Hoofdstuk 6D: depressieve-
stemmingsstoornissen
Inhoud
DSM-5 criteria.........................................................................................................................................1
Belangrijke ziektebeelden.......................................................................................................................2
Majeure depressieve stoornis.............................................................................................................2
Dysthymie...........................................................................................................................................2
Subtypes van depressie..........................................................................................................................3
Prevalentie (voorkomen) van depressies................................................................................................3
Oorzaken................................................................................................................................................3
Biologische factoren...........................................................................................................................3
Psychologische factoren.....................................................................................................................3
Sociale factoren..................................................................................................................................3
Behandeling............................................................................................................................................3
DSM-5 criteria
A. Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken
aanwezig geweest en wijken af het eerdere functioneren; minstens één van de symptomen is
ofwel (1) een sombere stemming, ofwel (2) verlies van interesse of plezier.
NB (nota bene) Hierbij geen symptomen meetellen die duidelijk zijn toe te schrijven aan een
somatische aandoening.
1. Sombere stemming, gedurende het grootste deel van de dag en bijna elke dag, zoals blijkt uit
ofwel subjectieve mededelingen (bijvoorbeeld zich verdrietig, leeg of hopeloos voelen), ofwel
observatie door anderen (bijvoorbeeld heeft tranen in de ogen).
(NB bij kinderen en adolescenten kan de stemming prikkelbaar zijn.)
2. Duidelijk verminderd(e) interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten, gedurende het
grootste deel van de dag, bijna elke dag (zoals blijkt uit een subjectieve beschrijving of
observatie door anderen).
3. Significant gewichtsverlies zonder dat dieet wordt gehouden, of gewichtstoename
(bijvoorbeeld meer dan 5% van het lichaamsgewicht binnen één maand), of bijna elke dag
een afgenomen of toegenomen eetlust.
(NB Bij kinderen moet gedacht worden aan het niet bereiken van de te verwachten
gewichtstoename.)
4. Insomnia of hypersomnia bijna elke dag
5. Psychomotorische agitatie of vertraging, bijna elke dag (waarneembaar door anderen, en niet
alleen subjectieve gevoelens van rusteloosheid of geremd worden).
6. Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag.
7. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens (die het
karakter van een waak kunnen hebben) bij elke dag (niet alleen zelfverwijt of schuldgevoel
over het ziek zijn).
stemmingsstoornissen
Inhoud
DSM-5 criteria.........................................................................................................................................1
Belangrijke ziektebeelden.......................................................................................................................2
Majeure depressieve stoornis.............................................................................................................2
Dysthymie...........................................................................................................................................2
Subtypes van depressie..........................................................................................................................3
Prevalentie (voorkomen) van depressies................................................................................................3
Oorzaken................................................................................................................................................3
Biologische factoren...........................................................................................................................3
Psychologische factoren.....................................................................................................................3
Sociale factoren..................................................................................................................................3
Behandeling............................................................................................................................................3
DSM-5 criteria
A. Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken
aanwezig geweest en wijken af het eerdere functioneren; minstens één van de symptomen is
ofwel (1) een sombere stemming, ofwel (2) verlies van interesse of plezier.
NB (nota bene) Hierbij geen symptomen meetellen die duidelijk zijn toe te schrijven aan een
somatische aandoening.
1. Sombere stemming, gedurende het grootste deel van de dag en bijna elke dag, zoals blijkt uit
ofwel subjectieve mededelingen (bijvoorbeeld zich verdrietig, leeg of hopeloos voelen), ofwel
observatie door anderen (bijvoorbeeld heeft tranen in de ogen).
(NB bij kinderen en adolescenten kan de stemming prikkelbaar zijn.)
2. Duidelijk verminderd(e) interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten, gedurende het
grootste deel van de dag, bijna elke dag (zoals blijkt uit een subjectieve beschrijving of
observatie door anderen).
3. Significant gewichtsverlies zonder dat dieet wordt gehouden, of gewichtstoename
(bijvoorbeeld meer dan 5% van het lichaamsgewicht binnen één maand), of bijna elke dag
een afgenomen of toegenomen eetlust.
(NB Bij kinderen moet gedacht worden aan het niet bereiken van de te verwachten
gewichtstoename.)
4. Insomnia of hypersomnia bijna elke dag
5. Psychomotorische agitatie of vertraging, bijna elke dag (waarneembaar door anderen, en niet
alleen subjectieve gevoelens van rusteloosheid of geremd worden).
6. Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag.
7. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens (die het
karakter van een waak kunnen hebben) bij elke dag (niet alleen zelfverwijt of schuldgevoel
over het ziek zijn).