Blok 7 - TUTF Oefentoets
Mentimeter week 2
Elke vraag is 2 keer opgenomen in mentimeter zodat de student twee keer kan antwoorden op
dezelfde vraag. Onderstaand de vragen. In rood de antwoorden en informatie/referentie voor de
docent.
https://www.mentimeter.com/e/8d7a4f00edd54cb8f3ffcee85a533fb6/825a3960f8c8
Student logt in op www.govote.at code: 424823
Vragen week 2: MS en cerebellum
1. Een MS patiënt heeft moeite bij het opstaan uit de stoel. Dit ga je met de patiënt herhaaldelijk
oefenen. Vraag: wat is het beste moment om feedback te geven in de vorm van Knowledge of
Result?
a. Voor de activiteit
b. Tijdens de activiteit
c. Na de activiteit
2. Waar treden de plaques t.g.v. MS op in het zenuwstel?
a. De hersenen, ruggenmerg en N. Opticus
b. De hersenen, ruggenmerg en hersenzenuwen
c. De hersenen, ruggenmerg en perifere zenuwen
Stokes pag. 90-91
3. Patiënten met MS kunnen, indien hun lichaamstemperatuur stijgt, last krijgen van hun visus
(zoals zwarte vlekken). Dit wordt het fenomeen van Uhthoff genoemd. Vraag: hoe wordt dit
fenomeen verklaard?
a. De warmte kan niet voldoende afgevoerd worden door stuwing centraal
b. De geleiding van de zenuw vermindert door opwarming van omliggend weefsel
c. De zwarte vlekken ontstaan door verwarming van het netvlies
"Het fenomeen van Uhthoff is het verergeren van de neurologisch symptomen van multiple
sclerose en enkele andere neuropathieën door een verhoogde lichaamstemperatuur die
veroorzaakt wordt door lichamelijke inspanning, warm weer of een warm bad."
Stokes, pag. 94, 2e kolom laatste paragraaf.
4. Het cerebellum bestaat uit verschillende onderdelen. Eén onderdeel hiervan is het
spinocerebellum. Wat is de hoofdfunctie van het spinocerebellum?
a. Evenwicht
b. Locomotie
c. Manipulatie
Het spinocerebellum, welke zeer georganiseerde somatosensorische input uit het ruggenmerg
ontvangt, is van belang bij het handhaven van de houding en beweging van de romp en
ledematen.
, 5. Bekijk het filmpje van MRS. H. op BB over ‘Babinsky’.
Wanneer wordt er gesproken over een positieve Babinsky?
a. Tenen gaan in plantairflexie en abductie
b. De hallux gaat in dorsaalflexie
c. De hallux gaat in plantairflexie
Babinsky sign; Stokes Hfd pag. 292
6. Bij welke aandoeningen kan een positieve Babinsky waargenomen worden?
a. M. Parkinson, dwarslaesie en polyneuropathie
b. MS, dwarslaesie en M. Parkinson
c. CVA, MS en dwarslaesie
7. Bekijk het filmpje van Mrs. H. op BB over ‘Reflexes”.
Noteer de bevindingen van haar reflexen.
Hyperreflexie (Stokes spreekt van ‘brisk’ reflexes pag. 94)
8. Schrijf een verklaring over haar reflexactiviteit
Stokes Hfd. 14 pag. 294-296.
9. MS heeft verschillende uitingsvormen.
Leg de volgende uitingsvormen aan elkaar uit: Benign MS, Relapsing-Remitting, Secondary
Progressive, Primary Progressive
1. Benign MS: 1 – 2 relapses with full recovery, not resulting in any disability
2. Relapsing remitting MS: recurrent discrete relapses with periods of remission showing partial
or complete recovery
3. Secondary progressive MS: start with relapsing remitting continues with progressive
deterioration, with or without relapses, with increasing Disability
4. Primary progressive MS: progressive cumulative neurological deficits without remissions and
exacebations
(College MB week 2 / Stokes pag. 92 table 5.1)
Mentimeter week 2
Elke vraag is 2 keer opgenomen in mentimeter zodat de student twee keer kan antwoorden op
dezelfde vraag. Onderstaand de vragen. In rood de antwoorden en informatie/referentie voor de
docent.
