Medische antropologie
Gelijkwaardige zorg voor iedereen
Cyne n Framework
● In de praktijk is het een rommel + complex
● 80% van consultaties bij specialisten gaat over pathologie die ze niet helemaal begrijpen
● Als we goed kunnen omgaan met die complexiteit dan voorkomen we chaos
2 belangrijke onderdelen in dit deel van het vak:
Superdiversiteit
--> je steekt mensen in een box, maar je mag niet altijd aan steorotypen denken!
Deelidentiteiten
fi
,De nities
● KENNEN VOOR HET EXAMEN
Ethniciteit
● = culturele categorie
● Verwijst naar gedeelde kenmerken zoals taal, religie, gewoonten, geschiedenis en soms
geogra sche oorsprong
● Heeft te maken met identiteit + groepsgevoel
● Heeft NIET te maken met fysieke kenmerken
Ras
● = Sociaal geconstrueerd concept dat mensen indeelt op basis van uiterlijke fysieke
kenmerken zoals huidskleur, haar of gelaatsvorm
● Geen wetenschappelijke basis !!
○ Genetisch zijn mensen bijna identiek
● Grote maatschappelijke gevolgen
○ Discriminatie
○ Rascisme
● Stereotyp
● VERSCHILT VAN ETHNICITEIT!
Afkomst
● = Ruimere en neutralere term die verwijst naar waar iemand vandaan komt (of
voorouders)
● Geogra sch of familiaal
Monocultuur
● = Ideaal van 1 taal, 1 volk, 1 natie
Multiculturaliteit
● = Bestaan van verschillende culturele en ethnische groepen binnen een samenleving
fi fi fi
,Diversiteit
● = Alle mogelijke verschillen die kunnen bestaan tussen mensen die in onze maatschappij
samenleven
Superdiversiteit
● Diversi catie van de diversiteit
● Minderheden worden meerderheid
Kapstok om het kader te kennen en te onthouden
Intersectionaliteit
● Je kan geen enkel element apart zien, het is een kruispunt van verschillende zaken
● Voorbeeld: zwart, stotteren en vrouw
○ Deelidentiteit moest die vrouw in de aula zitten zou voor haar het belangrijkste zijn:
geneeskunde student
○ Wrm niet stotteren? —> je praat niet in een aula
Verschillende deelindentiteiten --> vb. leeftijd, ethniciteit, mentale vermogen, leeftijd,
oriëntatie, land herkomst
fi
, Sociale determinanten
—> model (KOMT VAAK TERUG)
Bio-psychosociaal model:
LET OP: identiteiten evolueren en zijn niet universeel!
● Evolutie
○ vb. student --> partner --> moeder --> ...
○ Iets dat je overkomt --> vb. stappen --> rolstoel
● Waarde die we hechten aan identiteiten is niet universeel
○ vb. Europa negatieve perceptie over oud zijn
○ vb. Azië positieve perceptie over oud zijn
Kaleidoscoop
● Elk steentje = identiteit
● Elke draai is een nieuw moment, positie, bepaalde identiteit op voorgrond
● Doel: verbreed je kijk
Ijsberg
● Nog een andere manier om het voor te stellen
● Boven water --> onze gebruiken, taal, kleren, ...
● Onder water --> onze waarden, wat we echt belangrijk vinden
● Doel: verdiept je kijk
Gelijkwaardige zorg voor iedereen
Cyne n Framework
● In de praktijk is het een rommel + complex
● 80% van consultaties bij specialisten gaat over pathologie die ze niet helemaal begrijpen
● Als we goed kunnen omgaan met die complexiteit dan voorkomen we chaos
2 belangrijke onderdelen in dit deel van het vak:
Superdiversiteit
--> je steekt mensen in een box, maar je mag niet altijd aan steorotypen denken!
Deelidentiteiten
fi
,De nities
● KENNEN VOOR HET EXAMEN
Ethniciteit
● = culturele categorie
● Verwijst naar gedeelde kenmerken zoals taal, religie, gewoonten, geschiedenis en soms
geogra sche oorsprong
● Heeft te maken met identiteit + groepsgevoel
● Heeft NIET te maken met fysieke kenmerken
Ras
● = Sociaal geconstrueerd concept dat mensen indeelt op basis van uiterlijke fysieke
kenmerken zoals huidskleur, haar of gelaatsvorm
● Geen wetenschappelijke basis !!
○ Genetisch zijn mensen bijna identiek
● Grote maatschappelijke gevolgen
○ Discriminatie
○ Rascisme
● Stereotyp
● VERSCHILT VAN ETHNICITEIT!
Afkomst
● = Ruimere en neutralere term die verwijst naar waar iemand vandaan komt (of
voorouders)
● Geogra sch of familiaal
Monocultuur
● = Ideaal van 1 taal, 1 volk, 1 natie
Multiculturaliteit
● = Bestaan van verschillende culturele en ethnische groepen binnen een samenleving
fi fi fi
,Diversiteit
● = Alle mogelijke verschillen die kunnen bestaan tussen mensen die in onze maatschappij
samenleven
Superdiversiteit
● Diversi catie van de diversiteit
● Minderheden worden meerderheid
Kapstok om het kader te kennen en te onthouden
Intersectionaliteit
● Je kan geen enkel element apart zien, het is een kruispunt van verschillende zaken
● Voorbeeld: zwart, stotteren en vrouw
○ Deelidentiteit moest die vrouw in de aula zitten zou voor haar het belangrijkste zijn:
geneeskunde student
○ Wrm niet stotteren? —> je praat niet in een aula
Verschillende deelindentiteiten --> vb. leeftijd, ethniciteit, mentale vermogen, leeftijd,
oriëntatie, land herkomst
fi
, Sociale determinanten
—> model (KOMT VAAK TERUG)
Bio-psychosociaal model:
LET OP: identiteiten evolueren en zijn niet universeel!
● Evolutie
○ vb. student --> partner --> moeder --> ...
○ Iets dat je overkomt --> vb. stappen --> rolstoel
● Waarde die we hechten aan identiteiten is niet universeel
○ vb. Europa negatieve perceptie over oud zijn
○ vb. Azië positieve perceptie over oud zijn
Kaleidoscoop
● Elk steentje = identiteit
● Elke draai is een nieuw moment, positie, bepaalde identiteit op voorgrond
● Doel: verbreed je kijk
Ijsberg
● Nog een andere manier om het voor te stellen
● Boven water --> onze gebruiken, taal, kleren, ...
● Onder water --> onze waarden, wat we echt belangrijk vinden
● Doel: verdiept je kijk