DEEL A : consumer behaviour & quality experience
De consument
Consument = verbruiker = iemand die goederen of diensten koopt voor zichzelf of iemand anders.
!! NOOIT doorverkopen : dan ben je een handelaar
- Koophandeling = basis economie
- Consument heeft te besteden budget <-> sparen (uitgesteld consumeren mogelijk maken)
- Weloverwogen of impulsief
Elke consument heeft
rechten én plichten
Consumentengedrag
Gedrag = geheel van acties en reacties van een persoon met zijn omgeving. Wel en niet
waarneembaar, bewust en onbewust.
- 3 facetten :
o Interactie = gedrag kan ontstaan bij persoon als omgeving
o Niet zichtbaar maar wel aanwezig
o Onbewuste handeling
Consumentengedrag = geheel van facetten die een rol spelen bij een aankoop.
- Wat kopen
- Waar kopen
- Wanneer
- Waarom
Motivator = verleiden tot het uitvoeren van het gewenst gedrag
- Inwendig = ik wil een bepaald product kopen geen marketing hierop toepassen
Honger
Honger = biologisch signaal voor behoefte aan eten.
Trek, goesting, zin : staat naast honger, dunne lijn en niet altijd te onderscheiden van elkaar
hierop inspelen bij voedingsreclames
- (vaste) klanten en hun wensen kennen
- bestaande en nieuwe klanten verleiden
Smaak en smaakbeleving
Smaakbeleving = hoe wordt smaak ervaren
- Smaken : proeven en ruiken
- Smaakregistratie : zien, aanraken en horen
- Smaakprofiel : textuur, smaakgehalte, smaaktype en complexiteit
- Smaakwaardering : subjectieve, emotionele kant van smaak (individueel)
,Aankoopbeslissing
- Beïnvloeden via :
o Demografische elementen
o Cultuurgebonden factoren
o Emoties
o Bijgeloof
Consumptiehoeveelheid
- Wansink : inzicht in determinerende factoren van voedingskeuzes
o Consumptienorm : verpakkingsgrootte en portiegrootte die normaal lijkt
o Monitoring inname : hebben we de inname zelf in de hand?
o Primaire voedselfactoren :
Visuele cues
Grens = unit bias : 2e pakje opendoen is een drempel
Saillantie = kunnen we het VM al zien door de verpakking
Ja = meer verkoop
Smaakvariëteit = verhoogd aanbod
Meer aanbod = meer kopen
Dimensionele factoren = dimensie van bv. een glas
Centration bias = 3D volumes ingeschat als 2D volumes
Height bias = hoogte van bv. een glas
Heel groot bord weinig gevuld = onderschatting hoeveelheid
o Delboeuf-illusie = klein, maar vol bord aanbieden
Vorm = oppervlakte verkeerd ingeschat (vooral kinderen)
Kleur = prikkeling geur- en smaakverwachting
Gekleurde vloeistof geschat op hogere geurintensiteit
o Omgevingsfactoren : eetomgeving
Atmosfeer = samenspel van temperatuur, kleur, materiaalkeuze, …
Temperatuur : te koud/warm = eerder stoppen
Interieurkleur : balans tussen kleuren en materialen
Verlichting : zachter in restaurant dan koffiebar
Muziek : zachte achtergrondmuziek
Eating effort = moeite/gemak die het kost om eten te bekomen
Sociale aspect = meer eten met gezelschap aan tafel (gezelligheid)
Afleiding = meer eten bij afleiding (tv, telefoon, …)
De kunst van het beïnvloeden
- Neuromarketing (illusie van) kwaliteit geven
- Principes :
1. Wederkerigheid = iets krijgen en iets teruggeven
2. Binding en rechtlijnig gedrag = laten verleiden tot eerste stap (binding) en dan
gemakkelijker ja zeggen tegen volgende stap
a. Geprogrammeerd om rechtlijnig gedrag te vertonen
b. Retorische vragen stellen (“ja-cultuur”) sneller ja zeggen op verkoper
, 3. Sociale bevestiging = kuddegedrag
