JURIDISCHE & ETHISCHE ASPECTEN OEFENVRAGEN
VRAGEN
Thema 1 – Afstamming en Gezag
1. Hoe wordt de familierechtelijke relatie tussen een kind en de ouders ook wel genoemd?
A Gezag
B Erkenning
C Voogdij
D Afstamming
2. Wanneer kan iemand beslissingen nemen over een kind?
3. Wat is waar in een situatie waarin een kind door middel van draagmoederschap op de wereld is gezet?
A De draagmoeder is en blijft de juridische moeder van het kind omdat deze vrouw het kind op de
wereld heeft gezet en volgens de wet is zij daardoor de juridische moeder.
B De draagmoeder is de juridische moeder wanneer het kind geboren wordt, echter kan de
wensmoeder de juridische moeder worden door de relatie tussen de draagmoeder en het kind te
verbreken via de rechtbank.
C De wensmoeder is na de geboorte meteen de juridische moeder omdat deze vrouw het kind op gaat
voeden.
D De wensmoeder is na de geboorte meteen de juridische moeder omdat het kind verwekt is door
inseminatie van het zaad van haar man.
4. Wat houdt erkenning in?
5. Welke regel is er niet verbonden aan het erkennen van een kind?
A Er is toestemming nodig van de juridische moeder als het kind jonger dan 16 jaar is en van het kind
vanaf 12-jarige leeftijd.
B Een kind mag niet meer dan twee juridische ouders hebben.
C Een erkenning kan niet ongedaan gemaakt worden.
D Een persoon moet meerderjarig zijn om een kind te erkennen.
6. Wat houdt het duo-ouderschap in?
7. Wat is niet waar over voogdij?
A Een voogd mag iemand anders aanstellen om het kind te verzorgen.
B Een voogd heeft geen onderhoudsplicht.
C Een voogd wordt altijd aangewezen via de rechter.
D Voogden kunnen zowel natuurlijke personen als organisaties zijn.
8. Vanaf welke leeftijd kan een minderjarige moeder gezag over haar kind uitoefenen door zich door een
rechter meerderjarig te laten verklaren?
A 16 jaar
B 14 jaar
C 18 jaar
D 15 jaar
9. Wat houdt deelgezag in?
10. Wanneer is er toestemming van het kind vereist om een medische behandeling uit te voeren volgens de
Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst?
A Als het kind ouder is dan 12 jaar, is alleen de toestemming van het kind nodig.
B Als het kind jonger is dan 16 jaar, is alleen de toestemming van de ouders of voogd nodig.
C Als het kind tussen de 12 en 16 jaar oud is, moeten zowel de ouders of voogd als het kind
toestemming geven.
D Als het kind jonger dan 18 jaar is, is alleen de toestemming van de ouders nodig.
, Thema 2 – Kinderbeschermingsmaatregelen
1. Wat zijn de drie uitgangspunten voor het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel?
A Laatste middel, zo licht mogelijk & belang van het kind
B Zo licht mogelijk, zo snel mogelijk & tijdelijk
C Laatste middel, zo snel mogelijk & tijdelijk
D Zo licht mogelijk, tijdelijk & belang van het kind
2. Wie voert kinderbeschermingsmaatregelen uit?
A Rechter
B Pleeggezin
C Gecertificeerde instelling
D Raad van de Kinderbescherming
3. Hoe verloopt het proces (in drie stappen) van een vermoeden van een onveilige situatie tot het
opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel?
4. Wat is waar over een OTS?
A Een OTS wordt uitgevoerd door de kinderrechter.
B Bij een OTS worden de ouders onder toezicht gesteld.
C Een OTS kan voor maximaal een jaar opgelegd worden en niet worden verlengd.
D Het doel van een OTS is het wegnemen van de bedreigingen in de ontwikkeling van het kind.
5. Wat is waar over een UHP?
A Om een kind voor één dag uit huis te plaatsen, is er een machtiging tot uithuisplaatsing nodig.
B Voordat er een UHP opgelegd wordt, moet er sprake zijn van een OTS.
C Een machtiging tot uithuisplaatsing wordt afgegeven voor maximaal één jaar en kan niet
verlengd worden.
D De ouders bepalen zelf dat er een UHP opgelegd moet worden.
6. Wanneer wordt het ouderlijk gezag voor een gedeelte overgenomen door een GI?
A Als de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind niet
kunnen dragen binnen een aanvaardbare termijn.
B Als de ouders hun gezag misbruiken.
C Als het kind uit huis geplaatst is en de OTS vastloopt op bepaalde belangrijke punten.
D Als het kind in een pleeggezin terecht komt dat te ver van het ouderlijk huis vandaan woont.
7. Wat is waar over het beëindigen van het ouderlijk gezag?
A Voordat het ouderlijk gezag beëindigd kan worden, moet er eerst een OTS en UHP
plaatsgevonden hebben.
B Een herstel in de voogdij is mogelijk.
C Het beëindigen van het ouderlijk gezag wordt niet als het uiterste redmiddel beschouwd.
D Het beëindigen van het ouderlijk gezag kan hersteld worden door de rechter.
8. Wat is er anders met het beëindigen van het gezag dan een OTS of een UHP?
9. Wanneer kan de rechter voorlopige voogdij opleggen? Twee antwoorden zijn juist.
A De ouders zijn geschorst in hun gezag.
B Het gezag van één van de twee ouders wordt beëindigd, de andere ouder mag het gezag niet
alleen voortzetten waardoor er voorlopige voogdij opgelegd wordt.
C De ouders hebben voor een redelijke termijn niet kunnen laten zien dat zij voor het kind kunnen
zorgen.
