Oefenvragen cursus Stress en gezondheid
Tilburg University – Dr. Mirela Habibovic
1. Welke stelling is juist?
I: Hypofagische mensen volgen vaak een dieet.
II: Hyperfagische mensen zien eten vaak als beloning.
a. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
b. Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Geen van de stellingen is juist.
2. Wat is juist over korte en lange termijnstress?
a. Korte termijnstress is positief omdat het auto-immuunziekte onderdrukt, maar
negatief omdat het concentratie- en geheugenproblemen veroorzaakt.
b. Lange termijnstress is positief omdat het auto-immuunziekte onderdrukt, maar
negatief omdat het concentratie- en geheugenproblemen veroorzaakt.
c. Korte termijnstress is positief omdat het fysieke en mentale prestaties bevordert,
maar negatief omdat het nadelige effecten heeft op het endocriene systeem.
d. Lange termijnstress is positief omdat het fysieke en mentale prestaties bevordert,
maar negatief omdat het nadelige effecten heeft op het endocriene systeem.
3. Wat is geen functie van glucocorticoïden?
a. Inhiberen van energieopslag
b. Stimuleren van eetlust
c. Voorkomen van spieratrofie
d. Geen van de antwoorden is juist
4. Wat is juist?
Als glucocorticoïdenniveaus ___ en insulineniveaus ___ zijn, spreken we van de ___ en zal
vet op abdominale locaties plaatsnemen.
a. Hoog; hoog; herstelfase
b. Hoog; hoog; alarmfase
c. Laag; laag; alarmfase
d. Laag; laag; herstelfase
5. Wat is geen advies van Scherder (2017) over het verminderen van werkstress?
a. Fysieke activiteit inplannen
b. Medeleven hebben op de werkvloer
c. Multitasken
d. Luisteren naar muziek
1
, 6. Welke stelling is juist?
I: Tijdens de REM slaap is het sympathische zenuwstelsel actief en nemen
glucocorticoïdenniveaus toe.
II: Vlak voor de ontwaking nemen CRH en ACTH af.
a. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
b. Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Geen van de stellingen is juist.
7. Waarom zouden ambulancemedewerkers meer stress ervaren dan artsen die op een praktijk
werken?
a. Omdat ambulancemedewerkers worden blootgesteld aan fysieke factoren zoals
geluid, warmte en vibratie.
b. Omdat ambulancemedewerkers minder controle hebben over de situatie tijdens het
werk dan andere artsen.
c. Omdat de regels bij ambulancemedewerkers vaak onduidelijk zijn vergeleken met
andere artsen.
d. Omdat ambulancemedewerkers vaak een conflicterende of onduidelijke rolverdeling
hebben vergeleken met andere artsen.
8. Wat is onjuist over stresservaringen?
a. Wanneer stress met positiviteit wordt geassocieerd wordt spanning als iets positiefs
ervaren.
b. De meest intense ervaring van de stressor vindt plaats vlak voordat je de beloning
ontvangt.
c. De voorspelbaarheid van een situatie en de uitkomst bepalen of je de stressor als
positief of negatief ervaart.
d. Gedurende een beloningsanticipatie wordt adrenaline vrijgelaten.
9. Welke stelling is juist?
I: Door glucosevrijmaking en glycogeen bij stress ontstaat fibrillatie in het hart.
II: Fibrillatie wordt gekenmerkt door asynchrone beweging wegens een geblokkeerde
geleiding van hartcellen.
a. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
b. Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Geen van de stellingen is juist.
10. Waarom is het niet mogelijk om patiënten met diabetes type II alleen te behandelen met
kunstmatige insuline?
a. Diabetes type II kan alleen behandeld worden in combinatie met gewichtsverlies.
b. Patiënten met diabetes type II hebben geen baat bij kunstmatige insuline.
c. Het lichaam van de patiënt stopt volledig met haar eigen insulineproductie.
d. Bij teveel insuline kan het lichaam van de patiënt geen glucose meer verplaatsen.
