Hoofdstuk 1
Fransiscus Donders: Het meten van mentale processen om de structuur van de geest te begrijpen
Mentale chronometrie: een techniek waarbij men de psychologische processen in
informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de tijd die mensen nodig hebben
om allerhande taken uit te voeren (8)
Wundt: Structuralisme: onderzoek in de psychologie moet zich richten op de ‘onmiddellijke ervaring’
(10)
Hangt af van:
- Sensaties
- Mentale beelden / herinneringen
- Gevoelens
Op basis van introspectie kan de structuur van het bewustzijn ontdekt worden (ondervragen naar
concrete sensaties)
Introspectie: de psychologie waarbij de persoon van binnenuit naar zichzelf kijkt
Binet & Simon: makers van de eerste intelligentietest (11)
James: functionalisme (12)
Watson & Skinner: behaviorisme (12)
Freud: psychoanalyse en onbewuste krachten (14)
Gestaltpsychologie: (139)
- het geheel is meer dan de som der delen
- apparente beweging is het bewijs voor hun stelling
- perceptie is een constructie, geen passieve reflectie van de sensatie
De biologische rol op psychologie:
- Centrale zenuwstelsel
- Invloed van lichaam op geest
- Erfelijkheid
- Evolutie
Tolman: cognitieve psychologie in 1932 op ratten (doolhof en inzicht)
6 sociale dimensies van Geert Hofstede:
- Power distance
- Individualism
- Feminine/Masculine
- Uncertainty avoidance
- Long-term Orientation
, - Restraint/Indulgence
Experimenteel onderzoek: onderzoeker varieert 1 aspect van de situatie, gedrag wordt gemeten.
Laat toe een causaal verband te ontdekken.
Hypothese: voorspelling
Onafhankelijke variabele: variabele die wordt gemanipuleerd
Afhankelijke variabele: variabele die wordt gemeten
Persoonsvariabelen: manier waarop groepen worden samengesteld (geslacht)
Controlevariabelen: aspecten van experiment die gelijk zijn voor experimentele en controlecondities
Interne validiteit: wordt het verschil veroorzaakt door wat er beweerd wordt?
Externe validiteit: is het resultaat te generaliseren naar de werkelijkheid en andere groepen?
Operationaliseren van variabelen: omzetten van variabele in concrete en meetbare handelingen
Hoofdstuk 3
Ward: tien zintuigen; een zintuig heeft een eigen reeks receptoren waarvan de prikkels in
verschillende delen van de hersenen worden verwerkt (95)
Kinesthesie: zintuig van Ward, positie en beweging van het lichaam
Interoceptie: zintuig van Ward, interne sensaties zoals honger, hartslag, etc.
Evenwichtsgevoel: “, het vestibulaire zintuig
Lichtintensiteit: aantal fotonen die per tijdseenheid een oppervlakte bereiken (96)
Retina (98)
- Bevat 7 miljoen kegeltjes
- Bevat 120 miljoen staafjes
Licht op fotopigment -> chemische reactie -> neuraal signaal (transductie)
De drie lagen van de retina:
- Visuele receptoren (127 miljoen)
- Horizontale cellen, bipolaire cellen, amacriene cellen (99)
- Ganglioncelen (1 miljoen cellen in de oogzenuw) (99)
- CenterONN-surroundOFF (overdrijven verschillen, fenomeen luminantie-lichtheid)
- CenterOFF-surroundONN
Mach-bands:
Van oog naar occipitaalkwab
- Oogzenuw
- Chiasma opticum
- Corpus geniculatum laterale (thalamus) (100)
- Primaire visuele cortex (101)
- Andere benamingen: V1, striate cortex en area 17
- Hubel en Wiesel: hebben aangetoond dat cellen in V1 elementaire visuele kenmerken `
coderen (lijnen onder een bepaalde hoek in een bepaald retinaal veld)
Na de visuele cortex zijn twee routes te volgen:
- Ventrale route naar inferotemporele cortex (cruciaal voor herkenning van objecten), de ‘WAT’-
, route
- Dorsale route naar pariëtaalkwab, “WAAR” of “ACTIE”-route (bijv. om te kunnen traplopen)
Oogbewegingen
Saccades: ballistische sprongen van circa 20-40 milliseconden gedurende je blind bent. Dit wordt
gebruikt tijdens het scannen van je omgeving en deze te lezen
Nystagmus: tremorachtige oogbeweging. Deze hebben we nodig omdat kegeltjes anders te snel
vermoeid zouden raken (refractaire periode). Zonder: zicht verdwijnt binnen seconden
- volgbewegingen: extern target volgen
- convergentie: houdt eigen ogen op het target gefixeerd
Saccades worden niet onthouden, als erg geen saccades hoeven worden gemaakt kunnen verschillen
gemakkelijker gekenmerkt worden
Bijziend (Myopie): de lens is te bol/het oog is te lang, dus het brandpunt is te dichtbij (negatieve
glazen) (102)
Verziend (Hypermetropie): de lens is te plat/het oog is te kort, dus het brandpunt ligt te ver weg
(positieve glazen)
Presbyopie: het binnenste van de lens verhardt, waardoor de lens niet bol genoeg meer is (leesbril
nodig)
Astigmatisme (cilinders): cornea (hoornvlies) is niet geheel bolvormig; sommige plekken zijn niet
scherp te zien en worden gecorrigeerd (103)
Laseren: cornea platter of boller maken
Staar: vertroebeling van de lens (oorzaken: ouderdom, suikerziekte)
Macula degeneratie: focus is zwart en vervormt (oorzaak: roken)
Glaucoom: perifeer zicht wordt minder (uitval M-cellen; oorzaak: te hoge druk in het oog)
Kleurperceptie
Drie soorten kegeltjes: (104)
1. Blauw: kort (max. bij 435 nm)
2. Groen: midden (max. bij 534 nm)
3. Rood: lang (max. bij 565 nm)
Young
Trichromatische theorie: alle kleuren komen tot stand door menging van drie primaire kleuren in
verschillende intensiteit (1802) (105)
Additieve kleurmenging bij licht: meer en meer golflengtes bereiken de retina als meer kleuren licht
worden samengevoegd (107)
Subtractieve kleurmening bij verf: steeds minder golflengtes bereiken de retina omdat steeds meer
wordt geabsorbeerd
Opponente-processentheorie
De signalen uit de 3 typen kegeltjes worden op hun weg naar de hersenen gehercodeerd in 3
kanalen met opponente processen (rood-groenproces, geel-blauwproces, wit-zwartproces)
- Rood-groen
- Blauw-geel
- Wit-zwart