Week 1: Verkrijging van bevoegdheden
Democratische rechtsstaat
a. Volkssoevereiniteit → De grondslag van de overheidsmacht ligt bij de
burgers.
b. Legaliteitsbeginsel → Het overheidsoptreden moet een grondslag in een
grondwet of wet in formele zin (Wifz) hebben.
c. Machtenscheiding → Om machtsmisbruik te voorkomen worden
bevoegdheden verdeeld over verschillende machten: wetgevende,
rechtsprekende en uitvoerende macht.
d. Verantwoordelijkheid → De belangrijkste bestuursorganen zijn direct/indirect
verantwoording verschuldigd aan een ander.
e. Openbaarheid van bestuur → Bestuursorganen zijn verplicht tegenover
hun burgers een zekere mate van openbaarheid te betrachten. Dat biedt
voor de burgers de mogelijkheid het bestuur te controleren. Dit is ook wel
opgenomen in de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)
Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
a. Codificatie art. 107 lid 2 GW → In dit artikel van de grondwet staat de
opdracht algemene regels van het bestuursrecht op te stellen. Hieruit is
dus de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) ontstaan.
b. Doelstellingen:
- Het bevorderen van een eenheid binnen de bestuurlijke wetgeving
- Het systematiseren en, waar mogelijk, vereenvoudigen van de
bestuursrechtelijke wetgeving.
- Het codificeren van ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke
jurisprudentie hebben voorgedaan.
- Het treffen van algemene voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die
zich naar hun aard niet voor regeling in een bijzondere wet lenen.
c. Bestaat uit:
- Algemene deel → Wettelijke voorschriften die betrekking hebben op
de relatie tussen bestuur en burger in het algemeen.
- Bijzondere deel → Wettelijke voorschriften die betrekking hebben op
bevoegdheden, rechten en plichten van bestuur en burger op
bijzondere terreinen.
- Ongeschreven → Ook bevat de Awb ongeschreven publiekrechtelijke
regels en beginselen waaraan verdere normen voor de verhouding
tussen bestuur en burger kunnen worden ontleend.
Attributie art. 10:22 Awb → Een bevoegdheid tot het nemen van besluiten is bij
wettelijk voorschrift toegedeeld aan een persoon of college. Bij attributie wordt een
nieuwe bevoegdheid geschept en toebedeeld aan een persoon of college.
Delegatie art. 10:13 Awb → Wanneer een bestuursorgaan zijn bevoegdheden
overdraagt aan een ander. Deze persoon voert deze bevoegdheid dan onder
eigen verantwoordelijkheid uit.
a. Mag niet aan ondergeschikten art. 10:14 Awb.
1
, b. Mag alleen als dit bij wettelijk voorschrift is aangeduid art. 10:15 Awb. Het enkele feit
dat er een bevoegdheid tot delegatie bestaat, betekent nog niet dat er ook sprake is
van delegatie. Het delegatiebesluit markeert dus de daadwerkelijke delegatie.
c. Het bestuursorgaan kan de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen art.
10:17 Awb.
d. Het bestuursorgaan kan het delegatiebesluit te allen tijde intrekken art. 10:18 Awb.
e. Subdelegatie → Wanneer de delegataris een aan hem gedelegeerde
bevoegdheid overdraagt aan een ander orgaan.
Mandaat art. 10:1 Awb → De bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan
besluiten te nemen.
a. Wanneer de gemandateerde een besluit neemnt, wordt dit gezien als een besluit van
de mandaatgever art. 10:2 Awb.
b. Voor het verlenen van mandaat is geen wettelijke grondslag vereist. Mandaat is in
twee gevallen niet toegestaan art. 10:3 lid 1 Awb:
- Het desbetreffende wettelijke voorschrift kan een verbod van mandatering
inhouden.
- De aard van de bevoegdheid kan zich tegen mandaatverlening verzetten.
c. De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen art.
10:7 Awb.
d. De mandaatgever kan het mandaat te allen tijde intrekken art. 10:8 Awb.
e. De mandaatgever kan toestaan dat ondermandaat wordt verleend art. 10:9 Awb.
Week 2: Bestuursorgaan en belanghebbende
Bestuursorgaan art. 1:1 Awb (Let op de uitzonderingen in art. 1:1 lid 2 Awb)
a. Bestuursorganen in de zin van art. 1:1 lid 1 sub a Awb (A-organen) → Een orgaan
van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. Alles wat
een A-orgaan doet valt onder de Awb.
- Vereisten:
1. Orgaan → Je kijkt hierbij naar de betreffende wet welke
organen zijn ingesteld. Bijv. art. 6 Gemw, art. 6 Pw, art. 10
Wschw.
2. Rechtspersoon → We moeten hiervoor kijken in art. 2:1 BW.
Hierin staat onder andere de gemeente, provincies en
waterschappen rechtspersoonlijkheid bezitten.
3. Krachtens publiekrecht ingesteld → De publiekrechtelijke aard
van deze instellingen vloeit voort uit art. 123 GW en art. 133
GW.
b. Bestuursorganen in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Awb (B-organen) → Een ander
persoon of college met enig openbaar gezag bekleed. Is alleen een
bestuursorgaan wanneer het een publiekrechtelijke rechtshandeling
uitoefent.
- Vereisten:
1. Ander persoon/college → Natuurlijke personen of
rechtspersonen.
2