Samenvatting informatiemanagement
Hoofdstuk 1:
1.1 kenmerken van een organisatie
Informatietechnologie: De methode, technieken en technische hulpmiddelen voor het
verwerken van informatie.
Informatie en communicatietechnologie: Als informatie-uitwisseling en communicatie via
bijv. de telefoon verloopt.
Operationaliseren: Om doelstellingen binnen een organisatie meetbaar en hanteerbaar te
maken met men deze operationaliseren. Het doel wordt zo geschreven dat er achteraf kan
worden bepaald of het is behaald.
Privé-doelstellingen: Eigen doelstellingen van medewerkers in een bedrijf (verhogen van
salaris, maken van promotie).
Formele cultuur: Werknemers gaan via duidelijke omgangsvormen met elkaar om.
Informele cultuur: Hier kan een werknemer zich vrijer gedragen.
Organisaties zijn in te delen in:
- Profitorganisaties: Deze hebben een winstoogmerk. (Philips, Volvo)
- Non-profitorganisaties: Dit zijn organisaties zonder winstoogmerk. (Ziekenhuis,
overheidsinstelling)
Primaire processen: De processen in de organisatie waar het om draait. Hiermee wil de
organisatie haar doelstellingen behalen.
Secundaire processen: Processen die primaire processen ondersteunen. Ze dragen niet
direct bij aan de doelstellingen van het bedrijf, maar zijn ter ondersteuning wel nodig.
Een organisatie kan in een van de volgende stadia verkeren:
- Pionieren
- Overleven
- Succes
- Groeien
- Evenwicht
Span of control: De beperkte hoeveelheid mensen die een manager kan aansturen.
Organogram: De structuur van een organisatie weergegeven in een schema.
Informatie: Een hulpmiddel om bijv. de productie te ondersteunen, maar is bij sommige
bedrijven ook een eindproduct en behoord daar tot het primaire proces.
Kritieke succesfactoren: Klanten komen naar een bedrijf omdat iets in dat bedrijf hen
aanspreekt.
1.2 Ondernemingsplan en informatieplan
Businessplan: In dit plan zijn de bedrijfsdoelen opgenomen en het bevat een gedetailleerde
uitwerking van de manier waarop het bedrijf deze doelen wil bereiken.
Informatieplan: Een document dat een inventarisatie geeft van de stand van zaken op het
gebied informatievoorziening en automatisering binnen een organisatie. Er worden hiermee
knelpunten bepaald en kunnen projecten worden gedefinieerd die in de komen periode
moeten worden uitgevoerd.
,1.3 informatie
Informatie is een onderdeel van de informatie ladder, deze bestaat uit de volgende treden:
- Feiten: Gebeurtenissen of omstandigheden die zich in de werkelijkheid voordoen.
- Gegevens: Registraties van feiten
- Informatie: Feiten die betekenis voor je hebben
- Kennis: Ontstaat uit informatie, als deze is aangevuld met vaardigheden en ervaring.
- Competentie: Heeft te maken met wat een persoon doet met zijn kennis. Mensen
bezitten competenties om in een bepaalde situatie goed te functioneren.
1.4 informatiestromen
Horizontale informatiestromen: Deze zijn nodig om het primaire productieproces als 1
geheel te laten functioneren.
VB: De afdeling inkoop heeft productiegegevens nodig van de afdeling productie
Verticalen informatiestromen: Vanuit het management of de directie gaat
besturingsinformatie omlaag voor het aansturen van de primaire processen. Vanuit het
primaire proces komt verantwoordingsinformatie over het primaire proces weer omhoog
naar de directie.
Integrator: Informatie treedt op als integrator (bindmiddel) tussen de afzonderlijke
bedrijfsprocessen van organisatiedelen.
Goede geautomatiseerde informatievoorziening: Maakt het mogelijk om een organisatie
platter te maken, en hiermee dus het aantal managementniveaus te verkleinen.
