1.
Welke 3 leertypen zijn een onderdeel van het niet declaratief leren (impliciet
leren)?
a. Procedureel – semantisch – opisodisch
b. Epidodisch – associatief – niet associatief
c. Procedureel – niet associatief – associatief.
2.
Binnen welk domein van stoornissen valt afasie?
a. Neurologisch
b. Neuropsychologisch
c. Psychologisch
3.
Ataxie is een neurlogische verschijningsvorm die meestal verzoorzaakt wordt
door een probleem in
a. De hersenstam.
b. Het cerebellum
c. Basale kernen
4
Wat meet de trunc control test?
a. Spierkracht van de romp
b. Coordinatie van de romp
c. Functionele beweging van de romp.
5.
Spacticiteit kan worden verlaagd door…..
a. Tapping
b. Gewicht nemen.
c. Sneller bewegen.
6.
Je wilt het activiteiten niveau van de een patiënt met m parkinson verhogen,
middels welk meetinstrument kun je het beginniveau bepalen?
a. LASA physical activity questionnaire
b. Freezing of gati questionnaire
c. Gemodificeerde parksinon activiteiten schaal.
7
Wat zijn 2 beinvloedbare symptoom/activiteiten, die mogelijk aangedaan zijn bij
M. parkinson?
a. Lichamelijke inactiviteit – vallen
b. Lichamelijke inactiviteit – freezing
c. Vallen – cognitieve problemen.
8
In de vroege behandelfase bij patienten met M parkinson ligt de nadruk op :
a. Preventie inactivteit / verminderen van angst / verbeteren van de
conditie.
b. Transfers / balans / lopen.
c. Lopen / reiken en grijpen / verbeteren conditie.
, 9
Wanneer de therapeut het rechterbeen van een cva patient met een hemipanese
links als eerste buigt tijdens een oefening dan kan de extensie tonus in het
aangedane been dusdanig toe nemen dat flexie bemoeilijkt wordt. De
bovenstaande reactie kan een gevolg zijn van een :
a. Symmetrische tonische nekreflex.
b. Positieve steunreactie.
c. Gekruiste strekflex
10
Bij neurorevalidatie wordt onder faciliteren ( om tijdens therapie een activiteit
mogelijk te maken) bedoeld:
a. Middels manuele technieken tonus te optimaliseren
b. Loop hulpmiddelen aan te bieden
c. Spasticiteit functioneel te gebruiken
11
Freezing ontstaat doordat
a. De mobiliteit van gewrichten door parkinson verminderd
b. De parksinson patient weinig kracht kan generen in zijn onderste
extrimiteiten.
c. Er door een dopamine tekort een centraal neurologische
planningsstoornis ontstaat.
12
Een parkinson patient heeft moeite om thuis uit bed te komen. De volgende
behandelstrategie is het meest geschikt.
a. Oefenen van transfers met visuele cues.
b. Oefenen van transfers met cognitieve beweging strategieen.
c. Oefenen van transfers met auditieve cues
13.
Gegeven tijdens je fysiotherapeutische onderzoek vallen de volgende zaken op
bij jou cva patient. Een verminderde loopsnelheid, een verhoogde weerstand bij
passief bewegen in de flexoren van de vingers rechts en een verminderde
armactiviteit.
a. De bergbalance scale, de modified ashworth scale en de frenchay arm test.
b. De 10-meter looptest, de motricity index voor de arm en de romberg.
c. De 10-meter looptest, de modified ashworth scale en de frenchay
arm test.
14.
Gegeven: tijdens je fysiotherapeutrische onderzoek vallen de volgende zaken op
bij jou MS-patient. Een verstoorde balans tijdens het lopen, een verminderde
coordinatie van de benen en spierkrachtsverlies van de voetheffers.
Vraag: welke klinimetrische testen zijn bij deze patient geindiceerd?
a. Funcitional ambulation catagories, de knie-hiel proef en de mrc.
b. De 10-meter looptest, de knie-hiel proef en de romberg
c. De bergbalance scale, de nottingham sensory assessment en de MRC.
15.