Horeca
Hoofdstuk 4: Constante en variabele kosten
Een ander woord voor de totale kosten is integrale kosten.
Je kunt kosten verdelen in verschillende soorten:
Constante kosten zijn kosten die afhankelijk zijn van de productieomvang of
omzet. Bijvoorbeeld: huur van het pand, verzekeringen, afschrijvingskosten en
rentekosten. Deze kosten MOETEN betaald worden, ongeacht de omzet.
Variabele kosten zijn de kosten die afhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte
(omzet). Bijvoorbeeld: inkoopkosten en een deel van de personeelskosten. Variabele
kosten variëren en hangen samen met de omzet.
Er zijn altijd kosten die een ondernemer standaard heeft. Dit zijn de constante kosten.
Formule constante kosten per product of dienst = C (constante kosten) : N (normale
productie).
De normale productie het aantal producten of diensten dat onder normale
omstandigheden naar verwachting in de komende jaren gemaakt wordt.
Vaste kosten wil zeggen dat de kosten onafhankelijk zijn van de productieomvang. Dit
betekent niet dat de vaste kosten niet kunnen veranderen. Rentekosten kunnen bijvoorbeeld
per periode veranderen.
Binnen capaciteitsgrenzen blijven de constante kosten gelijk. Wordt de capaciteit
uitgebreid, dan stijgen de constante kosten.
Variabele kosten hangen samen met de productieomvang. De variabele kosten zijn te
verdelen in:
Proportioneel variabele kosten variabele kosten die evenredig stijgen of dalen
met de productie.
Degressief variabele kosten variabele kosten die per product afnemen naarmate
de productie toeneemt. Bijvoorbeeld: ondernemer krijgt korting bij grotere inkopen
bij leverancier.
Progressief variabele kosten variabele kosten die per product harder stijgen dan
de productie zelf. Bijvoorbeeld: loonkosten bij overuren.
Formule kosten per product of per dienst = V (variabele kosten) : W (verwachte werkelijke
productie).
De standaardkostprijs bestaat uit de constante en variabele kosten per eenheid product
of per dienst. Je telt deze twee kosten bij elkaar op.
Formule standaardkostprijs = C : N + V : W