SAMENVATTING POWERPOINT MANAGEMENTVAARDIGHEDEN
HOOFDSTUK 1: INLEIDING TOT MANAGEMENT EN ORGANISATIES
Wie zijn de managers?
Manager:
• Iemand die met behulp van anderen werkt door hun werkzaamheden te coördineren, met als
oogmerk de doelstellingen van de organisatie te realiseren.
Functies van een manager
Wat zijn de functie van een manager?
• Plannen
o Het formuleren van doelstellingen en strategieën en het ontwikkelen van plannen om de
benodigde activiteiten te coördineren.
• Organiseren
o Het vaststellen van wat er moet worden gedaan, hoe dit moet worden gedaan en wie dit
moet doen.
• Leiding geven
o Het aansturen en motiveren van alle deelnemende partijen en het oplossen van conflicten.
• Controleren
o Het controleren van activiteiten, om er zeker van te zijn dat alles volgens plan verloopt.
Wat is management?
Waar managers zich mee bezighouden:
• Efficiëntie:
o De dingen goed doen.
o Het behalen van de maximale productie met zo min mogelijk input.
• Effectiviteit:
o De goede dingen goed doen.
o Het realiseren van bedrijfsdoelstellingen.
Managementmodellen
• Modellen zijn een hulpmiddel om de werkelijkheid te begrijpen.
• Alternatieven = modellen.
Problemen:
• Fundamentele overtuigingen: filter.
• Nieuwe veronderstellingen/culturen.
• Nieuwe vaardigheden/competenties.
Visie van Quinn:
• Verschillende denkwijzen over management:
o Rationeel-doelmodel
o Intern-proces model
o Human-relationsmodel
o Open-systeemmodel
• Denkwijze bepaalt effectiviteit
• Mogelijkheden vs. belemmeringen
1
,HOOFDSTUK 2: DE VERANDERENDE WERELD VAN MANAGEMENT
Franse revolutie
• Liberté → liberalisme – A. Smith
• Egalité → socialisme/communisme – Marx
• Fraternité
De historische achtergrond van management
Adam Smith:
• Publiceerde The Wealth of Nations in 1776.
• Maakte zich sterk voor de verdeling van arbeid (taakspecialisatie) om de productiviteit van
arbeiders te vergroten.
• De onzichtbare hand.
Industriële Revolutie:
• Machines in plaats van arbeid door mensen.
• Creëerde grote organisaties die gemanaged moesten worden.
Geschiedenis
• 1900-1925 → Rationeel & Intern model
• 1926-1950 → Human Relations model
• 1951-1975 → Open Systeem model
• 1976- heden → Groter Managementmodel en/en
Klassieke benaderingen van management
Belangrijke benaderingen van management:
2
,Scientific management
Fredrick Winslow Taylor:
• Publiceerde Principles of Scientific Management (1911).
De grondlegger van scientific management:
• Gebruik van wetenschappelijke methodes om ‘de best mogelijke manier’ voor het uitvoeren van
een bepaalde taak vast te stellen:
o De juiste persoon het werk laten doen met de juiste tools en apparatuur
o Gestandaardiseerde methoden hanteren voor het uitvoeren van een taak
o De arbeider een financiële beloning bieden
De vier mangementprincipes van Taylor:
1. Ontwikkel wetenschappelijke richtlijnen voor elk element van een bepaalde arbeidstaak. Deze
richtlijnen moeten de oude vuistregels vervangen.
2. Kies, train, onderrichten ondersteun de arbeiders op basis van wetenschappelijke principes.
(Arbeiders kozen vroeger zelf hun werk en probeerden al doende het werk onder de knie te krijgen).
3. Werk goed samen met arbeiders, om ervoor te zorgen dat het werk wordt uitgevoerd volgens de
wetenschappelijk ontwikkelde prinicpes.
4. Verdeel werk en verantwoordelijkheid gelijk over mangement en arbeiders. Management neemt
het werk op zich dat het beter kan uitvoeren dan arbeiders. (Voorheen werd bijna al het werk
door de arbeiders gedaan en werd ook de meeste verantwoordelijkheid door hen gedragen.)
Frank en Lillian Gilbreth:
• Gericht op het vergroten van productiviteit door het verminderen van onnodige bewegingen.
• Ontwikkelden de microchronometer om bewegingen van arbeiders te timen en prestaties te
optimaliseren.
Hoe gebruiken managers van nu scientific management?
