Welk van de volgende correctiemechanismen zijn dominant in de wetenschap?
A) het onderzoek naar validiteit en betrouwbaarheid
B) het in stand houden van eerlijkheid en objectiviteit
C) het gebruik van peer review en replicatie
D) het bestuderen van interne en externe validiteit
2. Wat is het doel van randomizatie binnen between-subjects experimenten?
A) Om individuele verschillen te verminderen
B) Om de individuele verschillen tegen te gaan
C) Om de effecten van individuele verschillen te verdelen
D) Om verschillen tussen individuen in de condities zichtbaar te maken
3. Maak de volgende analogie af.
De scheidsrechter staat tot de wedstrijdspeler
als
De editor (redacteur) van een wetenschappelijk tijdschrift staat tot….:
A) de auteur van het artikel
B) de reviewer van het artikel
C) de proefpersoon van het onderzoek gerapporteerd in het artikel
D) de uitgever van het tijdschrift
4. Een theorie die zo buigzaam is dat deze past bij elke mogelijke onderzoeksuitkomst wordt ook wel
een ____ theorie genoemd.
A) niet repliceerbare
B) niet verifieerbare
C) verifieerbare
D) niet falsificeerbare
5. Als in een onderzoek een voorspelling precies zo uit komt als vanuit de theorie werd verwacht,
dan…
A) is de theorie bewezen
B) is de theorie nog niet bewezen
A) het onderzoek naar validiteit en betrouwbaarheid
B) het in stand houden van eerlijkheid en objectiviteit
C) het gebruik van peer review en replicatie
D) het bestuderen van interne en externe validiteit
2. Wat is het doel van randomizatie binnen between-subjects experimenten?
A) Om individuele verschillen te verminderen
B) Om de individuele verschillen tegen te gaan
C) Om de effecten van individuele verschillen te verdelen
D) Om verschillen tussen individuen in de condities zichtbaar te maken
3. Maak de volgende analogie af.
De scheidsrechter staat tot de wedstrijdspeler
als
De editor (redacteur) van een wetenschappelijk tijdschrift staat tot….:
A) de auteur van het artikel
B) de reviewer van het artikel
C) de proefpersoon van het onderzoek gerapporteerd in het artikel
D) de uitgever van het tijdschrift
4. Een theorie die zo buigzaam is dat deze past bij elke mogelijke onderzoeksuitkomst wordt ook wel
een ____ theorie genoemd.
A) niet repliceerbare
B) niet verifieerbare
C) verifieerbare
D) niet falsificeerbare
5. Als in een onderzoek een voorspelling precies zo uit komt als vanuit de theorie werd verwacht,
dan…
A) is de theorie bewezen
B) is de theorie nog niet bewezen