D Er wordt geen gezag (meer) over het kind uitgeoefend.
VRAGEN
Thema 1 – Afstamming en Gezag
1. Hoe wordt de familierechtelijke relatie tussen een kind en de ouders ook wel genoemd?
A Gezag
B Erkenning
C Voogdij
D Afstamming
2. Wanneer kan iemand beslissingen nemen over een kind?
3. Wat is waar in een situatie waarin een kind door middel van draagmoederschap op de wereld is gezet?
A De draagmoeder is en blijft de juridische moeder van het kind omdat deze vrouw het kind op de
wereld heeft gezet en volgens de wet is zij daardoor de juridische moeder.
B De draagmoeder is de juridische moeder wanneer het kind geboren wordt, echter kan de
wensmoeder de juridische moeder worden door de relatie tussen de draagmoeder en het kind te
verbreken via de rechtbank.
C De wensmoeder is na de geboorte meteen de juridische moeder omdat deze vrouw het kind op gaat
voeden.
D De wensmoeder is na de geboorte meteen de juridische moeder omdat het kind verwekt is door
inseminatie van het zaad van haar man.
4. Wat houdt erkenning in?
5. Welke regel is er niet verbonden aan het erkennen van een kind?
A Er is toestemming nodig van de juridische moeder als het kind jonger dan 16 jaar is en van het kind
vanaf 12-jarige leeftijd.
B Een kind mag niet meer dan twee juridische ouders hebben.
C Een erkenning kan niet ongedaan gemaakt worden.
D Een persoon moet meerderjarig zijn om een kind te erkennen.
6. Wat houdt het duo-ouderschap in?
7. Wat is niet waar over voogdij?
A Een voogd mag iemand anders aanstellen om het kind te verzorgen.
B Een voogd heeft geen onderhoudsplicht.
C Een voogd wordt altijd aangewezen via de rechter.
D Voogden kunnen zowel natuurlijke personen als organisaties zijn.
8. Vanaf welke leeftijd kan een minderjarige moeder gezag over haar kind uitoefenen door zich door een
rechter meerderjarig te laten verklaren?
A 16 jaar
B 14 jaar
C 18 jaar
D 15 jaar
9. Wat houdt deelgezag in?
10. Wanneer is er toestemming van het kind vereist om een medische behandeling uit te voeren volgens de
Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst?
A Als het kind ouder is dan 12 jaar, is alleen de toestemming van het kind nodig.
B Als het kind jonger is dan 16 jaar, is alleen de toestemming van de ouders of voogd nodig.
C Als het kind tussen de 12 en 16 jaar oud is, moeten zowel de ouders of voogd als het kind
toestemming geven.
D Als het kind jonger dan 18 jaar is, is alleen de toestemming van de ouders nodig.
, Thema 2 – Kinderbeschermingsmaatregelen
1. Wat zijn de drie uitgangspunten voor het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel?
A Laatste middel, zo licht mogelijk & belang van het kind
B Zo licht mogelijk, zo snel mogelijk & tijdelijk
C Laatste middel, zo snel mogelijk & tijdelijk
D Zo licht mogelijk, tijdelijk & belang van het kind
2. Wie voert kinderbeschermingsmaatregelen uit?
A Rechter
B Pleeggezin
C Gecertificeerde instelling
D Raad van de Kinderbescherming
3. Hoe verloopt het proces (in drie stappen) van een vermoeden van een onveilige situatie tot het
opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel?
4. Wat is waar over een OTS?
A Een OTS wordt uitgevoerd door de kinderrechter.
B Bij een OTS worden de ouders onder toezicht gesteld.
C Een OTS kan voor maximaal een jaar opgelegd worden en niet worden verlengd.
D Het doel van een OTS is het wegnemen van de bedreigingen in de ontwikkeling van het kind.
5. Wat is waar over een UHP?
A Om een kind voor één dag uit huis te plaatsen, is er een machtiging tot uithuisplaatsing nodig.
B Voordat er een UHP opgelegd wordt, moet er sprake zijn van een OTS.
C Een machtiging tot uithuisplaatsing wordt afgegeven voor maximaal één jaar en kan niet
verlengd worden.
D De ouders bepalen zelf dat er een UHP opgelegd moet worden.
6. Wanneer wordt het ouderlijk gezag voor een gedeelte overgenomen door een GI?
A Als de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind niet
kunnen dragen binnen een aanvaardbare termijn.
B Als de ouders hun gezag misbruiken.
C Als het kind uit huis geplaatst is en de OTS vastloopt op bepaalde belangrijke punten.
D Als het kind in een pleeggezin terecht komt dat te ver van het ouderlijk huis vandaan woont.
7. Wat is waar over het beëindigen van het ouderlijk gezag?
A Voordat het ouderlijk gezag beëindigd kan worden, moet er eerst een OTS en UHP
plaatsgevonden hebben.
B Een herstel in de voogdij is mogelijk.
C Het beëindigen van het ouderlijk gezag wordt niet als het uiterste redmiddel beschouwd.
D Het beëindigen van het ouderlijk gezag kan hersteld worden door de rechter.
8. Wat is er anders met het beëindigen van het gezag dan een OTS of een UHP?
9. Wanneer kan de rechter voorlopige voogdij opleggen? Twee antwoorden zijn juist.
A De ouders zijn geschorst in hun gezag.
B Het gezag van één van de twee ouders wordt beëindigd, de andere ouder mag het gezag niet
alleen voortzetten waardoor er voorlopige voogdij opgelegd wordt.
C De ouders hebben voor een redelijke termijn niet kunnen laten zien dat zij voor het kind kunnen
zorgen.
D Er wordt geen gezag (meer) over het kind uitgeoefend.