• Tijd- en bewegingsgegevens gebruiken om onnodig werk uit te bannen
• Het meest geschikte personeel voor een functie aannemen
• Ontwerp van beloningssystemen op basis van prestaties
Algemeen administratief
Henri Fayol:
• Geloofde dat de managementpraktijk afwijkend was van andere organisatiefuncties.
• Formuleerde veertien grondbeginselen van management die van toepassing waren op alle
organisatiesituaties.
De 14 grondbeginselen van management van Fayol:
1. Verdeling van arbeid 8. Centralisatie
2. Autoriteit 9. Hiërarchie
3. Discipline 10. Volgorde (ressources aanwezig)
4. Eenheid van gezag 11. Rechtvaaridigheid
5. Eenheid van richting 12. Stabiele invulling van arbeid
6. Ondergeschiktheid van individuele 13. Initiatief
belangen aan het algemene belang 14. Teamgeest
7. Vergoeding
3
, Bureaucratie
Max Weber:
• Ontwikkelde een theorie over autoriteitsstructuren en- relaties die was gebaseerd op een ideaal
type organisatie.
o Verdeling van arbeid, helder omschreven hiërarchie, gedetailleerde regels en
voorschriften en niet-persoonlijke werkrelaties.
De ideale bureaucratie van Weber:
De kwantitatieve aanpak van management
Kwantitatieve benadering:
• Ook wel operations research of managementwetenschap genoemd
• De kwantitatieve aanpak is tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstaan uit de ontwikkeling van
rekenkundige en statistische oplossingen voor militaire vraagstukken.
• Richt zich op het verbeteren van managementbeslissingen door gebruik te maken van:
o Statistiek, modellen voor optimalisatie, informatiemodellen, en computersimulaties vb. BPR
Gedragsbenadering
De Hawthorne-onderzoeken:
• Productiviteitsexperimenten bij Western Electric van 1927 tot 1932.
Uitkomsten van de experimenten:
• Productiviteit groeide onverwachts onder tegengestelde werkcondities.
• Het effect van beloningsplannen was minder dan verwacht.
Onderzoeks conclusie:
• Sociale normen, groepstandaarden en -attidtudes hadden meer invloed op de productiviteit dan
stukloon.
4
HOOFDSTUK 1: INLEIDING TOT MANAGEMENT EN ORGANISATIES
Wie zijn de managers?
Manager:
• Iemand die met behulp van anderen werkt door hun werkzaamheden te coördineren, met als
oogmerk de doelstellingen van de organisatie te realiseren.
Functies van een manager
Wat zijn de functie van een manager?
• Plannen
o Het formuleren van doelstellingen en strategieën en het ontwikkelen van plannen om de
benodigde activiteiten te coördineren.
• Organiseren
o Het vaststellen van wat er moet worden gedaan, hoe dit moet worden gedaan en wie dit
moet doen.
• Leiding geven
o Het aansturen en motiveren van alle deelnemende partijen en het oplossen van conflicten.
• Controleren
o Het controleren van activiteiten, om er zeker van te zijn dat alles volgens plan verloopt.
Wat is management?
Waar managers zich mee bezighouden:
• Efficiëntie:
o De dingen goed doen.
o Het behalen van de maximale productie met zo min mogelijk input.
• Effectiviteit:
o De goede dingen goed doen.
o Het realiseren van bedrijfsdoelstellingen.
Managementmodellen
• Modellen zijn een hulpmiddel om de werkelijkheid te begrijpen.
• Alternatieven = modellen.
Problemen:
• Fundamentele overtuigingen: filter.
• Nieuwe veronderstellingen/culturen.
• Nieuwe vaardigheden/competenties.
Visie van Quinn:
• Verschillende denkwijzen over management:
o Rationeel-doelmodel
o Intern-proces model
o Human-relationsmodel
o Open-systeemmodel
• Denkwijze bepaalt effectiviteit
• Mogelijkheden vs. belemmeringen
1
,HOOFDSTUK 2: DE VERANDERENDE WERELD VAN MANAGEMENT
Franse revolutie
• Liberté → liberalisme – A. Smith
• Egalité → socialisme/communisme – Marx
• Fraternité
De historische achtergrond van management
Adam Smith:
• Publiceerde The Wealth of Nations in 1776.
• Maakte zich sterk voor de verdeling van arbeid (taakspecialisatie) om de productiviteit van
arbeiders te vergroten.