1.5 kwaliteit van informatie
De informatievoorziening van een bedrijf is een belangrijk aandachtspunt. Hierdoor moet het
ook aan een aantal kwaliteitseisen voldoen:
- De informatie moet tijdig zijn: Informatie over de voorraad van vorig jaar is niet
interessant meer voor een verkoper.
- De informatie moet juist zijn: Op basis van informatie worden beslissingen genomen.
Onjuiste informatie leidt tot onjuiste beslissingen.
- De informatie moet volledig zijn: Er mag geen belangrijke informatie ontbreken.
- De informatie moet de juiste detaillering hebben:
- De informatie moet beschikbaar zijn: De inspanning om informatie te verkrijgen moet
niet onevenredig groot zijn.
Data: Wanneer gegevens met een computer met elkaar in verband worden gebracht.
1.6 Management en informatie
Er bestaan verschillende managementniveaus:
- Strategisch management: Dit management houdt zich bezig met de grote lijnen en de
ktoekomst. Het bepaalt de budgetten voor de afdelingen en controleert de uitgaven.
- Tactisch management: Dit management zit wat taken betreft tussen de 2
managementniveaus in.
- Operationeel management: Dit management houdt zich bezig met de korte termijn.
De beslissingen die het neemt zijn vaak repeterend. (Geven van toestemming,
bestellen) Voor operationele beslissingen zijn vaak procedures op te stellen.
, 1.7 Prestatie-indicatoren
Kengetallen: Prestatie-indicatoren om het succes van een organisatie te meten. Met behulp
van geschikte prestatie-indicatoren kan het management kijken of ze goede beslissingen
neemt en of de doelstellingen haalt.
Prestatie-indicatoren: Moeten goed en duidelijk zijn gedefinieerd. Ze kunnen namelijk wel
eens een verkeerd beeld geven.
Plan Do Check:
Een medewerker van de organisatie meet op een bepaald moment de prestatie-indicator
- Plan: Er wordt vastgesteld hoe groot de waarde van de prestatie-indicator in de
toekomst moet zijn het doel wat de organisatie wil halen
- Do: Het management neemt maatregelen om dit te bereiken.
- Check: Op een bepaald moment wordt de prestatie-indicator opnieuw gemeten en
stelt vast of de genomen maatregel het beoogde doel heeft bereikt.
- Act: Na de analyse bepaalt het management de eventuele vervolgacties, waarmee de
cirkel opnieuw begint.
1.8 Organisatie van de automatisering
Verschillende afdelingen in grote organisaties die verantwoordelijk zijn voor
informatievoorziening en automatisering:
- Gebruikersorganisatie: Deze maakt gebruik van de aanwezige (geautomatiseerde)
informatiesystemen. Ze zorgt voor het invoeren en wijzigingen van gegevens, het
afdrukken van gegevens, produceren van facturen ect.
- Ontwikkel organisatie: Deze bestaat uit een afdeling automatisering met eventueel
een afdeling informatiemanagement. Ze bedenken samen met de
gebruikersorganisatie nieuwe informatiesystemen of schaffen nieuwe aan.
- Ondersteunende organisatie: Deze zorgt ervoor dat de informatiesystemen in de
lucht blijven. (Afdeling systeembeheer)
1.9 nogmaals de rol van informatie
Database: Hierin wordt informatie opgeslagen.
Just in time: Door snelle gegevensuitwisseling via netwerken als internet is het mogelijk
grondstoffen precies op tijd door de leverancier geleverd te krijgen.
B2B: Wanneer de klant en leverancier beide ondernemingen zijn spreek je van business-to-
business.
Ketenintegratie: De nauwe samenwerking tussen leveranciers en klanten in de logistieke
keten. Een klant kan afspreken met de leverancier dat deze rechtstreeks de
productieplanning kan zien, zodat hij zijn eigen productie direct kan aanpassen aan de
behoefte van de klant.
B2C: Wanneer een bedrijf rechtstreeks aan de consument levert, wordt dit business-to-
consumer genoemd.
C2C: Wanneer er sprake is van onderlinge verkoop tussen consumenten wordt dit
Consumer-to-consumer genoemd.
