Samenvatting deeltentamen 2 ICW
Hoofdstuk 8 t/m 11 & 13, belangrijkste begrippen o.b.v.
hoorcolleges
Week 5 2
Hoorcollege 8 - Hoofdstuk 8 - Evolutie 2
Week 6 4
Hoorcollege 9 - Hoofdstuk 7 - Netwerken 4
Hoorcollege 10 - Hoofdstuk 9 - Taal 7
Week 7 11
Hoorcollege 11 - Hoofdstuk 10 - Emotie 11
Hoorcollege 12 - Hoofdstuk 11 - Sociaal gedrag 17
Week 8 21
Hoorcollege 13 - Hoofdstuk 13 - KI 21
,Week 5
Hoorcollege 8 - Hoofdstuk 8 - Evolutie
Begrippen
Evolutie De mens en cognitieve vermogens die
daarbij horen zijn een product van de
evolutie
Evolutietheorie (Darwin)(Wallace) Een beschrijving van het proces waarmee
3 aspecten: een diersoort verandert over tijd
1. Variatie
2. Overerfbaarheid Nakomelingen kunnen
vaardigheden/eigenschappen erven
3. Selectie Mensen die overleven zorgen ervoor dat
hun vaardigheden en/of eigenschappen
worden doorgegeven aan nakomelingen
● Natuurlijke selectie Er is competitie tussen individuen van
dezelfde soort om te overleven en voort te
planten (survival of the fittest met de
fitheidswaarde)
● Seksuele selectie Sommige eigenschappen dienen slechts
voor voortplanting en aantrekkingskracht en
niet voor overleving.
● Intraseksuele selectie Man-man (of soms vrouw-vrouw) competitie
● Interseksuele selectie Partnerkeuze
Seksuele dimorfie Verschillende uiterlijken van mannetjes en
vrouwtjes.
Doelgerichte evolutie (Jean Lamarck) Omgeving zorgt voor aanpassingen in
dieren en deze verworven eigenschappen
worden doorgegeven aan het nageslacht
Reproductive isolation Een nieuwe soort ontstaat als individuen
niet meer met elkaar kunnen reproduceren
Soortvorming Hiervoor dient een deel van de populatie
geïsoleerd te zijn, al hoeft dat niet altijd
door fysieke obstakels te komen.
Moderne evolutietheorie Evolutie is niet doelgericht, maar eerder
een aaneenrijging van min of meer
toevallige gebeurtenissen.
, Erfelijkheid (Mendel) Voor erwten keek hij hoe genen worden
overgedragen en leiden tot bepaalde
fenotypen.
Hij kwam achter de 75:25 verhouding van
dominant vs. recessief.
Fenotype Eigenschappen, gecodeerd in ons DNA
Genotype Al onze genen in het DNA. (A-T, C-G)
Allelen Dubbele choromosomen
● Dominant Als allel dit gen bevat, uit dit zich al in het
fenotype
● Recessief Alleen in het fenotype als gen op beide
allelen zit.
Heterozygoot Als je beide genen op je allel hebt
Homozygoot Als je 2 dezelfde genen op je allel hebt
Polygenetisch Als je fenotype bepaald wordt door meer
dan één gen, bv. oogkleur
Mutaties Basen die veranderen waardoor allerlei
veranderen in een aminozuur op kunnen
treden (of niet)
(Maken natuurlijke selectie mogelijk)
● Stille mutatie Als de mutatie wel nog steeds leidt tot
hetzelfde aminozuur
● Missense mutatie Verandering aminozuur en daarmee eiwit
● Nonsense mutatie Mutatie zorgt voor stopcodon en daarmee
afgebroken eiwit
● Frameshift Basenpaar valt wel/komt erbij waardoor
codering opschuift en je andere aminozuren
krijgt
Meiose cross-over Bij een celdeling, er blijft dan een stukje van
het ene allel aan de ander hangen.
Homologie De gezamenlijke oorsprong van structuren
in dieren.
Convergente evolutie Verschillende oplossingen voor hetzelfde
probleem (of selectiedruk). Verschillende
dieren wilden vliegen, maar kregen andere
soorten vleugels.
Scala Naturae (aristoteles) God bovenaan, dan engelen, mensen,
dieren, planten en onderaan mineralen.