a. Cijfers en statistieken : dagschotel al 54 keer besteld vandaag
4. Sympathie = het wordt je gegund
a. Complimenten
5. Autoriteit = geloven in autoritaire uitstraling
a. Sneller product gekocht als het iets heeft gewonnen
b. Influencers
6. Schaarste = op is op, nog 1 beschikbaar, …
a. Twijfelende klant over de streep trekken
b. FOMO
7. Prijs = geen munteenheid meer uitgeven
a. Perceptie prijs afhankelijk van referentiekader
8. Looproute = koopgezind (binding) en meer kopen (rechtlijnig gedrag)
9. Storytelling = spiegelneuronen
a. Klanten raken
b. Gemeenschap creëren rondom een merk
10. Totaalbeleving = winkel/hotel/… moet place to be zijn
a. Bv. Japans restaurant met het totaalpakket
Inspelen op trends
- Gezondheidshypes, keukentechnologie, …
o Foodmood : relatie tussen voeding en welzijn
o Grootmoeders wijze : niets high-tech
o Fermented : gezond én lekker
o Foodprinter3D : creativiteit en personalisatie
DEEL B : Quality
Wat is kwaliteit?
Kwaliteit = wat ik van iets of iemand verwacht.
Technische specificaties = wat
!!! wat ik verwacht is niet per sé wat iedereen verwacht
doet toestel volgens fabrikant
- Prijs : niet iedereen wil de volle pot betalen
- Gebruiksduur : niet iedereen wil jaren met 1 toestel rondlopen
Containerbegrip
Containerbegrip = veel verschillende betekenissen en andere benadering in allerlei domeinen.
Horizontaal thema = over alle vakken heen
Standaard/norm
Kwaliteit = (meetbare) mate waarin een product/persoon/proces/dienst aan onze norm voldoet en
geschikt is voor wat we ermee willen bereiken.
Standaard = het geheel van vastgelegde kwaliteitsbepalingen.
De consument
Consument = verbruiker = iemand die goederen of diensten koopt voor zichzelf of iemand anders.
!! NOOIT doorverkopen : dan ben je een handelaar
- Koophandeling = basis economie
- Consument heeft te besteden budget <-> sparen (uitgesteld consumeren mogelijk maken)
- Weloverwogen of impulsief
Elke consument heeft
rechten én plichten
Consumentengedrag
Gedrag = geheel van acties en reacties van een persoon met zijn omgeving. Wel en niet
waarneembaar, bewust en onbewust.
- 3 facetten :
o Interactie = gedrag kan ontstaan bij persoon als omgeving
o Niet zichtbaar maar wel aanwezig
o Onbewuste handeling
Consumentengedrag = geheel van facetten die een rol spelen bij een aankoop.
- Wat kopen
- Waar kopen
- Wanneer
- Waarom
Motivator = verleiden tot het uitvoeren van het gewenst gedrag
- Inwendig = ik wil een bepaald product kopen geen marketing hierop toepassen
Honger
Honger = biologisch signaal voor behoefte aan eten.
Trek, goesting, zin : staat naast honger, dunne lijn en niet altijd te onderscheiden van elkaar
hierop inspelen bij voedingsreclames
- (vaste) klanten en hun wensen kennen
- bestaande en nieuwe klanten verleiden
Smaak en smaakbeleving
Smaakbeleving = hoe wordt smaak ervaren
- Smaken : proeven en ruiken
- Smaakregistratie : zien, aanraken en horen
- Smaakprofiel : textuur, smaakgehalte, smaaktype en complexiteit
- Smaakwaardering : subjectieve, emotionele kant van smaak (individueel)
,Aankoopbeslissing
- Beïnvloeden via :
o Demografische elementen
o Cultuurgebonden factoren
o Emoties
o Bijgeloof
Consumptiehoeveelheid
- Wansink : inzicht in determinerende factoren van voedingskeuzes
o Consumptienorm : verpakkingsgrootte en portiegrootte die normaal lijkt
o Monitoring inname : hebben we de inname zelf in de hand?