Hoofdstuk 1:
1.1 kenmerken van een organisatie
Informatietechnologie: De methode, technieken en technische hulpmiddelen voor het
verwerken van informatie.
Informatie en communicatietechnologie: Als informatie-uitwisseling en communicatie via
bijv. de telefoon verloopt.
Operationaliseren: Om doelstellingen binnen een organisatie meetbaar en hanteerbaar te
maken met men deze operationaliseren. Het doel wordt zo geschreven dat er achteraf kan
worden bepaald of het is behaald.
Privé-doelstellingen: Eigen doelstellingen van medewerkers in een bedrijf (verhogen van
salaris, maken van promotie).
Formele cultuur: Werknemers gaan via duidelijke omgangsvormen met elkaar om.
Informele cultuur: Hier kan een werknemer zich vrijer gedragen.
Organisaties zijn in te delen in:
- Profitorganisaties: Deze hebben een winstoogmerk. (Philips, Volvo)
- Non-profitorganisaties: Dit zijn organisaties zonder winstoogmerk. (Ziekenhuis,
overheidsinstelling)
Primaire processen: De processen in de organisatie waar het om draait. Hiermee wil de
organisatie haar doelstellingen behalen.
Secundaire processen: Processen die primaire processen ondersteunen. Ze dragen niet
direct bij aan de doelstellingen van het bedrijf, maar zijn ter ondersteuning wel nodig.
Een organisatie kan in een van de volgende stadia verkeren:
- Pionieren
- Overleven
- Succes
- Groeien
- Evenwicht
Span of control: De beperkte hoeveelheid mensen die een manager kan aansturen.
Organogram: De structuur van een organisatie weergegeven in een schema.
Informatie: Een hulpmiddel om bijv. de productie te ondersteunen, maar is bij sommige
bedrijven ook een eindproduct en behoord daar tot het primaire proces.
Kritieke succesfactoren: Klanten komen naar een bedrijf omdat iets in dat bedrijf hen
aanspreekt.
1.2 Ondernemingsplan en informatieplan
Businessplan: In dit plan zijn de bedrijfsdoelen opgenomen en het bevat een gedetailleerde
uitwerking van de manier waarop het bedrijf deze doelen wil bereiken.
Informatieplan: Een document dat een inventarisatie geeft van de stand van zaken op het
gebied informatievoorziening en automatisering binnen een organisatie. Er worden hiermee
knelpunten bepaald en kunnen projecten worden gedefinieerd die in de komen periode
moeten worden uitgevoerd.
,1.3 informatie
Informatie is een onderdeel van de informatie ladder, deze bestaat uit de volgende treden:
- Feiten: Gebeurtenissen of omstandigheden die zich in de werkelijkheid voordoen.
- Gegevens: Registraties van feiten
- Informatie: Feiten die betekenis voor je hebben
- Kennis: Ontstaat uit informatie, als deze is aangevuld met vaardigheden en ervaring.
- Competentie: Heeft te maken met wat een persoon doet met zijn kennis. Mensen
bezitten competenties om in een bepaalde situatie goed te functioneren.
1.4 informatiestromen
Horizontale informatiestromen: Deze zijn nodig om het primaire productieproces als 1
geheel te laten functioneren.
VB: De afdeling inkoop heeft productiegegevens nodig van de afdeling productie
Verticalen informatiestromen: Vanuit het management of de directie gaat
besturingsinformatie omlaag voor het aansturen van de primaire processen. Vanuit het
primaire proces komt verantwoordingsinformatie over het primaire proces weer omhoog
naar de directie.
Integrator: Informatie treedt op als integrator (bindmiddel) tussen de afzonderlijke
bedrijfsprocessen van organisatiedelen.
Goede geautomatiseerde informatievoorziening: Maakt het mogelijk om een organisatie
platter te maken, en hiermee dus het aantal managementniveaus te verkleinen.