Hoofdstuk 8 t/m 11 & 13, belangrijkste begrippen o.b.v.
hoorcolleges
Week 5 2
Hoorcollege 8 - Hoofdstuk 8 - Evolutie 2
Week 6 4
Hoorcollege 9 - Hoofdstuk 7 - Netwerken 4
Hoorcollege 10 - Hoofdstuk 9 - Taal 7
Week 7 11
Hoorcollege 11 - Hoofdstuk 10 - Emotie 11
Hoorcollege 12 - Hoofdstuk 11 - Sociaal gedrag 17
Week 8 21
Hoorcollege 13 - Hoofdstuk 13 - KI 21
,Week 5
Hoorcollege 8 - Hoofdstuk 8 - Evolutie
Begrippen
Evolutie De mens en cognitieve vermogens die
daarbij horen zijn een product van de
evolutie
Evolutietheorie (Darwin)(Wallace) Een beschrijving van het proces waarmee
3 aspecten: een diersoort verandert over tijd
1. Variatie
2. Overerfbaarheid Nakomelingen kunnen
vaardigheden/eigenschappen erven
3. Selectie Mensen die overleven zorgen ervoor dat
hun vaardigheden en/of eigenschappen
worden doorgegeven aan nakomelingen
● Natuurlijke selectie Er is competitie tussen individuen van
dezelfde soort om te overleven en voort te
planten (survival of the fittest met de
fitheidswaarde)
● Seksuele selectie Sommige eigenschappen dienen slechts
voor voortplanting en aantrekkingskracht en
niet voor overleving.
● Intraseksuele selectie Man-man (of soms vrouw-vrouw) competitie
● Interseksuele selectie Partnerkeuze
Seksuele dimorfie Verschillende uiterlijken van mannetjes en
vrouwtjes.
Doelgerichte evolutie (Jean Lamarck) Omgeving zorgt voor aanpassingen in
dieren en deze verworven eigenschappen
worden doorgegeven aan het nageslacht
Reproductive isolation Een nieuwe soort ontstaat als individuen
niet meer met elkaar kunnen reproduceren
Soortvorming Hiervoor dient een deel van de populatie
geïsoleerd te zijn, al hoeft dat niet altijd
door fysieke obstakels te komen.
Moderne evolutietheorie Evolutie is niet doelgericht, maar eerder
een aaneenrijging van min of meer
toevallige gebeurtenissen.
, Erfelijkheid (Mendel) Voor erwten keek hij hoe genen worden
overgedragen en leiden tot bepaalde
fenotypen.
Hij kwam achter de 75:25 verhouding van
dominant vs. recessief.
Fenotype Eigenschappen, gecodeerd in ons DNA
Genotype Al onze genen in het DNA. (A-T, C-G)
Allelen Dubbele choromosomen
● Dominant Als allel dit gen bevat, uit dit zich al in het
fenotype
● Recessief Alleen in het fenotype als gen op beide
allelen zit.
Heterozygoot Als je beide genen op je allel hebt
Homozygoot Als je 2 dezelfde genen op je allel hebt
Polygenetisch Als je fenotype bepaald wordt door meer
dan één gen, bv. oogkleur
Mutaties Basen die veranderen waardoor allerlei
veranderen in een aminozuur op kunnen
treden (of niet)
(Maken natuurlijke selectie mogelijk)
● Stille mutatie Als de mutatie wel nog steeds leidt tot
hetzelfde aminozuur
● Missense mutatie Verandering aminozuur en daarmee eiwit
● Nonsense mutatie Mutatie zorgt voor stopcodon en daarmee
afgebroken eiwit
● Frameshift Basenpaar valt wel/komt erbij waardoor
codering opschuift en je andere aminozuren
krijgt
Meiose cross-over Bij een celdeling, er blijft dan een stukje van
het ene allel aan de ander hangen.
Homologie De gezamenlijke oorsprong van structuren
in dieren.
Convergente evolutie Verschillende oplossingen voor hetzelfde
probleem (of selectiedruk). Verschillende
dieren wilden vliegen, maar kregen andere
soorten vleugels.
Scala Naturae (aristoteles) God bovenaan, dan engelen, mensen,
dieren, planten en onderaan mineralen.