Chromatine = DNA + eiwitten die aan DNA binden (histonen & overige)
Histonen zijn verantwoordelijk voor het vormen van nucleosomen (DNA gewikkeld om histonen)
> DNA om 8 histonen (4x 2) = nucleosome core particle
> 8 histonen = histonen octameer
DNA om histonen > nucleosome core particle + linker DNA > nucleosome (beads on a string) >
chromatin fiber > interfase chromosoom > mitose chromosoom
Doordat de histonen positief geladen zijn kan het DNA strak eromheen binden
Uit de histonen octameer steken histonen staarten die verschillende aspecten van de chromatine
structuur controleren
Door histon H1 (extra, 5e histon) onstaat een chromatin fiber > trekt aangrenzende nucleotiden naar
elkaar toe waardoor het nog dichter op elkaar komt
Door andere eiwitten wordt het nog gecondenseerder > ontstaan lussen en daarna interfase
chromosoom
Een cel kan de chromatine structuur aanpassen zodat het toegankelijker is, dit kan per gedeelte van
het DNA veranderd worden door speciale eiwitten:
Chromatine-remodeling complexes: gebruiken ATP hydrolyse om de positie van het DNA die om de
histonen heen zit te veranderen > gaat losser zitten
Histone-modifying enzymes: de staarten van de histonen worden beïnvloedt door covalente
wijzigingen (additie van fosfor, acetyl, methyl) > bijvoorbeeld de aantrekkingskracht wordt minder als
er acetyl wordt opgenomen waardoor de chromatine structuur losser wordt
Verschillende modificaties trekken verschillende non-histone eiwitten aan naar een bepaald stuk van
de chromatine die dan vervolgens condensatie of uitzetting activeren
Een interfase chromatine is niet uniform opgepropt:
regio’s met genen die actief zijn > uitgerekt
regio’s met genen die inactief zijn > gecondenseerd
De gedetailleerde structuur van een chromosoom hangt af van welke genen geuit willen worden en
het hangt dus af van het celtype
Heterochromatine = meest gecondenseerde interfase chromatine
> bevindt zich dicht bij de centromeren en in het telomeer gedeelte van het DNA (in totaal 10%)
> histonen dichter op elkaar
> bevat niet veel genen, ze kunnen niet tot expressie komen
Euchromatine = rest van de interfase chromatine (minder gecondenseerd)
> langere linker DNA, histonen verder uit elkaar
Maar ook binnen heterochromatine en euchromatine is het ene stukje DNA meer gecondenseerd
dan de andere
Door methylatie in histonenstaarten modificaties in heterochromatinen wordt het meer
gecondenseerd, deze modificaties worden doorgegeven aan de gepaarde nucleosomen ernaast en
weer daarnaast waardoor het dus doorgegeven wordt. De regio van heterochromatiden breidt zich
dus uit, het stopt als het een stuk DNA barriere volgorde tegenkomt die de methylatie blokkeert.
Histonen zijn verantwoordelijk voor het vormen van nucleosomen (DNA gewikkeld om histonen)
> DNA om 8 histonen (4x 2) = nucleosome core particle
> 8 histonen = histonen octameer
DNA om histonen > nucleosome core particle + linker DNA > nucleosome (beads on a string) >
chromatin fiber > interfase chromosoom > mitose chromosoom
Doordat de histonen positief geladen zijn kan het DNA strak eromheen binden
Uit de histonen octameer steken histonen staarten die verschillende aspecten van de chromatine
structuur controleren
Door histon H1 (extra, 5e histon) onstaat een chromatin fiber > trekt aangrenzende nucleotiden naar
elkaar toe waardoor het nog dichter op elkaar komt
Door andere eiwitten wordt het nog gecondenseerder > ontstaan lussen en daarna interfase
chromosoom
Een cel kan de chromatine structuur aanpassen zodat het toegankelijker is, dit kan per gedeelte van
het DNA veranderd worden door speciale eiwitten:
Chromatine-remodeling complexes: gebruiken ATP hydrolyse om de positie van het DNA die om de
histonen heen zit te veranderen > gaat losser zitten
Histone-modifying enzymes: de staarten van de histonen worden beïnvloedt door covalente
wijzigingen (additie van fosfor, acetyl, methyl) > bijvoorbeeld de aantrekkingskracht wordt minder als
er acetyl wordt opgenomen waardoor de chromatine structuur losser wordt
Verschillende modificaties trekken verschillende non-histone eiwitten aan naar een bepaald stuk van
de chromatine die dan vervolgens condensatie of uitzetting activeren
Een interfase chromatine is niet uniform opgepropt:
regio’s met genen die actief zijn > uitgerekt
regio’s met genen die inactief zijn > gecondenseerd
De gedetailleerde structuur van een chromosoom hangt af van welke genen geuit willen worden en
het hangt dus af van het celtype
Heterochromatine = meest gecondenseerde interfase chromatine
> bevindt zich dicht bij de centromeren en in het telomeer gedeelte van het DNA (in totaal 10%)
> histonen dichter op elkaar
> bevat niet veel genen, ze kunnen niet tot expressie komen
Euchromatine = rest van de interfase chromatine (minder gecondenseerd)
> langere linker DNA, histonen verder uit elkaar
Maar ook binnen heterochromatine en euchromatine is het ene stukje DNA meer gecondenseerd
dan de andere
Door methylatie in histonenstaarten modificaties in heterochromatinen wordt het meer
gecondenseerd, deze modificaties worden doorgegeven aan de gepaarde nucleosomen ernaast en
weer daarnaast waardoor het dus doorgegeven wordt. De regio van heterochromatiden breidt zich
dus uit, het stopt als het een stuk DNA barriere volgorde tegenkomt die de methylatie blokkeert.