NLT: Summer in the city
H1: Inleiding
Urban Heat-Island-effect = het verschijnsel waarbij de stad warmer wordt dan
het platteland eromheen.
Smog = de donkere wolken van vervuiling die in de stad hangen en die een
verstikkend effect hebben op de inwoners.
H2: Straling & Energie
2.1 Landgebruik
Landgebruik = de functie van een stuk land
Asfalt, Wordt warm Regen loopt niet snel weg
stenen
Gras Wordt minder snel warm Regen loopt snel weg
2.3 stralingsbalans
2.3.1 Straling van de zon
De zon zendt 3 soorten straling uit die invloed hebben op klimaat en weer:
- Zichtbaar licht: kleuren van de
regenboog
- Infraroodstraling (IR): warmtestraling,
kan je niet waarnemen met je ogen, wel
met andere zintuigen
- Ultravioletstraling (UV): hier hebben we
geen zintuigen voor nodig, het is
schadelijk. Lichaam gebruikt pigmenten
om straling onschadelijk te maken
(hierdoor wordt je bruin)
Licht, IR en UV planten zich voor met een
snelheid van 3,0x106 km/s in een golvende beweging
2.3.2 Emissie en absorptie van straling
Stralingsemissie = het uitwerpen van stralingsgolven, dit gebeurt bij ieder
voorwerp dat warmer is dan 0K.
Er kunnen 3 dingen gebeuren met de straling die op
een object valt:
- Transmissie, t: straling gaat door het object
heen
- Reflectie, r: straling wordt weerkaatst
- Absorptie, a: straling wordt opgenomen
(kan daarna worden uitgezonden)
t+r+a=1
Stralingsevenwicht = als absorptie van stralingsenergie even groot is als de
emissie van stralingsenergie
De temperatuur van het voorwerp blijft gelijk
1
, 2.3.3 Zwarte spelers
Zwart lichaam = zwarte straler = een voorwerp dat alle opvallende straling
absorbeert.
Stralingswet van Stefan-Boltzmann is de hoeveelheid straling die een zwarte
straal per seconde uitzendt.
P = A x σ x T4
De golflengte waarbij de straling het sterkst is, is λma omgekeerd evenredig met
de temperatuur van de zwarte straler.
Verschuivingswet van Wien -> λma x T = Kk
Langgolvige straling = golven die lang zijn (rond 10.000 nm), de straling bevat
weinig energie. De aarde en haar atmosfeer is een voorbeeld van een object dat
langgolvige straling uitzendt.
Kortgolvige straling = golven die kort zijn (rond 500 nm), de straling bevat
veel energie. De zon is een voorbeeld van een object dat kortgolvige straling
uitzendt
De grens tussen langgolvige en kortgolvige straling ligt bij een golflengte
van 3000 nm.
2.3.4 Zonnestraling in de atmosfeer
De zonneconstante = de intensiteit van de instraling van de zon aan de
bovenkant van de atmosfeer
De zonshoogte = de hoek die de zonnestralen met het
aardoppervlak maken. De zonshoogte is afhankelijk van het
tijdstip van de dag, de dag van het jaar en de locatie op
aarde.
Directe straling = het gedeelte van kortgolvige straling
die de atmosfeer binnenkomt die het aardoppervlak
bereikt. Een ander gedeelte van de straling wordt door
lucht en stof in de atmosfeer weerkaatst. Een deel van de
weerkaatste verlaat de atmosfeer.
Diffuse straling = het deel van de weerkaatste straling
die alsnog de aarde bereikt.
2.3.5 Kortgolvige stralingsbalans
Kin = het totaal aan kortgolvige straling die het
aardoppervlak binnenkomt. Deze hoeveelheid hangt af van
de zonshoogte en van eventueel aanwezige wolken. Ook
speelt de afstand tussen de aarde en de zon een kleine rol.
Kr = het deel dat wordt gereflecteerd door het
aardoppervlak. Hangt af van inkomende straling en van de
structuur.
Fractie = albedo A. de gemiddelde albedo van het aardoppervlak
(aardoppervlak albedo) is lager dan de albedo van de als planeet
(planetair albedo)
A = Kr / Kin
Netto kortgolvige straling: K = Kin - Kr x (1-A)
2
H1: Inleiding
Urban Heat-Island-effect = het verschijnsel waarbij de stad warmer wordt dan
het platteland eromheen.
