College 2 - Persoonlijke analyse
1. Wat is het managementprobleem?
De auteurs merken op dat Corporate Social Disclosure (CSD) in de laatste 20 jaar opkomt en het nu
nog steeds groeit. CSD is het in de jaarrekening toelichten over productinformatie, milieu impact
door de operationele activiteiten, werknemersbeleid en omgang met leveranciers en klanten.
In het verlengde hiervan groeit het aantal onderzoeken naar CSD ook. Uit deze onderzoeken blijkt
dat o.a. de grootte, diepgang en motivatie van de CSD in de US afwijkt t.o.v. andere landen. Er is
echter weinig onderzoek gedaan naar het “waarom”, waardoor dat gebied nog onbekend is. Dit is
dan ook de aanleiding voor het onderzoek.
De auteurs denken dat het stakeholdermodel(Noorwegen/Denemarken) een hogere kwaliteit CSD
oplevert dan het shareholdermodel (US). Beetje het Rijnlandsemodel vs. Angelsaksische model.
2. Vanuit welk perspectief wordt het managementprobleem
bestudeerd?
1. Wetenschap -> Antwoord geven aan Ullmanns oproep om CSD meer
gegevensgericht/systematische conclusies te geven;
2. Report prepares -> Weten wat je moet rapporteren in verschillende landen om aan je
stakeholders tegemoet te komen;
3. Users -> weten wat je kan verwachten van CSD van de bedrijven per land;
4. Policymaker/regulator -> Verschillen in landen kan leiden tot nieuwe inzichten in
tekortkomingen van de CSD van sommige landen.
3. Wat is de onderzoeksvraag?
De auteurs onderkennen twee hypotheses:
Hypothese 1:
Firms in countries with a stakeholder orientation (Norway/Denmark) provide a higher level of CSD in
their annual reports than firms in countries with a shareholder orientation (US).
Hypothese 2:
Firms in countries with a stakeholder orientation (Norway/Denmark) will provide higher quality of
CSD in their annual reports than firms in societies with a shareholder orientation (US).
4. Wat is het conceptueel model?
Dat stakeholder theorie (hieronder kort uitgelegd), corporate governance, ownershipstructure en
cultural factors invloed hebben op de kwaliteit van CSD.
Stakeholdertheorie
De stakeholders dienen legitimacy en power te hebben voordat managers hun eisen urgent genoeg
vinden om die te prioriteren in de CSD. Van stakeholders die invloed hebben op de organisatie (grote
leveranciers) worden de CSD-eisen eerder van ingewilligd dan andere stakeholders. De opstellers van
de CSD stellen dus niet elke stakeholder gelijk. Managers zijn de schakels tussen de organisatie en de
stakeholders, maar hebben zelf direct invloed op het besluitvormingsproces van de organisatie. De
verwachting is dan ook van de auteurs dat er een positief verband is tussen de kwaliteit van de CSD
en de mate van belang die de organisatie acht aan CSD (door druk vanuit stakeholders).
,5. Hoe sterk is het causale verband?
In het artikel wordt beschreven dat hier nog weinig bekend over is. Er is met name bekend dat er
verschillen zijn in CSD reporting over verschillende landen, maar niet uitgekristalliseerd waardoor het
komt. De auteurs zijn een van de eerste die dit trachten te onderzoeken en de theorie die ze
aanhalen is mijns inziens plausibel. Het rijnlandse model zoals wij kennen hecht meer waarde aan
stakeholders en heeft vaak ook meer stakeholders dan het angelsaksische model, waardoor de
verwachting best wel logisch is.
6. Wat is de kwaliteit van het operationaliseren van het conceptueel
model?
Units
De auteurs beschrijven dat er discussie is in wetenschapsland of het zinvoller is om zinnen, woorden,
karakters of pagina’s te hanteren als units. Uiteindelijk hanteren ze zinnen om CSD te herkennen en
te categoriseren. Ze gebruiken woorden, zinnen en de proporties van pagina’s om CSD te meten.
Treatments
Onderzoek uitgevoerd op 47 stroomlevernaciers, omdat:
1. Deze industrieel en economisch gezien redelijk gelijkwaardig zijn, de
2. De operationele activiteiten een impact heeft op veel stakeholders;
3. De auteurs een nieuwe dataset, gebaseerd op large scale changes, wilden gebruiken omdat
hergebruiken van oude datasets mogelijk niet tot de gewenste inzichten zouden komen;
4. Gekozen voor 1 industrie omdat de effecten op CSD van meerdere industrieën elkaar
tenietdoen.
Hiervoor is middels Lexis/Nexis database 47 leveranciers gekozen. 33 jaarrekening werden gekregen
vanuit Noorwegen/Denemarken, waarbij 1 jaarrekening niet bruikbaar was. 10 van de 32
jaarrekeningen was in het Engels, de overige 22 waren in het Deens/Noors. Ze hebben
functiescheiding gehanteerd om de jaarrekeningen te vertalen en te codificeren.
