Ontwikkelingsleer
Docent: Yasemin Erbaş; Hoofdstukken 2&3
Boek: Life-Span Human Development, Sigelman, C. K. & Rider, E. A., 2018 (9th edition)
Hoorcollege 2
Theorieën over de ontwikkeling
Waarom en hoe ontwikkelen wij?
De belangrijkste discussies binnen de ontwikkelingspsychologie
- Nature-Nurture: wordt de ontwikkeling voornamelijk beïnvloed door natuurlijke
(biologische) factoren, of heeft de omgeving meer invloed?
- Activity-Passivity: contribueren mensen actief aan hun ontwikkeling en omgeving, of
worden ze passief gevormd door factoren waar zij geen invloed op uitoefenen?
- Continuity-Discontinuity: veranderen mensen gradueel op een kwantitatieve manier, of
ontwikkelen zij door kwalitatief verschillende stages waardoor zij verschillende
competenties en karakteristieken vormen?
- Universality-Context Specificity: is ontwikkeling vergelijkbaar van persoon tot persoon en
van cultuur tot cultuur, of verschilt ontwikkeling afhankelijk van sociale context?
Het Nature-Nurturedebat
- Emotionele gezichtsuitdrukkingen zijn kort na de geboorte al aanwezig (Nature)
- Tweelingstudies dragen bij aan het debat als voorstander van Nature; identieke tweelingen delen
100% van hun genen en hebben dus meer overeenkomsten dan twee-eiige tweelingen of andere
familieleden
- Traditioneel behaviorisme (Nurture): kunnen we een fobie opwekken bij een emotioneel stabiel
kind (Little Albert studie)
- Kritieke periode: een periode waarin het zenuwstelsel vooral gevoelig is voor bepaalde stimuli in de
omgeving. Als een organisme niet de juiste stimulus krijgt in de nodige periode, dan is het
onmogelijk om later in het leven bepaalde vaardigheden/functies te ontwikkelen
- Inprenting: ganzen die net uit het ei komen (in een broedmachine) inprenten de eerste (geschikte)
bewegende stimulus die ze tegenkomen binnen de kritische periode (Lorenz)
- Sensitieve periode: een periode waarin specifieke ervaringen een maximaal positief of negatief
effect hebben; perioden van verhoogde plasticiteit onder invloed van specifieke factoren
Nature-Nurture interacties: gen-omgevingscorrelaties
1. Passief genotype-omgevingsfit: ouders bepalen de omgeving waarin het kind opgroeit
2. Evocatieve genotype-omgevingsfit: aangeboren karaktertrekken van het kind roepen bepaald
gedrag op uit de omgeving
3. Actief genotype-omgevingsfit: kind selecteert actief de omgeving die het best past bij de genen
Nature-Nurture interacties: Epigenetica
Omgevingsgevoelige genen: genexpressie kan gedurende de levensloop veranderd worden door
omgevingsinvloeden