Samenvatting Orgaanfysiologie & Pathofysiologie III: dringende medische hulpverlening

Orgaan- en pathofysiologie
III: Dringende med.
hulpverlening
Deel 1: Coronair lijden
 = Ziekten van de kransslagaders

Anatomie
Hart- en vaatziekten
 Belangrijkste oorzaak van overlijden in wereld
 Artherosclerose is
belangrijkste oorzaak
van hart- en vaatziekten (=
vervetting van vaatwand)

Anatomie van




kransslagaders
Overzicht Arteriolen zijn te klein om
weer te geven

,Hoofdstam:
 Begin van de linker kransslagader

RCA:
 Rechter Coronaire arterie = rechter kransslagader
 Zorgt voor doorbloeding van rechter ventrikel en onderkant van het hart

LAD:
 Linker anterieur dalende arterie
 Zorgt voor doorbloeding van voorste deel van linkerventrikel en het achterste 2/3 van
voorste en inferieure interventriculaire septum

Circumflex (Cx):
 = Slagader die aftakt van de linker arterie
 Zorgt voor doorbloeding van deel van linker ventrikel + papillaire spieren

Algemeen
 Elke tak is terminaal, kransslagaders bevatten in principe geen anastosomen (= verbinding
met een andere kransslagader) (bij sommige dieren wel)
 Dit wil zeggen dat wanneer een kransslagader dicht zit, dat deel van het hart geen bloed
meer zal krijgen

Fysiologische coronaire doorbloeding
 Systeem bevindt zich in balans tussen zuurstofverbruik en zuurstoftoevoer

O2-verbuik van de hartspier:
 Afhankelijk van:
- Hartfrequentie:
o Wanneer de hartfrequentie stijgt, zal het O2-verbruik ook stijgen
o Vb. bij fysische inspanning, stress
- Slagvolume:
o Afhankelijk van:
 Wandspanning  hoeveelheid bloed + grootte van ventrikel
 Contractiliteit  stijgt bij aanwezigheid van noradrenaline

,O2-tovoer door coronaire circulatie:
 Afhankelijk van:
- Coronaire flow:
o Aanpasbaar
- A(O2) – V(O2):
o Verschil tussen O2-gehalte in arterieel en veneus bloed
o Veneus bloed = coronaire sinussen = hoofdstam van venen  mondt uit in
rechter atrium
o Hoeveel O2 wordt onttrokken uit het bloed
o = altijd constant  altijd maximaal (ook in rust)

Fysiologie
 Vulling van coronairen vindt plaats tijdens de diastole  niet zoals bij de andere organen, die
vullen tijdens de systole
 Zuurstofextractie uit het bloed is altijd (ook in rust) maximaal
 Hartspiercellen kunnen geen zuurstofschuld opbouwen owv grotendeels aeroob
metabolisme
- Hartspiercellen zijn obligaat aeroob  sterven af wanneer ze geen O2 krijgen
- Skeletspiercellen kunnen enkele minuten zonder O 2, gaan niet direct dood

Autoregulatie van coronaire doorbloeding
 Autoregulatie gebeurt in coronaire arteriolen, niet in de coronaire arteriën
- Arteriolen bevatten grootste weerstand ( kan veranderen bij bepaalde pathologieën)

, ∆P
Q=
R




Normale werking:
 Het hart is samen met hersenen een bevoorrecht orgaan
- Het redt zichzelf, geeft andere organen op om zichzelf sale met hersenen te redden
 De doorbloeding hangt vnl. af van lokale factoren:  aanpassingen gebeuren bij arteriolen
- Metabole factoren:
o Verandering in concentratie van adenosine, CO 2-gehalte, pH, zuurstofspanning
- Endotheliale factoren:
o Verandering in concentratie van NO
- Neurale factoren:
o α- en β-adrenerge receptoren




Pathofysiologie
O2-tovoer daalt:
 Invloed op coronaire flow:
- Ontstaan van stenose:
o = Atherosclerose
- Ontstaan van compressie:
o Aders worden toegeduwd
o Zeldzaam
- Ontstaan van spasme:
o = Kramp van kransslagaders
o Vb. cocaïnegebruik  andere drugs hebben geen invloed op coronair lijden
o α-adrenerge-gemedieerd