1.5 kwaliteit van informatie
De informatievoorziening van een bedrijf is een belangrijk aandachtspunt. Hierdoor moet het
ook aan een aantal kwaliteitseisen voldoen:
- De informatie moet tijdig zijn: Informatie over de voorraad van vorig jaar is niet
interessant meer voor een verkoper.
- De informatie moet juist zijn: Op basis van informatie worden beslissingen genomen.
Onjuiste informatie leidt tot onjuiste beslissingen.
- De informatie moet volledig zijn: Er mag geen belangrijke informatie ontbreken.
- De informatie moet de juiste detaillering hebben:
- De informatie moet beschikbaar zijn: De inspanning om informatie te verkrijgen moet
niet onevenredig groot zijn.
Data: Wanneer gegevens met een computer met elkaar in verband worden gebracht.
1.6 Management en informatie
Er bestaan verschillende managementniveaus:
- Strategisch management: Dit management houdt zich bezig met de grote lijnen en de
ktoekomst. Het bepaalt de budgetten voor de afdelingen en controleert de uitgaven.
- Tactisch management: Dit management zit wat taken betreft tussen de 2
managementniveaus in.
- Operationeel management: Dit management houdt zich bezig met de korte termijn.
De beslissingen die het neemt zijn vaak repeterend. (Geven van toestemming,
bestellen) Voor operationele beslissingen zijn vaak procedures op te stellen.
, 1.7 Prestatie-indicatoren
Kengetallen: Prestatie-indicatoren om het succes van een organisatie te meten. Met behulp
van geschikte prestatie-indicatoren kan het management kijken of ze goede beslissingen
neemt en of de doelstellingen haalt.
Prestatie-indicatoren: Moeten goed en duidelijk zijn gedefinieerd. Ze kunnen namelijk wel
eens een verkeerd beeld geven.
Plan Do Check:
Een medewerker van de organisatie meet op een bepaald moment de prestatie-indicator
- Plan: Er wordt vastgesteld hoe groot de waarde van de prestatie-indicator in de
toekomst moet zijn het doel wat de organisatie wil halen
- Do: Het management neemt maatregelen om dit te bereiken.
- Check: Op een bepaald moment wordt de prestatie-indicator opnieuw gemeten en
stelt vast of de genomen maatregel het beoogde doel heeft bereikt.
- Act: Na de analyse bepaalt het management de eventuele vervolgacties, waarmee de
cirkel opnieuw begint.
1.8 Organisatie van de automatisering
Verschillende afdelingen in grote organisaties die verantwoordelijk zijn voor
informatievoorziening en automatisering:
- Gebruikersorganisatie: Deze maakt gebruik van de aanwezige (geautomatiseerde)
informatiesystemen. Ze zorgt voor het invoeren en wijzigingen van gegevens, het
afdrukken van gegevens, produceren van facturen ect.
- Ontwikkel organisatie: Deze bestaat uit een afdeling automatisering met eventueel
een afdeling informatiemanagement. Ze bedenken samen met de
gebruikersorganisatie nieuwe informatiesystemen of schaffen nieuwe aan.
- Ondersteunende organisatie: Deze zorgt ervoor dat de informatiesystemen in de
lucht blijven. (Afdeling systeembeheer)
1.9 nogmaals de rol van informatie
Database: Hierin wordt informatie opgeslagen.
Just in time: Door snelle gegevensuitwisseling via netwerken als internet is het mogelijk
grondstoffen precies op tijd door de leverancier geleverd te krijgen.
B2B: Wanneer de klant en leverancier beide ondernemingen zijn spreek je van business-to-
business.
Ketenintegratie: De nauwe samenwerking tussen leveranciers en klanten in de logistieke
keten. Een klant kan afspreken met de leverancier dat deze rechtstreeks de
productieplanning kan zien, zodat hij zijn eigen productie direct kan aanpassen aan de
behoefte van de klant.
B2C: Wanneer een bedrijf rechtstreeks aan de consument levert, wordt dit business-to-
consumer genoemd.
C2C: Wanneer er sprake is van onderlinge verkoop tussen consumenten wordt dit
Consumer-to-consumer genoemd.
