Orgaanfysiologie en pathofysiologie
Deel 1: Anatomie en fysiologie van het centraal zenuwstelsel
1. Begrippen
Zenuwstelsel:
• Belangrijkste controlecentrum van het menselijk lichaam, bestaande uit:
o De hersenen
o Ruggenmerg
o Netwerk van zenuwen dat zich uitstrekt over het hele lichaam
Opbouw:
• Bestaat uit 2 delen:
o Perifeer zenuwstelsel (PZS)
o Centraal zenuwstelsel (CZS)
Centraal zenuwstelsel:
• Receptoren:
o Sturen afferente sensorische informatie naar de hersenen/ruggenmerg
o Verschillende soorten:
- Viscerale receptoren → ingewanden
- Somatische receptoren → huid, gewrichten, druk, pijn, temperatuur …
- Speciale receptoren → smaak, reuk, zicht, evenwicht, gehoor
• Ruggenmerg en hersenen
o Zorgen voor informatieverwerking
o Sturen efferente opdrachten naar effectoren
• Effectoren:
o Efferente opdrachten komen aan in:
- Somatisch zenuwstelsel → effector = skeletspier
- Autonoom zenuwstelsel (sympatisch + parasympatisch) → effector
= gladde spier, hartspier, klieren
1
,Zenuwcellen:
Neuroglia:
Centraal zenuwstelsel:
• 50% van de massa van de hersenen
• 10 gliale cellen per neuron
• Verschillende soorten:
o Astrocyten → regeling van de omgeving van neuronen
o Microglia → immunologische functie
o Ependymale cellen → scheiden hersenholtes en ruggenmerg af + spelen rol in de
vorming van cerebrospinaal vocht
o Oligodendrocyten → myelineschede
Perifeer zenuwstelsel:
• Satellietcellen en Schwann cellen → vorming myelineschede
Neuronen:
• Lange levensduur
• Amitotisch (delen niet meer)
• Cellichaam (CZS en PZS in ganglia)
• Uitlopers:
o Dendrieten of receptieve uitlopers → nemen impuls op
o Axonen → geven impuls door
o Gebundeld → zenuwvezels zijn omgeven door myelineschede
o Myelineschede zorgt voor de voorgeleiding van de impuls
Indeling op basis van vorm:
• Unipolair
• Bipolair
• Multipolair → komt het meeste voor
• Stercel
• Pyramidale cel
2
,Indeling op basis van functie:
• Sensorische of afferente neuronen
o Meestal unipolair
o Sensorische receptor naar CZS
o Cellichamen in sensorische ganglia buiten CZS
• Motorische of efferente neuronen
o Meestal multipolair
o Van CZS naar effector (spieren, klieren …)
o Cellichamen in CZS
• Interneuronen/schakelneuronen
o multipolair
o CZS
o 99% van de neuronen
Synaps:
• = contactplaats tussen 2 zenuwcellen of tussen een
zenuwcel en een spiervezel/kliercel
• Geen actiepotentiaal, maar chemische overdracht
Opbouw
• Presynaps
• Synaptische spleet
• Neurotransmitters
• Postsynaps
Conclusie:
3
, 2. Evolutie
Evolutie zenuwstelsel: lichaamsplan
Platyhelminthes:
• Platwormen
• Bilaterale symmetrie
• Acoelomaat
• Geen kop/staart (mond = anus)
• Zenuwstelsel:
o Ontwikkeling van de eerste lichtgevoelige cellen (ogen) en primitieve primaire
hersenen
o 2 zenuwstrengen over hele lengte → voorloper CZS
Nematoden:
• Rondwormen
• Bilaterale symmetrie
• Pseudocoelomaat (valse lichaamsholte)
• Mond en anus beide aanwezig
• Zenuwstelsel:
o Ontwikkeling van de primitieve hersenen rond de oesophagus (slokdarm)
o Dorsale en ventrale zenuwstreng
Annelida:
• Gelede wormen
• Bilaterale symmetrie
• Coelomaat
• Mond en anus beide aanwezig → blastoporus vormt de mond = protostoom
• Zenuwstelsel:
o Primitieve hersenen rond de oesophagus (slokdarm)
o Dorsale zenuw volgt het spijsverteringsstelsel
Chordata:
• Gewervelde dieren
• Bilaterale symmetrie
• Coelomaat
• Mond en anus beide aanwezig → blastoporus vormt de anus → deutrostoom
• Zenuwstelsel:
o Hersenen en ruggenmerg (van kop tot straat) worden beschermd door de chorda
