NOVA Natuurkunde
Hoofdstuk 7 Technische automatisering
Paragraaf 1: Systemen
Om een systeem makkelijk weer te geven kun je een blokschema gebruiken. Deze bestaat uit
3 blokken: invoer, verwerking en uitvoer.
3 soorten automatische systemen:
o Meetsystemen: hebben als doel een grootheid meten en de waarde aan de gebruiker
te presenteren.
o Stuursystemen: hier wordt ook een grootheid gemeten en wordt er beslist aan de
hand van een ingestelde waarde of er actie ondernomen moet worden.
o Regelsystemen: zorgen ervoor dat een bepaalde grootheid zo goed mogelijk op een
gewenste waarde wordt gehouden. Bij een regelsysteem is een terugkoppeling
aanwezig.
Paragraaf 2: Sensoren
Een sensor zet een grootheid om in een elektrische spanning. Dit kun je weergeven in een
ijkdiagram.
De gevoeligheid bereken je met de formule: ∆y/∆x
o De waarden die je moet invullen haal je uit de grafiek. Hiervoor neem je een zo groot
mogelijk stuk van het rechte deel van de grafiek.
Om het bereik te bepalen neem je het rechte stuk van de grafiek. Van waar dat stuk begint
tot waar het eindigt is het bereik.
Soorten sensoren:
o De lichtsensor;
o De temperatuursensor;
o De geluidsensor;
o De druksensor.
Paragraaf 3: Signalen
Signaalspanning: de spanning die een sensor afgeeft.
De getallen waar wij mee rekenen zijn decimaal (tientallig).
De getallen waar een computer mee rekent zijn binaire getallen (tweetallig 0 en 1).
Een discreet signaal: een signaal dat maar een beperkt aantal standen kent.
Analoog of continu signaal: een signaal dat alle waarden kan aannemen (binnen een bepaald
gebied).
Een AD-omzetter kan een continu signaal omzetten in een binair signaal.
Paragraaf 4: Verwerkers en actuatoren
Een comparator vergelijkt de waarde van de spanning die van een sensor komt met een
kritische of gewenste waarde. Een comparator wordt vaak bij stuur- en regelsystemen
gebruikt.
Vier logische componenten die op het systeembord voorkomen:
1. Logische poorten: de EN-poort en de OF-poort worden beide ingezet als er in het
systeem twee of meer signalen tegelijk moeten worden onderzocht. Bij de EN-poort
Hoofdstuk 7 Technische automatisering
Paragraaf 1: Systemen
Om een systeem makkelijk weer te geven kun je een blokschema gebruiken. Deze bestaat uit
3 blokken: invoer, verwerking en uitvoer.
3 soorten automatische systemen:
o Meetsystemen: hebben als doel een grootheid meten en de waarde aan de gebruiker
te presenteren.
o Stuursystemen: hier wordt ook een grootheid gemeten en wordt er beslist aan de
hand van een ingestelde waarde of er actie ondernomen moet worden.
o Regelsystemen: zorgen ervoor dat een bepaalde grootheid zo goed mogelijk op een
gewenste waarde wordt gehouden. Bij een regelsysteem is een terugkoppeling
aanwezig.
Paragraaf 2: Sensoren
Een sensor zet een grootheid om in een elektrische spanning. Dit kun je weergeven in een
ijkdiagram.
De gevoeligheid bereken je met de formule: ∆y/∆x
o De waarden die je moet invullen haal je uit de grafiek. Hiervoor neem je een zo groot
mogelijk stuk van het rechte deel van de grafiek.
Om het bereik te bepalen neem je het rechte stuk van de grafiek. Van waar dat stuk begint
tot waar het eindigt is het bereik.
Soorten sensoren:
o De lichtsensor;
o De temperatuursensor;
o De geluidsensor;
o De druksensor.
Paragraaf 3: Signalen
Signaalspanning: de spanning die een sensor afgeeft.
De getallen waar wij mee rekenen zijn decimaal (tientallig).
De getallen waar een computer mee rekent zijn binaire getallen (tweetallig 0 en 1).
Een discreet signaal: een signaal dat maar een beperkt aantal standen kent.
Analoog of continu signaal: een signaal dat alle waarden kan aannemen (binnen een bepaald
gebied).
Een AD-omzetter kan een continu signaal omzetten in een binair signaal.
Paragraaf 4: Verwerkers en actuatoren
Een comparator vergelijkt de waarde van de spanning die van een sensor komt met een
kritische of gewenste waarde. Een comparator wordt vaak bij stuur- en regelsystemen
gebruikt.
Vier logische componenten die op het systeembord voorkomen:
1. Logische poorten: de EN-poort en de OF-poort worden beide ingezet als er in het
systeem twee of meer signalen tegelijk moeten worden onderzocht. Bij de EN-poort
