Scheikunde Hoofdstuk 8: Redoxreacties
Paragraaf 1: elektronenoverdracht.
Verbrandingsreacties oxidereacties: er ontstaan altijd oxiden.
Een metaalion is altijd positief geladen.
Redoxreactie: reactie waarbij elektronenoverdracht plaatsvindt.
- Reductor: deeltje dat elektronen kan afstaan (elektronendonor).
- Oxidator: deeltje dat elektronen kan opnemen (elektronenacceptator).
- Te herkennen aan verandering van de lading van de betrokken deeltjes (totale lading
blijft altijd gelijk).
- Alle verbrandingsreacties zijn redoxreacties.
Halfreactie: de afzonderlijke reacties van de oxidator en reductor.
- In deze reacties staat ook het aantal elektronen aangegeven dat wordt opgenomen
of afgestaan (moet altijd aan elkaar gelijk zijn).
Voor de totaalreactie worden beide halfreacties bij elkaar opgeteld (het aantal elektronen
wordt weggelaten).
Om te voorspellen of enkelvoudige ionen een oxidator of reductor zijn moet je nagaan
waarin het betreffende deeltje kan worden omgezet neemt het elektronen op of staat het
elektronen af?
- Bijvoorbeeld: uit een S-atoom kunnen S 2- -ionen ontstaan er moeten dus 2
elektronen opgenomen worden en het zwavelatoom is dus een oxidator.
Reductor is des te sterker naarmate deze gemakkelijker elektronen afstaat.
Oxidator is des te sterker naarmate deze gemakkelijker elektronen opneemt.
Redoxkoppel (ox/red): een paar van een oxidator en de bijbehorende reductor (bijv. Br 2/Br-).
- Hoe sterker de oxidator, hoe zwakker de bijbehorende reductor.
Paragraaf 2: redoxreacties
BINAS-tabel 48: groot aantal halfreacties van oxidatoren en reductoren.
- Sterkste oxidatoren staan linksboven in de tabel, sterkste reductoren staan
rechtsonder.
- Reactie zal verlopen als de oxidator en reductor die voor de pijl staan sterker zijn dan
de oxidator en de reductor die na de pijl staan (In BINAS: oxidator moet boven
reductor staan).
Stappenplan voor het opstellen van een redoxreactie:
, Scheikunde Hoofdstuk 8: Redoxreacties
- Stap 1: deeltjesinventarisatie.
Noteer de deeltjes die voor de reactie aanwezig zijn.
Noteer, als er sprake is van een aangezuurde oplossing, het H +-ion.
- Stap 2: sterkste oxidator en sterkste reductor.
Zorg dat de oxidator evenveel elektronen opneemt als dat de reductor afstaat door
elk van de halfreacties met de juiste factor te vermenigvuldigen.
- Stap 3: halfreacties.
Noteer de halfreacties uit BINAS-tabel 48 onder elkaar, eerst de oxidator, daarna de
reductor.
- Stap 4: aantal elektronen gelijk.
Zorg dat de oxidator evenveel elektronen opneemt als dat de reductor afstaat door
elk van de halfreacties met de juiste factor te vermenigvuldigen.
- Stap 5: totaalreactie.
Tel de halfreacties bij elkaar op.
Vereenvoudig de totaalreactie als dat nodig is. Als aan beide kanten van de pijl
dezelfde soort deeltjes staan, moet je deze tegen elkaar wegstrepen. Soms treedt
ook nog een vervolgreactie op. Geef in de totaalreactie alle toestandsaanduidingen
aan.
Aanzuren: het toevoegen van een oplossing van een sterk zuur om een reactie te laten
plaatsvinden sommige redoxreacties hebben een zuur milieu nodig om te kunnen
verlopen).
Voorwaarden bij gehaltebepaling (titratie) met een redoxreactie (bijna hetzelfde als zuur-
basetitratie):
- De reactie moet snel en volledig verlopen.
- Het eindpunt van de titratie moet zichtbaar kunnen worden gemaakt.
Bij redoxreacties worden vaak gekleurde oplossingen gebruikt om de reactie uit te voeren.
Hierdoor hoeft er geen redoxindicator toegevoegd te worden.
- Met redoxtitraties kun je een gehalte van een oxidator of reductor bepalen.
Paragraaf 3: Bescherming van metalen
Edele metalen zijn zeer slechte reductoren en zullen dus niet of nauwelijks reageren met
andere stoffen.
Onedele metalen zijn redelijk sterke metalen en ze kunnen met zuurstof uit de lucht
reageren tot metaaloxiden. In de buitenlucht wordt er dan ook een oxidelaagje gevormd aan
het oppervlak van deze metalen.
Zeer onedele metalen zijn zeer sterke reductoren en ze kunnen zelfs met water reageren (erg
zwakke oxidator).
Corrosie: het aantasten van metalen door stoffen uit de lucht er wordt een oxide- of
hydroxidelaagje gevormd aan het oppervlak.
- Door het gevormde laagje kan er geen zuurstof of waterstof bij het onderliggende
metaal komen en is het beschermd voor verdere aantasting.
Roesten: de corrosie van ijzer. De vorming van roest is meestal een ongewenst proces omdat
het voorwerpen ernstig kan aantasten.
- De aanwezigheid van zout of zuur kan de roestvorming versnellen.
Passieve bescherming: het aanbrengen van een verf- of laklaag (coating) op het ijzer.