https://www.mentimeter.com/e/8d7a4f00edd54cb8f3ffcee85a533fb6/825a3960f8c8
Student logt in op www.govote.at code: 424823
Vragen week 2: MS en cerebellum
1. Een MS patiënt heeft moeite bij het opstaan uit de stoel. Dit ga je met de patiënt herhaaldelijk
oefenen. Vraag: wat is het beste moment om feedback te geven in de vorm van Knowledge of
Result?
a. Voor de activiteit
b. Tijdens de activiteit
c. Na de activiteit
2. Waar treden de plaques t.g.v. MS op in het zenuwstel?
a. De hersenen, ruggenmerg en N. Opticus
b. De hersenen, ruggenmerg en hersenzenuwen
c. De hersenen, ruggenmerg en perifere zenuwen
Stokes pag. 90-91
3. Patiënten met MS kunnen, indien hun lichaamstemperatuur stijgt, last krijgen van hun visus
(zoals zwarte vlekken). Dit wordt het fenomeen van Uhthoff genoemd. Vraag: hoe wordt dit
fenomeen verklaard?
a. De warmte kan niet voldoende afgevoerd worden door stuwing centraal
b. De geleiding van de zenuw vermindert door opwarming van omliggend weefsel
c. De zwarte vlekken ontstaan door verwarming van het netvlies
"Het fenomeen van Uhthoff is het verergeren van de neurologisch symptomen van multiple
sclerose en enkele andere neuropathieën door een verhoogde lichaamstemperatuur die
veroorzaakt wordt door lichamelijke inspanning, warm weer of een warm bad."
Stokes, pag. 94, 2e kolom laatste paragraaf.
4. Het cerebellum bestaat uit verschillende onderdelen. Eén onderdeel hiervan is het
spinocerebellum. Wat is de hoofdfunctie van het spinocerebellum?
a. Evenwicht
b. Locomotie
c. Manipulatie
Het spinocerebellum, welke zeer georganiseerde somatosensorische input uit het ruggenmerg
ontvangt, is van belang bij het handhaven van de houding en beweging van de romp en
ledematen.
, 5. Bekijk het filmpje van MRS. H. op BB over ‘Babinsky’.
Wanneer wordt er gesproken over een positieve Babinsky?
a. Tenen gaan in plantairflexie en abductie
b. De hallux gaat in dorsaalflexie
c. De hallux gaat in plantairflexie
Babinsky sign; Stokes Hfd pag. 292
6. Bij welke aandoeningen kan een positieve Babinsky waargenomen worden?
a. M. Parkinson, dwarslaesie en polyneuropathie
b. MS, dwarslaesie en M. Parkinson
c. CVA, MS en dwarslaesie
7. Bekijk het filmpje van Mrs. H. op BB over ‘Reflexes”.
Noteer de bevindingen van haar reflexen.
Hyperreflexie (Stokes spreekt van ‘brisk’ reflexes pag. 94)
8. Schrijf een verklaring over haar reflexactiviteit
Stokes Hfd. 14 pag. 294-296.
9. MS heeft verschillende uitingsvormen.
Leg de volgende uitingsvormen aan elkaar uit: Benign MS, Relapsing-Remitting, Secondary
Progressive, Primary Progressive
1. Benign MS: 1 – 2 relapses with full recovery, not resulting in any disability
2. Relapsing remitting MS: recurrent discrete relapses with periods of remission showing partial
or complete recovery
3. Secondary progressive MS: start with relapsing remitting continues with progressive
deterioration, with or without relapses, with increasing Disability
4. Primary progressive MS: progressive cumulative neurological deficits without remissions and
exacebations
(College MB week 2 / Stokes pag. 92 table 5.1)