Vervolgens hebben ze Noorweegse/Deense entiteiten omgerekend naar dollars tegen slotkoers en
ingedeeld in drie categorieën (Klein, middel, groot) op basis van het gewogen gemiddelde van de
omzet.
Vervolgens hebben ze van 210 Amerikaanse stroomleveranciers deze eveneens ingedeeld in
klein/midden/groot en willekeurig 32 entiteiten gepakt en hiervan de jaarrekening opgevraagd. Van
26 US leveranciers werd de jaarrekening ontvangen. Zie ook tabel 1.
, Hier kunnen ze dus goed sturen met het operationaliseren van het onderzoek richting de gewenste
uitkomsten. Echter, wordt dit dus deels ondervangen door functiescheiding.
Observatie
Betreft deskresearch vanuit de gedeponeerde jaarrekening. Geen observaties via
geluid/videobeelden, maar puur vanuit gedeponeerde jaarrekeningen.
Setting
Betreft jaarrekeningen. Onderzoekers hebben hier geen invloed op gehad. Enige waar ze invloed op
kunnen uitoefenen was de vertaling van Noorweegs/Deens naar Engels, maar dit is ondervangen
door functiescheiding.
Conclusie
Incl. kennis van vraag 7 en 8. Is het model echt slecht geoperationaliseerd. Ze hebben niks met
stakeholderstheorie gedaan, niks met corporate governance, niks met eigendomsstructuur en niks
met cultural factors. Ze hebben de CSD uit de jaarrekening van Denemarken/Noorwegen vergeleken
met Amerika o.b.v. woorden en zinnen. T-test gedaan op de gemiddelde, terwijl we niet weten of de
data normaal verdeeld is en stellen dat de hypothesen geaccepteerd kunnen worden.
Ansich voor de acceptatie van de hypothesen niet fout, maar ze doen niks met hun conceptuele
model. Jammer dit.
7. Wat is de kwaliteit van de data voor de empirische toetsing?
1. Data komt overeen met ethische guidelines? -> N/A.
2. Geen indicaties op tendenties? -> niet gezien
3. Datasources transparant vermeld? -> in redelijke zin. Kan beter. De bedrijven zijn
niet bekend.
4. Onderzoeker objectief de data geselecteerd? -> ze beschrijven o.b.v.
random, maar geen audittrail, dus niet te zeggen.
5. Checks and balances reliable data collection?
a. Objective recording -> Jaarrekeningen worden bewaard. Translatie kan wel in
gerommeld zijn.
1. Wat is het managementprobleem?
De auteurs merken op dat Corporate Social Disclosure (CSD) in de laatste 20 jaar opkomt en het nu
nog steeds groeit. CSD is het in de jaarrekening toelichten over productinformatie, milieu impact
door de operationele activiteiten, werknemersbeleid en omgang met leveranciers en klanten.
In het verlengde hiervan groeit het aantal onderzoeken naar CSD ook. Uit deze onderzoeken blijkt
dat o.a. de grootte, diepgang en motivatie van de CSD in de US afwijkt t.o.v. andere landen. Er is
echter weinig onderzoek gedaan naar het “waarom”, waardoor dat gebied nog onbekend is. Dit is
dan ook de aanleiding voor het onderzoek.
De auteurs denken dat het stakeholdermodel(Noorwegen/Denemarken) een hogere kwaliteit CSD
oplevert dan het shareholdermodel (US). Beetje het Rijnlandsemodel vs. Angelsaksische model.
2. Vanuit welk perspectief wordt het managementprobleem
bestudeerd?
1. Wetenschap -> Antwoord geven aan Ullmanns oproep om CSD meer
gegevensgericht/systematische conclusies te geven;
2. Report prepares -> Weten wat je moet rapporteren in verschillende landen om aan je
stakeholders tegemoet te komen;
3. Users -> weten wat je kan verwachten van CSD van de bedrijven per land;
4. Policymaker/regulator -> Verschillen in landen kan leiden tot nieuwe inzichten in
tekortkomingen van de CSD van sommige landen.
3. Wat is de onderzoeksvraag?
De auteurs onderkennen twee hypotheses:
Hypothese 1:
Firms in countries with a stakeholder orientation (Norway/Denmark) provide a higher level of CSD in
their annual reports than firms in countries with a shareholder orientation (US).
Hypothese 2:
Firms in countries with a stakeholder orientation (Norway/Denmark) will provide higher quality of
CSD in their annual reports than firms in societies with a shareholder orientation (US).
4. Wat is het conceptueel model?
Dat stakeholder theorie (hieronder kort uitgelegd), corporate governance, ownershipstructure en
cultural factors invloed hebben op de kwaliteit van CSD.