o Primaire voedselfactoren :
Visuele cues
Grens = unit bias : 2e pakje opendoen is een drempel
Saillantie = kunnen we het VM al zien door de verpakking
Ja = meer verkoop
Smaakvariëteit = verhoogd aanbod
Meer aanbod = meer kopen
Dimensionele factoren = dimensie van bv. een glas
Centration bias = 3D volumes ingeschat als 2D volumes
Height bias = hoogte van bv. een glas
Heel groot bord weinig gevuld = onderschatting hoeveelheid
o Delboeuf-illusie = klein, maar vol bord aanbieden
Vorm = oppervlakte verkeerd ingeschat (vooral kinderen)
Kleur = prikkeling geur- en smaakverwachting
Gekleurde vloeistof geschat op hogere geurintensiteit
o Omgevingsfactoren : eetomgeving
Atmosfeer = samenspel van temperatuur, kleur, materiaalkeuze, …
Temperatuur : te koud/warm = eerder stoppen
Interieurkleur : balans tussen kleuren en materialen
Verlichting : zachter in restaurant dan koffiebar
Muziek : zachte achtergrondmuziek
Eating effort = moeite/gemak die het kost om eten te bekomen
Sociale aspect = meer eten met gezelschap aan tafel (gezelligheid)
Afleiding = meer eten bij afleiding (tv, telefoon, …)
De kunst van het beïnvloeden
- Neuromarketing (illusie van) kwaliteit geven
- Principes :
1. Wederkerigheid = iets krijgen en iets teruggeven
2. Binding en rechtlijnig gedrag = laten verleiden tot eerste stap (binding) en dan
gemakkelijker ja zeggen tegen volgende stap
a. Geprogrammeerd om rechtlijnig gedrag te vertonen
b. Retorische vragen stellen (“ja-cultuur”) sneller ja zeggen op verkoper
, 3. Sociale bevestiging = kuddegedrag
a. Cijfers en statistieken : dagschotel al 54 keer besteld vandaag
4. Sympathie = het wordt je gegund
a. Complimenten
5. Autoriteit = geloven in autoritaire uitstraling
a. Sneller product gekocht als het iets heeft gewonnen
b. Influencers
6. Schaarste = op is op, nog 1 beschikbaar, …
a. Twijfelende klant over de streep trekken
b. FOMO
7. Prijs = geen munteenheid meer uitgeven
a. Perceptie prijs afhankelijk van referentiekader
8. Looproute = koopgezind (binding) en meer kopen (rechtlijnig gedrag)
9. Storytelling = spiegelneuronen
a. Klanten raken
b. Gemeenschap creëren rondom een merk
10. Totaalbeleving = winkel/hotel/… moet place to be zijn
a. Bv. Japans restaurant met het totaalpakket
Inspelen op trends
- Gezondheidshypes, keukentechnologie, …
o Foodmood : relatie tussen voeding en welzijn
o Grootmoeders wijze : niets high-tech
o Fermented : gezond én lekker
o Foodprinter3D : creativiteit en personalisatie
DEEL B : Quality
Wat is kwaliteit?
Kwaliteit = wat ik van iets of iemand verwacht.
Technische specificaties = wat
!!! wat ik verwacht is niet per sé wat iedereen verwacht
doet toestel volgens fabrikant
- Prijs : niet iedereen wil de volle pot betalen
- Gebruiksduur : niet iedereen wil jaren met 1 toestel rondlopen
Containerbegrip
Containerbegrip = veel verschillende betekenissen en andere benadering in allerlei domeinen.
Horizontaal thema = over alle vakken heen
Standaard/norm
Kwaliteit = (meetbare) mate waarin een product/persoon/proces/dienst aan onze norm voldoet en
geschikt is voor wat we ermee willen bereiken.
Standaard = het geheel van vastgelegde kwaliteitsbepalingen.