• De onzichtbare hand.
Industriële Revolutie:
• Machines in plaats van arbeid door mensen.
• Creëerde grote organisaties die gemanaged moesten worden.
Geschiedenis
• 1900-1925 → Rationeel & Intern model
• 1926-1950 → Human Relations model
• 1951-1975 → Open Systeem model
• 1976- heden → Groter Managementmodel en/en
Klassieke benaderingen van management
Belangrijke benaderingen van management:
2
,Scientific management
Fredrick Winslow Taylor:
• Publiceerde Principles of Scientific Management (1911).
De grondlegger van scientific management:
• Gebruik van wetenschappelijke methodes om ‘de best mogelijke manier’ voor het uitvoeren van
een bepaalde taak vast te stellen:
o De juiste persoon het werk laten doen met de juiste tools en apparatuur
o Gestandaardiseerde methoden hanteren voor het uitvoeren van een taak
o De arbeider een financiële beloning bieden
De vier mangementprincipes van Taylor:
1. Ontwikkel wetenschappelijke richtlijnen voor elk element van een bepaalde arbeidstaak. Deze
richtlijnen moeten de oude vuistregels vervangen.
2. Kies, train, onderrichten ondersteun de arbeiders op basis van wetenschappelijke principes.
(Arbeiders kozen vroeger zelf hun werk en probeerden al doende het werk onder de knie te krijgen).
3. Werk goed samen met arbeiders, om ervoor te zorgen dat het werk wordt uitgevoerd volgens de
wetenschappelijk ontwikkelde prinicpes.
4. Verdeel werk en verantwoordelijkheid gelijk over mangement en arbeiders. Management neemt
het werk op zich dat het beter kan uitvoeren dan arbeiders. (Voorheen werd bijna al het werk
door de arbeiders gedaan en werd ook de meeste verantwoordelijkheid door hen gedragen.)
Frank en Lillian Gilbreth:
• Gericht op het vergroten van productiviteit door het verminderen van onnodige bewegingen.
• Ontwikkelden de microchronometer om bewegingen van arbeiders te timen en prestaties te
optimaliseren.
Hoe gebruiken managers van nu scientific management?
• Tijd- en bewegingsgegevens gebruiken om onnodig werk uit te bannen
• Het meest geschikte personeel voor een functie aannemen
• Ontwerp van beloningssystemen op basis van prestaties
Algemeen administratief
Henri Fayol:
• Geloofde dat de managementpraktijk afwijkend was van andere organisatiefuncties.
• Formuleerde veertien grondbeginselen van management die van toepassing waren op alle
organisatiesituaties.
De 14 grondbeginselen van management van Fayol:
1. Verdeling van arbeid 8. Centralisatie
2. Autoriteit 9. Hiërarchie
3. Discipline 10. Volgorde (ressources aanwezig)
4. Eenheid van gezag 11. Rechtvaaridigheid
5. Eenheid van richting 12. Stabiele invulling van arbeid
6. Ondergeschiktheid van individuele 13. Initiatief
belangen aan het algemene belang 14. Teamgeest
7. Vergoeding
3
, Bureaucratie
Max Weber:
• Ontwikkelde een theorie over autoriteitsstructuren en- relaties die was gebaseerd op een ideaal
type organisatie.
o Verdeling van arbeid, helder omschreven hiërarchie, gedetailleerde regels en
voorschriften en niet-persoonlijke werkrelaties.
De ideale bureaucratie van Weber:
De kwantitatieve aanpak van management
Kwantitatieve benadering:
• Ook wel operations research of managementwetenschap genoemd
• De kwantitatieve aanpak is tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstaan uit de ontwikkeling van
rekenkundige en statistische oplossingen voor militaire vraagstukken.
• Richt zich op het verbeteren van managementbeslissingen door gebruik te maken van:
o Statistiek, modellen voor optimalisatie, informatiemodellen, en computersimulaties vb. BPR
Gedragsbenadering
De Hawthorne-onderzoeken:
• Productiviteitsexperimenten bij Western Electric van 1927 tot 1932.
Uitkomsten van de experimenten:
• Productiviteit groeide onverwachts onder tegengestelde werkcondities.
• Het effect van beloningsplannen was minder dan verwacht.
Onderzoeks conclusie:
• Sociale normen, groepstandaarden en -attidtudes hadden meer invloed op de productiviteit dan
stukloon.
4
