5.
De ouders van de bijna vijfjarige Neylan spreken thuis Turks. Op school spreekt
Neylan Nederlands. De juf laat een praatplaat zien van een kindje dat de dierentuin
bezoekt. Op de tekening zie je vogels, een beer, reptielen, een schildpad en een
krokodil. De juf wijst de beer aan en vraagt aan Neylan:
Leerkracht: Wat is dit?
Neylan: Beer.
Leerkracht: Ja, een beer. Waar is de beer?
Neylan: Die.
Leerkracht: Hoe heet dat, waar de beer is?
Neylan: Dierentuin?
Leerkracht: Goed zo. Daar zijn we vorige week met de klas naartoe geweest hè?
Naar de dierentuin.
Neylan: Ja, dierentuin.
Leerkracht: Wat heb je toen allemaal gezien?
Neylan: Gezien?
Leerkracht: Ja, welke dieren heb je gezien in de dierentuin?
Neylan: Leeuw.
Leerkracht: Een leeuw hè, en ook jonge dieren toch, welke?
Neylan: ?
Leerkracht: Welke dieren zie je nog meer op deze tekening? Wat is dit?
Neylan: Vogel.
Answer: Neylans receptieve taalvaardigheid is groter dan haar productieve
taalvaardigheid.