Stakeholdertheorie
De stakeholders dienen legitimacy en power te hebben voordat managers hun eisen urgent genoeg
vinden om die te prioriteren in de CSD. Van stakeholders die invloed hebben op de organisatie (grote
leveranciers) worden de CSD-eisen eerder van ingewilligd dan andere stakeholders. De opstellers van
de CSD stellen dus niet elke stakeholder gelijk. Managers zijn de schakels tussen de organisatie en de
stakeholders, maar hebben zelf direct invloed op het besluitvormingsproces van de organisatie. De
verwachting is dan ook van de auteurs dat er een positief verband is tussen de kwaliteit van de CSD
en de mate van belang die de organisatie acht aan CSD (door druk vanuit stakeholders).
,5. Hoe sterk is het causale verband?
In het artikel wordt beschreven dat hier nog weinig bekend over is. Er is met name bekend dat er
verschillen zijn in CSD reporting over verschillende landen, maar niet uitgekristalliseerd waardoor het
komt. De auteurs zijn een van de eerste die dit trachten te onderzoeken en de theorie die ze
aanhalen is mijns inziens plausibel. Het rijnlandse model zoals wij kennen hecht meer waarde aan
stakeholders en heeft vaak ook meer stakeholders dan het angelsaksische model, waardoor de
verwachting best wel logisch is.
6. Wat is de kwaliteit van het operationaliseren van het conceptueel
model?
Units
De auteurs beschrijven dat er discussie is in wetenschapsland of het zinvoller is om zinnen, woorden,
karakters of pagina’s te hanteren als units. Uiteindelijk hanteren ze zinnen om CSD te herkennen en
te categoriseren. Ze gebruiken woorden, zinnen en de proporties van pagina’s om CSD te meten.
Treatments
Onderzoek uitgevoerd op 47 stroomlevernaciers, omdat:
1. Deze industrieel en economisch gezien redelijk gelijkwaardig zijn, de
2. De operationele activiteiten een impact heeft op veel stakeholders;
3. De auteurs een nieuwe dataset, gebaseerd op large scale changes, wilden gebruiken omdat
hergebruiken van oude datasets mogelijk niet tot de gewenste inzichten zouden komen;
4. Gekozen voor 1 industrie omdat de effecten op CSD van meerdere industrieën elkaar
tenietdoen.
Hiervoor is middels Lexis/Nexis database 47 leveranciers gekozen. 33 jaarrekening werden gekregen
vanuit Noorwegen/Denemarken, waarbij 1 jaarrekening niet bruikbaar was. 10 van de 32
jaarrekeningen was in het Engels, de overige 22 waren in het Deens/Noors. Ze hebben
functiescheiding gehanteerd om de jaarrekeningen te vertalen en te codificeren.
Vervolgens hebben ze Noorweegse/Deense entiteiten omgerekend naar dollars tegen slotkoers en
ingedeeld in drie categorieën (Klein, middel, groot) op basis van het gewogen gemiddelde van de
omzet.
Vervolgens hebben ze van 210 Amerikaanse stroomleveranciers deze eveneens ingedeeld in
klein/midden/groot en willekeurig 32 entiteiten gepakt en hiervan de jaarrekening opgevraagd. Van
26 US leveranciers werd de jaarrekening ontvangen. Zie ook tabel 1.
, Hier kunnen ze dus goed sturen met het operationaliseren van het onderzoek richting de gewenste
uitkomsten. Echter, wordt dit dus deels ondervangen door functiescheiding.
Observatie
Betreft deskresearch vanuit de gedeponeerde jaarrekening. Geen observaties via
geluid/videobeelden, maar puur vanuit gedeponeerde jaarrekeningen.
Setting
Betreft jaarrekeningen. Onderzoekers hebben hier geen invloed op gehad. Enige waar ze invloed op
kunnen uitoefenen was de vertaling van Noorweegs/Deens naar Engels, maar dit is ondervangen
door functiescheiding.
Conclusie
Incl. kennis van vraag 7 en 8. Is het model echt slecht geoperationaliseerd. Ze hebben niks met
stakeholderstheorie gedaan, niks met corporate governance, niks met eigendomsstructuur en niks
met cultural factors. Ze hebben de CSD uit de jaarrekening van Denemarken/Noorwegen vergeleken
met Amerika o.b.v. woorden en zinnen. T-test gedaan op de gemiddelde, terwijl we niet weten of de
data normaal verdeeld is en stellen dat de hypothesen geaccepteerd kunnen worden.
Ansich voor de acceptatie van de hypothesen niet fout, maar ze doen niks met hun conceptuele
model. Jammer dit.
7. Wat is de kwaliteit van de data voor de empirische toetsing?
1. Data komt overeen met ethische guidelines? -> N/A.
2. Geen indicaties op tendenties? -> niet gezien
3. Datasources transparant vermeld? -> in redelijke zin. Kan beter. De bedrijven zijn
niet bekend.
4. Onderzoeker objectief de data geselecteerd? -> ze beschrijven o.b.v.
random, maar geen audittrail, dus niet te zeggen.
5. Checks and balances reliable data collection?
a. Objective recording -> Jaarrekeningen worden bewaard. Translatie kan wel in
gerommeld zijn.