(wervelkolom)
4
Deel 1: Anatomie en fysiologie van het centraal zenuwstelsel
1. Begrippen
Zenuwstelsel:
• Belangrijkste controlecentrum van het menselijk lichaam, bestaande uit:
o De hersenen
o Ruggenmerg
o Netwerk van zenuwen dat zich uitstrekt over het hele lichaam
Opbouw:
• Bestaat uit 2 delen:
o Perifeer zenuwstelsel (PZS)
o Centraal zenuwstelsel (CZS)
Centraal zenuwstelsel:
• Receptoren:
o Sturen afferente sensorische informatie naar de hersenen/ruggenmerg
o Verschillende soorten:
- Viscerale receptoren → ingewanden
- Somatische receptoren → huid, gewrichten, druk, pijn, temperatuur …
- Speciale receptoren → smaak, reuk, zicht, evenwicht, gehoor
• Ruggenmerg en hersenen
o Zorgen voor informatieverwerking
o Sturen efferente opdrachten naar effectoren
• Effectoren:
o Efferente opdrachten komen aan in:
- Somatisch zenuwstelsel → effector = skeletspier
- Autonoom zenuwstelsel (sympatisch + parasympatisch) → effector
= gladde spier, hartspier, klieren
1
,Zenuwcellen:
Neuroglia:
Centraal zenuwstelsel:
• 50% van de massa van de hersenen
• 10 gliale cellen per neuron
• Verschillende soorten:
o Astrocyten → regeling van de omgeving van neuronen
o Microglia → immunologische functie
o Ependymale cellen → scheiden hersenholtes en ruggenmerg af + spelen rol in de
vorming van cerebrospinaal vocht
o Oligodendrocyten → myelineschede
Perifeer zenuwstelsel:
• Satellietcellen en Schwann cellen → vorming myelineschede
Neuronen:
• Lange levensduur
• Amitotisch (delen niet meer)
• Cellichaam (CZS en PZS in ganglia)
• Uitlopers:
o Dendrieten of receptieve uitlopers → nemen impuls op
o Axonen → geven impuls door
o Gebundeld → zenuwvezels zijn omgeven door myelineschede
o Myelineschede zorgt voor de voorgeleiding van de impuls
Indeling op basis van vorm:
• Unipolair
• Bipolair
• Multipolair → komt het meeste voor
• Stercel
• Pyramidale cel
2
,Indeling op basis van functie:
• Sensorische of afferente neuronen
o Meestal unipolair
o Sensorische receptor naar CZS
o Cellichamen in sensorische ganglia buiten CZS
• Motorische of efferente neuronen
o Meestal multipolair
o Van CZS naar effector (spieren, klieren …)
o Cellichamen in CZS
• Interneuronen/schakelneuronen
o multipolair
o CZS
o 99% van de neuronen
Synaps:
• = contactplaats tussen 2 zenuwcellen of tussen een
zenuwcel en een spiervezel/kliercel
• Geen actiepotentiaal, maar chemische overdracht
Opbouw
• Presynaps
• Synaptische spleet
• Neurotransmitters
• Postsynaps
Conclusie:
3
, 2. Evolutie
Evolutie zenuwstelsel: lichaamsplan
Platyhelminthes:
• Platwormen
• Bilaterale symmetrie
• Acoelomaat
• Geen kop/staart (mond = anus)
• Zenuwstelsel:
o Ontwikkeling van de eerste lichtgevoelige cellen (ogen) en primitieve primaire
hersenen
o 2 zenuwstrengen over hele lengte → voorloper CZS
Nematoden:
• Rondwormen
• Bilaterale symmetrie
• Pseudocoelomaat (valse lichaamsholte)
• Mond en anus beide aanwezig
• Zenuwstelsel:
o Ontwikkeling van de primitieve hersenen rond de oesophagus (slokdarm)
o Dorsale en ventrale zenuwstreng
Annelida:
• Gelede wormen
• Bilaterale symmetrie
• Coelomaat
• Mond en anus beide aanwezig → blastoporus vormt de mond = protostoom
• Zenuwstelsel:
o Primitieve hersenen rond de oesophagus (slokdarm)
o Dorsale zenuw volgt het spijsverteringsstelsel
Chordata:
• Gewervelde dieren
• Bilaterale symmetrie
• Coelomaat
• Mond en anus beide aanwezig → blastoporus vormt de anus → deutrostoom
• Zenuwstelsel:
o Hersenen en ruggenmerg (van kop tot straat) worden beschermd door de chorda
(wervelkolom)
4