H2. Materie
1. Aggregatietoestanden
Aggregatietoestanden of fasetoestanden hangen af van de onderlinge aantrekkingskracht tussen
deeltjes (= cohesiekracht) v.s. de kinetische energie
• Vast → hoge aantrekking tussen de atomen waardoor ze maar heel beperkt kunnen
bewegen (kinetische energie)
• Vloeibaar → vrij hoge aantrekkingskracht tussen de deeltjes maar de kinetische energie is
Hoger waardoor ze vrij kunnen bewegen t.o.v. elkaar
• Gas → geen aantrekkingskracht tussen de deeltjes + de kinetische energie is het hoogst
Een gas heeft (net als een vloeistof) geen vaste vorm, maar heeft ook geen vast volume
→ Bv. de lucht in een luchtmatras zal expanderen in de matras totdat het gelijkmatig verdeeld is over
de hele matras
Aggregatietoestanden beïnvloeden de samendrukbaarheid + vervormbaarheid van de stof
➔ Een vaste stof kan (bijna) niet samendrukken, een vloeistof al een beetje meer en een gas
kan je goed samendrukken
Een plasma:
▪ = Een gas dat elektrische stroom kan geleiden en heel sterk reageert op een veranderend
elektromagnetisch veld
▪ Kan beschouwd worden als een 4de aggregatietoestand
▪ Bij een normaal gas zijn de deeltjes neutraal → de lading van de positieve kern wordt
volledig geneutraliseerd door de aanwezige elektronen eromheen
▪ Bij een plasma raken sommige atomen door toevoeging van energie (bv. door hitte) 1 of
meer elektronen kwijt
→ De losgekomen elektronen bewegen vrij door de ruimte + de overgebleven kern (met
nog wat overgebleven elektronen) is dan geioniseerd
▪ Worden o.a. gebruikt bij het behandelen van textiel om het meer waterafstotend te maken
▪ Voorbeelden van plasma’s:
- De zon
- Poollicht
- Plasma TV’s
- Neonlichten → Zijn lichten met een gas (bv. helium) in waarover een hoge
potentiaal wordt aangelegd waardoor dat gas zal ioniseren.
Als het gas terug samenkomt ontstaat er kleur
Vloeibare kristallen:
▪ = Een aggregatietoestand tussen vast en vloeibaar
▪ Ze hebben bepaalde eigenschappen van vloeistoffen → als je ze in een container giet nemen
ze deze vorm aan
▪ Ze hebben ook bepaalde eigenschappen van vaste stoffen → de moleculen hebben een
bepaalde oriëntatie en behouden deze oriëntatie
▪ Zitten in LCD schermen (liquid cristal displays) → bv. scherm van rekenmachine
1. Aggregatietoestanden
Aggregatietoestanden of fasetoestanden hangen af van de onderlinge aantrekkingskracht tussen
deeltjes (= cohesiekracht) v.s. de kinetische energie
• Vast → hoge aantrekking tussen de atomen waardoor ze maar heel beperkt kunnen
bewegen (kinetische energie)
• Vloeibaar → vrij hoge aantrekkingskracht tussen de deeltjes maar de kinetische energie is
Hoger waardoor ze vrij kunnen bewegen t.o.v. elkaar
• Gas → geen aantrekkingskracht tussen de deeltjes + de kinetische energie is het hoogst
Een gas heeft (net als een vloeistof) geen vaste vorm, maar heeft ook geen vast volume
→ Bv. de lucht in een luchtmatras zal expanderen in de matras totdat het gelijkmatig verdeeld is over
de hele matras
Aggregatietoestanden beïnvloeden de samendrukbaarheid + vervormbaarheid van de stof
➔ Een vaste stof kan (bijna) niet samendrukken, een vloeistof al een beetje meer en een gas
kan je goed samendrukken
Een plasma:
▪ = Een gas dat elektrische stroom kan geleiden en heel sterk reageert op een veranderend
elektromagnetisch veld
▪ Kan beschouwd worden als een 4de aggregatietoestand
▪ Bij een normaal gas zijn de deeltjes neutraal → de lading van de positieve kern wordt
volledig geneutraliseerd door de aanwezige elektronen eromheen
▪ Bij een plasma raken sommige atomen door toevoeging van energie (bv. door hitte) 1 of
meer elektronen kwijt
→ De losgekomen elektronen bewegen vrij door de ruimte + de overgebleven kern (met
nog wat overgebleven elektronen) is dan geioniseerd
▪ Worden o.a. gebruikt bij het behandelen van textiel om het meer waterafstotend te maken
▪ Voorbeelden van plasma’s:
- De zon
- Poollicht
- Plasma TV’s
- Neonlichten → Zijn lichten met een gas (bv. helium) in waarover een hoge
potentiaal wordt aangelegd waardoor dat gas zal ioniseren.
Als het gas terug samenkomt ontstaat er kleur
Vloeibare kristallen:
▪ = Een aggregatietoestand tussen vast en vloeibaar
▪ Ze hebben bepaalde eigenschappen van vloeistoffen → als je ze in een container giet nemen
ze deze vorm aan
▪ Ze hebben ook bepaalde eigenschappen van vaste stoffen → de moleculen hebben een
bepaalde oriëntatie en behouden deze oriëntatie
▪ Zitten in LCD schermen (liquid cristal displays) → bv. scherm van rekenmachine