
De omgeving: bestaat uit alle interne en externe factoren of invloeden die het gezinssysteem omgeven. De
relatie tussen het gezinssysteem en de omgeving is wederkerig. Het gezinssysteem kan de omgeving
beïnvloeden en omgekeerd kan de omgeving het gezinssysteem beïnvloeden. De uitwisseling tussen het
gezinssysteem en de omgeving in de vorm van input, output en feedback is dan ook circulair van aard.

De structurele systeembenadering besteedt veel aandacht aan de natuurlijke omgeving van het gezin, omdat dit
inzicht geeft in steunbronnen en stressfactoren.

Problemen van het gezin kunnen naar buiten komen in de omgeving: consultatiebureaus, scholen, wijkagenten,
etc. kunnen betrokken zijn.


1.7 Het systeempentagram.
De social worker heeft met 5 systemen te maken: het individuele systeem, subsysteem, gezinssysteem,
suprafamiliare systeem, de omgeving als systeem.
Zij zijn even belangrijk en verdienen allen aandacht, met de cliënt als uitgangspunt. Voor goede analyse en
empowerment dienen alle systemen betrokken te worden in de hulpverlening.


1.8 De plek van de social worker binnen de systemen.
Afhankelijk van het probleem is de keuze voor werkwijze. Wordt er alleen met de cliënt gewerkt of met het hele
gezin? Óf zijn eerst aanpassingen nodig in de omgeving? Jouw professionele optiek speelt een rol in deze keuze,
maar ook de mening van de cliënt.

Behoeftepiramide van Maslow: Leidraad om hiërarchie van doelen te bepalen. Volgens Maslow moet eerst
voldaan worden aan de onderste laag van de piramide, voordat men in de volgende laag kan komen. De lagen
van onder naar boven zijn:
1. Organische/lichamelijke behoeften: houden verband met homeostase van het organisme en
lichamelijk evenwicht.
a. Voedsel, drank, warmte.
2. Behoefte aan veiligheid en zekerheid: het individu gaat veiligheid zoeken in een georganiseerde kleine
of grote groep.
a. Buurt, gezin, bedrijf.
3. Behoefte aan sociaal contact: behoefte aan liefde, vriendschap en positief-sociale relaties.
4. Behoefte aan waardering en erkenning: die de competentie en het aanzien in groepsverband
verhogen.
a. Belang hechten aan status in sociaal verband.
5. Behoefte aan zelfontplooiing en zelfactualisatie: de behoefte om zijn persoonlijkheid en zijn mentale
groeimogelijkheden te ontwikkelen. Het sociale milieu is niet weg te cijferen als steunende basis van
deze actualisatietendens.


1.8.1 De social worker en de individuele cliënt.
Cliënt: het individu dat zich met een bepaald probleem heeft aangemeld, dan wel aangemeld is.
- In de kind- en jeugd GGZ: kind of adolescent die met gedrags-, ontwikkelings-, psychiatrische of
psychosociale problematiek is aangemeld.
- Volwassen zorg: individuele volwassenen met een probleem (zoals depressie).

Social workers moeten oog hebben voor de eenheid van de mens, om de cliënt te kunnen helpen. Zo hebben
veel jongeren binnen de residentiële of klinische settingen somatische klachten die een psychische oorzaak
kennen. Aandacht hebben voor die eenheid is dan ook een vorm van systeemgericht werken.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MyriamGeskus. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.17. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.17  2x  sold
  • (1)
  Add to cart