Smog = de donkere wolken van vervuiling die in de stad hangen en die een
verstikkend effect hebben op de inwoners.
H2: Straling & Energie
2.1 Landgebruik
Landgebruik = de functie van een stuk land
Asfalt, Wordt warm Regen loopt niet snel weg
stenen
Gras Wordt minder snel warm Regen loopt snel weg
2.3 stralingsbalans
2.3.1 Straling van de zon
De zon zendt 3 soorten straling uit die invloed hebben op klimaat en weer:
- Zichtbaar licht: kleuren van de
regenboog
- Infraroodstraling (IR): warmtestraling,
kan je niet waarnemen met je ogen, wel
met andere zintuigen
- Ultravioletstraling (UV): hier hebben we
geen zintuigen voor nodig, het is
schadelijk. Lichaam gebruikt pigmenten
om straling onschadelijk te maken
(hierdoor wordt je bruin)
Licht, IR en UV planten zich voor met een
snelheid van 3,0x106 km/s in een golvende beweging
2.3.2 Emissie en absorptie van straling
Stralingsemissie = het uitwerpen van stralingsgolven, dit gebeurt bij ieder
voorwerp dat warmer is dan 0K.
Er kunnen 3 dingen gebeuren met de straling die op
een object valt:
- Transmissie, t: straling gaat door het object
heen
- Reflectie, r: straling wordt weerkaatst
- Absorptie, a: straling wordt opgenomen
(kan daarna worden uitgezonden)
t+r+a=1
Stralingsevenwicht = als absorptie van stralingsenergie even groot is als de
emissie van stralingsenergie
De temperatuur van het voorwerp blijft gelijk
1
, 2.3.3 Zwarte spelers
Zwart lichaam = zwarte straler = een voorwerp dat alle opvallende straling
absorbeert.
Stralingswet van Stefan-Boltzmann is de hoeveelheid straling die een zwarte
straal per seconde uitzendt.
P = A x σ x T4
De golflengte waarbij de straling het sterkst is, is λma omgekeerd evenredig met
de temperatuur van de zwarte straler.
Verschuivingswet van Wien -> λma x T = Kk
Langgolvige straling = golven die lang zijn (rond 10.000 nm), de straling bevat
weinig energie. De aarde en haar atmosfeer is een voorbeeld van een object dat
langgolvige straling uitzendt.
Kortgolvige straling = golven die kort zijn (rond 500 nm), de straling bevat
veel energie. De zon is een voorbeeld van een object dat kortgolvige straling
uitzendt
De grens tussen langgolvige en kortgolvige straling ligt bij een golflengte
van 3000 nm.
2.3.4 Zonnestraling in de atmosfeer
De zonneconstante = de intensiteit van de instraling van de zon aan de
bovenkant van de atmosfeer
De zonshoogte = de hoek die de zonnestralen met het
aardoppervlak maken. De zonshoogte is afhankelijk van het
tijdstip van de dag, de dag van het jaar en de locatie op
aarde.
Directe straling = het gedeelte van kortgolvige straling
die de atmosfeer binnenkomt die het aardoppervlak
bereikt. Een ander gedeelte van de straling wordt door
lucht en stof in de atmosfeer weerkaatst. Een deel van de
weerkaatste verlaat de atmosfeer.
Diffuse straling = het deel van de weerkaatste straling
die alsnog de aarde bereikt.
2.3.5 Kortgolvige stralingsbalans
Kin = het totaal aan kortgolvige straling die het
aardoppervlak binnenkomt. Deze hoeveelheid hangt af van
de zonshoogte en van eventueel aanwezige wolken. Ook
speelt de afstand tussen de aarde en de zon een kleine rol.
Kr = het deel dat wordt gereflecteerd door het
aardoppervlak. Hangt af van inkomende straling en van de
structuur.
Fractie = albedo A. de gemiddelde albedo van het aardoppervlak
(aardoppervlak albedo) is lager dan de albedo van de als planeet
(planetair albedo)
A = Kr / Kin
Netto kortgolvige straling: K = Kin - Kr x (1-A)
2
