OnVa kwartaal 2
RCT = experimenteel onderzoek, prospectief
meest realistische manier om data te analyseren is intention-to-treat
Het verloop wordt wel meegenomen, mensen die halverwege uitstappen tellen
wel mee. Anders te positief resultaat
Blokrandomisatie: participanten gaan in kleine hoeveelheden in het onderzoek
zodat in beide armen van RCT evenredig gevuld worden.
Blokrandomisatie ABAB BBAA
Relatief risico (RR) =risico groep A / risico groep B (9/100) / (1/100) =
Relatief risico = 9 altijd vanuit bovenste groep in tabel uitleg geven
Risicoverschil = attributief risico 9:100 – 1:100 = 0,08
NNT numbers needed to treat Hoeveel interventies nodig om slechte uitkomst te voorkomen 1/risicoverschil 1: 0,08 = 12,5
P -waarde en betrouwbaarheidsinterval
P-waarde geeft kans aan dat waarde op toeval berust
P-waarde < 0,05 statistische significantie, berust niet op toeval. Als p-waarde groter is dan kan het op toeval berusten
H0 geen verband te vinden. Wanneer p < 0,05 dan is het resultaat significant dwz er doet zich wel een reëel
significant verband voor. H0 mag verworpen worden. Verband is niet aan toeval te wijten en is significant
Betrouwbaarheidsinterval RR9 (95% BI 3-12)
interpretatie: met 95% zekerheid valt werkelijke waarde binnen interval van 3-12
Selectiebias de wijze waarop de onderzoeksgroep is gekozen
Confounder vertekenende variabele die van invloed zijn op het onderzoek
Case control onderzoek = Observationeel onderzoek, Retrospectief. Onderzoek opgesteld obv uitkomstmaat
Voordeel: Goedkoop en snel
Ethisch verantwoord
Toepasbaar bij zeldzame uitkomsten
Nadeel: Ontbrekende informatie
Selectie groepen; Co-founders meer in de ene dan in de
andere groep meer exclusie criteria nodig om beide groepen te matchen met elkaar
Bestudering van Expositiefactor = risicofactor
Odds ratio = berekend bij retrospectief onderzoek. Dus alleen bij case control onderzoek
Je gaat niet meer uit van totale groep A, maar door totaal groep A- ziek
(Zieken A/(totaal A-zieken A))/(Zieken B/(totaal B – zieken B)) =(75/175) / (25/225)
bij oplopende prevalentie geeft een odds ratio een veel hogere uitkomst tov het relatief risico. Bij zeldzame
aandoeningen kan wel gewoon odds ratio gebruikt worden
Cohort onderzoek
Dwarsdoorsnede onderzoek: transversaal onderzoek, eenmalig op één moment bij meerdere personen die in een
verschillende fase zitten
Causale verbanden zijn niet aantoonbaar
Longitudinaal: onderzoeksgroep wordt langere periode gevolgd
Cohort onderzoek: retrospectief en prospectief
Onderzoeksopzet: één groep, je volgt dezelfde
mensen gedurende een periode
PICO alleen P en O in de vraagstelling
gaat uit van blootstelling
Binnen groep, subgroepen; één groep is dan referentiegroep
Çohort vs case control: blootstelling? ziekte case control (altijd retrospectief)
Blootstelling prospectief cohort ziekte?
Blootstelling ziekte? retrospectief cohort
RCT = experimenteel onderzoek, prospectief
meest realistische manier om data te analyseren is intention-to-treat
Het verloop wordt wel meegenomen, mensen die halverwege uitstappen tellen
wel mee. Anders te positief resultaat
Blokrandomisatie: participanten gaan in kleine hoeveelheden in het onderzoek
zodat in beide armen van RCT evenredig gevuld worden.
Blokrandomisatie ABAB BBAA
Relatief risico (RR) =risico groep A / risico groep B (9/100) / (1/100) =
Relatief risico = 9 altijd vanuit bovenste groep in tabel uitleg geven
Risicoverschil = attributief risico 9:100 – 1:100 = 0,08
NNT numbers needed to treat Hoeveel interventies nodig om slechte uitkomst te voorkomen 1/risicoverschil 1: 0,08 = 12,5
P -waarde en betrouwbaarheidsinterval
P-waarde geeft kans aan dat waarde op toeval berust
P-waarde < 0,05 statistische significantie, berust niet op toeval. Als p-waarde groter is dan kan het op toeval berusten
H0 geen verband te vinden. Wanneer p < 0,05 dan is het resultaat significant dwz er doet zich wel een reëel
significant verband voor. H0 mag verworpen worden. Verband is niet aan toeval te wijten en is significant
Betrouwbaarheidsinterval RR9 (95% BI 3-12)
interpretatie: met 95% zekerheid valt werkelijke waarde binnen interval van 3-12
Selectiebias de wijze waarop de onderzoeksgroep is gekozen
Confounder vertekenende variabele die van invloed zijn op het onderzoek
Case control onderzoek = Observationeel onderzoek, Retrospectief. Onderzoek opgesteld obv uitkomstmaat
Voordeel: Goedkoop en snel
Ethisch verantwoord
Toepasbaar bij zeldzame uitkomsten
Nadeel: Ontbrekende informatie
Selectie groepen; Co-founders meer in de ene dan in de
andere groep meer exclusie criteria nodig om beide groepen te matchen met elkaar
Bestudering van Expositiefactor = risicofactor
Odds ratio = berekend bij retrospectief onderzoek. Dus alleen bij case control onderzoek
Je gaat niet meer uit van totale groep A, maar door totaal groep A- ziek
(Zieken A/(totaal A-zieken A))/(Zieken B/(totaal B – zieken B)) =(75/175) / (25/225)
bij oplopende prevalentie geeft een odds ratio een veel hogere uitkomst tov het relatief risico. Bij zeldzame
aandoeningen kan wel gewoon odds ratio gebruikt worden
Cohort onderzoek
Dwarsdoorsnede onderzoek: transversaal onderzoek, eenmalig op één moment bij meerdere personen die in een
verschillende fase zitten
Causale verbanden zijn niet aantoonbaar
Longitudinaal: onderzoeksgroep wordt langere periode gevolgd
Cohort onderzoek: retrospectief en prospectief
Onderzoeksopzet: één groep, je volgt dezelfde
mensen gedurende een periode
PICO alleen P en O in de vraagstelling
gaat uit van blootstelling
Binnen groep, subgroepen; één groep is dan referentiegroep
Çohort vs case control: blootstelling? ziekte case control (altijd retrospectief)
Blootstelling prospectief cohort ziekte?
Blootstelling ziekte? retrospectief cohort