Paragraaf 1: elektronenoverdracht.
Verbrandingsreacties oxidereacties: er ontstaan altijd oxiden.
Een metaalion is altijd positief geladen.
Redoxreactie: reactie waarbij elektronenoverdracht plaatsvindt.
- Reductor: deeltje dat elektronen kan afstaan (elektronendonor).
- Oxidator: deeltje dat elektronen kan opnemen (elektronenacceptator).
- Te herkennen aan verandering van de lading van de betrokken deeltjes (totale lading
blijft altijd gelijk).
- Alle verbrandingsreacties zijn redoxreacties.
Halfreactie: de afzonderlijke reacties van de oxidator en reductor.
- In deze reacties staat ook het aantal elektronen aangegeven dat wordt opgenomen
of afgestaan (moet altijd aan elkaar gelijk zijn).
Voor de totaalreactie worden beide halfreacties bij elkaar opgeteld (het aantal elektronen
wordt weggelaten).
Om te voorspellen of enkelvoudige ionen een oxidator of reductor zijn moet je nagaan
waarin het betreffende deeltje kan worden omgezet neemt het elektronen op of staat het
elektronen af?
- Bijvoorbeeld: uit een S-atoom kunnen S 2- -ionen ontstaan er moeten dus 2
elektronen opgenomen worden en het zwavelatoom is dus een oxidator.
Reductor is des te sterker naarmate deze gemakkelijker elektronen afstaat.
Oxidator is des te sterker naarmate deze gemakkelijker elektronen opneemt.
Redoxkoppel (ox/red): een paar van een oxidator en de bijbehorende reductor (bijv. Br 2/Br-).
- Hoe sterker de oxidator, hoe zwakker de bijbehorende reductor.
Paragraaf 2: redoxreacties
BINAS-tabel 48: groot aantal halfreacties van oxidatoren en reductoren.
- Sterkste oxidatoren staan linksboven in de tabel, sterkste reductoren staan
rechtsonder.
- Reactie zal verlopen als de oxidator en reductor die voor de pijl staan sterker zijn dan
de oxidator en de reductor die na de pijl staan (In BINAS: oxidator moet boven
reductor staan).
Stappenplan voor het opstellen van een redoxreactie:
, Scheikunde Hoofdstuk 8: Redoxreacties
- Stap 1: deeltjesinventarisatie.
Noteer de deeltjes die voor de reactie aanwezig zijn.
Noteer, als er sprake is van een aangezuurde oplossing, het H +-ion.
- Stap 2: sterkste oxidator en sterkste reductor.
Zorg dat de oxidator evenveel elektronen opneemt als dat de reductor afstaat door
elk van de halfreacties met de juiste factor te vermenigvuldigen.
- Stap 3: halfreacties.
Noteer de halfreacties uit BINAS-tabel 48 onder elkaar, eerst de oxidator, daarna de
reductor.
- Stap 4: aantal elektronen gelijk.
Zorg dat de oxidator evenveel elektronen opneemt als dat de reductor afstaat door
elk van de halfreacties met de juiste factor te vermenigvuldigen.
- Stap 5: totaalreactie.
Tel de halfreacties bij elkaar op.
Vereenvoudig de totaalreactie als dat nodig is. Als aan beide kanten van de pijl
dezelfde soort deeltjes staan, moet je deze tegen elkaar wegstrepen. Soms treedt
ook nog een vervolgreactie op. Geef in de totaalreactie alle toestandsaanduidingen
aan.
Aanzuren: het toevoegen van een oplossing van een sterk zuur om een reactie te laten
plaatsvinden sommige redoxreacties hebben een zuur milieu nodig om te kunnen
verlopen).
Voorwaarden bij gehaltebepaling (titratie) met een redoxreactie (bijna hetzelfde als zuur-
basetitratie):
- De reactie moet snel en volledig verlopen.
- Het eindpunt van de titratie moet zichtbaar kunnen worden gemaakt.
Bij redoxreacties worden vaak gekleurde oplossingen gebruikt om de reactie uit te voeren.
Hierdoor hoeft er geen redoxindicator toegevoegd te worden.
- Met redoxtitraties kun je een gehalte van een oxidator of reductor bepalen.
Paragraaf 3: Bescherming van metalen
Edele metalen zijn zeer slechte reductoren en zullen dus niet of nauwelijks reageren met
andere stoffen.
Onedele metalen zijn redelijk sterke metalen en ze kunnen met zuurstof uit de lucht
reageren tot metaaloxiden. In de buitenlucht wordt er dan ook een oxidelaagje gevormd aan
het oppervlak van deze metalen.
Zeer onedele metalen zijn zeer sterke reductoren en ze kunnen zelfs met water reageren (erg
zwakke oxidator).
Corrosie: het aantasten van metalen door stoffen uit de lucht er wordt een oxide- of
hydroxidelaagje gevormd aan het oppervlak.
- Door het gevormde laagje kan er geen zuurstof of waterstof bij het onderliggende
metaal komen en is het beschermd voor verdere aantasting.
Roesten: de corrosie van ijzer. De vorming van roest is meestal een ongewenst proces omdat
het voorwerpen ernstig kan aantasten.
- De aanwezigheid van zout of zuur kan de roestvorming versnellen.
Passieve bescherming: het aanbrengen van een verf- of laklaag (coating) op het ijzer.