2
Tilburg University – Dr. Mirela Habibovic
1. Welke stelling is juist?
I: Hypofagische mensen volgen vaak een dieet.
II: Hyperfagische mensen zien eten vaak als beloning.
a. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
b. Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Geen van de stellingen is juist.
2. Wat is juist over korte en lange termijnstress?
a. Korte termijnstress is positief omdat het auto-immuunziekte onderdrukt, maar
negatief omdat het concentratie- en geheugenproblemen veroorzaakt.
b. Lange termijnstress is positief omdat het auto-immuunziekte onderdrukt, maar
negatief omdat het concentratie- en geheugenproblemen veroorzaakt.
c. Korte termijnstress is positief omdat het fysieke en mentale prestaties bevordert,
maar negatief omdat het nadelige effecten heeft op het endocriene systeem.
d. Lange termijnstress is positief omdat het fysieke en mentale prestaties bevordert,
maar negatief omdat het nadelige effecten heeft op het endocriene systeem.
3. Wat is geen functie van glucocorticoïden?
a. Inhiberen van energieopslag
b. Stimuleren van eetlust
c. Voorkomen van spieratrofie
d. Geen van de antwoorden is juist
4. Wat is juist?
Als glucocorticoïdenniveaus ___ en insulineniveaus ___ zijn, spreken we van de ___ en zal
vet op abdominale locaties plaatsnemen.
a. Hoog; hoog; herstelfase
b. Hoog; hoog; alarmfase
c. Laag; laag; alarmfase
d. Laag; laag; herstelfase
5. Wat is geen advies van Scherder (2017) over het verminderen van werkstress?
a. Fysieke activiteit inplannen
b. Medeleven hebben op de werkvloer
c. Multitasken
d. Luisteren naar muziek
1
, 6. Welke stelling is juist?
I: Tijdens de REM slaap is het sympathische zenuwstelsel actief en nemen
glucocorticoïdenniveaus toe.
II: Vlak voor de ontwaking nemen CRH en ACTH af.
a. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
b. Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Geen van de stellingen is juist.
7. Waarom zouden ambulancemedewerkers meer stress ervaren dan artsen die op een praktijk
werken?
a. Omdat ambulancemedewerkers worden blootgesteld aan fysieke factoren zoals
geluid, warmte en vibratie.
b. Omdat ambulancemedewerkers minder controle hebben over de situatie tijdens het
werk dan andere artsen.
c. Omdat de regels bij ambulancemedewerkers vaak onduidelijk zijn vergeleken met
andere artsen.
d. Omdat ambulancemedewerkers vaak een conflicterende of onduidelijke rolverdeling
hebben vergeleken met andere artsen.
8. Wat is onjuist over stresservaringen?
a. Wanneer stress met positiviteit wordt geassocieerd wordt spanning als iets positiefs
ervaren.
b. De meest intense ervaring van de stressor vindt plaats vlak voordat je de beloning
ontvangt.
c. De voorspelbaarheid van een situatie en de uitkomst bepalen of je de stressor als
positief of negatief ervaart.
d. Gedurende een beloningsanticipatie wordt adrenaline vrijgelaten.
9. Welke stelling is juist?
I: Door glucosevrijmaking en glycogeen bij stress ontstaat fibrillatie in het hart.
II: Fibrillatie wordt gekenmerkt door asynchrone beweging wegens een geblokkeerde
geleiding van hartcellen.
a. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
b. Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
c. Beide stellingen zijn juist.
d. Geen van de stellingen is juist.
10. Waarom is het niet mogelijk om patiënten met diabetes type II alleen te behandelen met
kunstmatige insuline?
a. Diabetes type II kan alleen behandeld worden in combinatie met gewichtsverlies.
b. Patiënten met diabetes type II hebben geen baat bij kunstmatige insuline.
c. Het lichaam van de patiënt stopt volledig met haar eigen insulineproductie.
d. Bij teveel insuline kan het lichaam van de patiënt geen glucose meer verplaatsen.
2