Levenslooppsychologie semester 2
H1: Inleiding
1.2 EEN ORIËNTATIE OP DE
LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
1.2.1 EEN DEFINITIE VAN LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
Een definitie van levenslooppsychologie
Levenslooppsychologie wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit van conceptie tot aan
de dood
Wetenschappelijk a.d.h.v. onderzoeken, hypothesen, experimenten, wetenschappelijke bewijzen gaat men de
ontwikkeling gaan indelen in o.a. fasen
Groei, verandering en stabiliteit Menselijke ontwikkeling: universeel? Culturele, raciale of etnische verschillen? Unieke aspecten
van het individu?
Van conceptie tot aan de dood Groei en verandering tot het einde van hun leven ‘levenslooppsychologie’
1.2.2 WAT IS ONTWIKKELING?
Ontwikkelen het veranderen van een aanwezige structuur van lichaam en geest gedragsveranderingen
ontwikkelen als levenslang proces geen momentopname, maar geleidelijke verandering dat een voortgang inhoudt
voortgang de ontwikkeling is niet herhaalbaar. Bv: eens je kan stappen kan je niet opnieuw leren stappen,
de veranderingen zijn min of meer duurzaam.
Kenmerken van ontwikkeling
Gedurende de hele levenscyclus
Gedragsverandering (winst-verlies)
Levenslang proces
o Verloop in tijd
o Houdt een voortgang in
1.2.3 ACTUELE
VRAAGSTUKKEN EN ONDERWERPEN IN DE
LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
Op dit moment spelen in levenslooppsychologie een aantal centrale vraagstukken en onderwerpen met betrekking tot de ontwikkeling van
kinderen 4 vraagstukken
1.2.3.1 CONTINUE VERANDERING VERSUS DISCONTINUE VERANDERING
Vraag Volstrekt de ontwikkeling zich op een continue of discontinue manier?
continue verandering de ontwikkeling geleidelijk aan en
vloeien de prestaties op een bepaald
niveau voort uit die van de vorige
niveaus. kwantitatief verschil
Discontinue verandering vindt plaats in aparte stappen of stadia.
Elk stadium levert gedrag, gevoelens
of gedachten op die kwalitatief anders
zijn dan gedrag, gevoelens of
gedachten in eerdere stadia.- kwalitatief verschil
Antwoord beide soorten bestaan naast elkaar. Hoewel veel veranderingen continu zijn, zijn andere
duidelijk discontinu.
1.2.3.2 KRITIEKE PERIODEN EN GEVOELIGE PERIODEN
kritieke periode een specifieke periode in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste
consequenties heeft
1
,Wanneer sprake kritieke periode wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten omgevingsstimuli noodzakelijk zijn voor een
normale ontwikkeling.
gevoelige perioden waarin organismen extra ontvankelijk zijn voor bepaalde soorten stimuli in hun omgeving. In
tegenstelling tot bij een kritieke periode heeft de afwezigheid van stimuli tijdens een gevoelige
periode niet altijd onomkeerbare consequenties.
1.2.3.3 NATURE - NURTURE DISCUSSIE
Vraag Wat weegt het zwaarste door op onze ontwikkeling: nature of nurture?
Nature eigenschappen, vermogens en capaciteiten geërfd van de ouders.
Maturatie elke factor is het resultaat van het geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie. Bv: oogkleur, verstandelijke aanleg, temperament,…
Nurture elke factor die het resultaat is van het geFleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie. Bv: biologische, sociale, maatschappelijke,…
Antwoord De interactie tussen genetische en omgevingsfactoren is heel complex, omdat sommige
genetisch bepaalde eigenschappen niet alleen een directe invloed hebben op het gedrag van
kinderen, maar ook indirect bijdragen aan de vorming van hun omgeving. De begrippen zijn
twee uitersten van elkaar, waarbij specifieke gedragspatronen ergens in het midden
uitkomen.
1.2.3.4 LEVENSLOOP PERSPECTIEF VERSUS FOCUS OP SPECIFIEKE PERIODEN
Vraag Op welk deel van de levensloop moeten ontwikkelingspsychologen zich richten?
Antwoord Volgens vroege ontwikkelingspsychologen waren dat de babytijd en de adolescentie. De meeste
aandacht was duidelijk gericht op die twee perioden. Tegenwoordig kijken we naar de totale
levensloop (levenslooppsychologie).
1.2.4 HET LEVENSLOOP PERSPECTIEF: UITGANGSPUNTEN
Dynamisch Ontwikkeling Is volgens de levensloopbenadering een dynamisch proces dat altijd verder gaat en
zich uitstrekt van bevruchting tot dood en vorm krijgt door complex netwerk, biologische,
sociale,… invloeden.
Levenslang
Multi-dimensioneel (verschillende domeinen) en multi-directioneel (+ en -)
Plastisch
Beïnvloed door meerdere interagerende factoren
o Cohorteffect
o Normatieve effecten
o Niet-normatieve (gelden niet voor de grote groep, individuele ontwikkelingen) effecten
1.2.4.1 ONTWIKKELING IS EEN LEVENSLANG PROCES
Levenslang Binnen elke levensfase treden er op verschillende domeinen veranderingen in de ontwikkeling
op. Bij elke levensfase horen ook bepaalde ontwikkelingstaken die moeten vervuld worden.
1.2.4.2 ONTWIKKELING IS MULTI-DIMENSIONEEL EN MULTI-DIRECTIONEEL
Multi-dimensioneel Ontwikkeling kan plaats hebben op verschillende domeinen, nl. lichamelijke ontwikkeling,
cognitieve ontwikkeling, sociale of emotionele ontwikkeling. Heel vaak is er interactie tussen
deze domeinen.
Multi-directioneel De ontwikkeling van je vaardigheden is niet oneindig. In elke levensfase, zie je een toename en
afname van vaardigheden en kennis op verschillende domeinen.
1.2.4.3 ONTWIKKELING IS PLASTISCH (VERANDERBAAR)
Plasticiteit Je kan op in elke levensfase blijven ontwikkelen en leren. Bv: bejaarden trainen hun brein door
denkspelletjes te maken.
1.2.4.4 ONTWIKKELING WORDT BEÏNVLOED DOOR MEERDERE INTERAGERENDE FACTOREN
Veranderende historisch-culturele context Mensen zijn gedeeltelijk producten van het sociale tijdperk waarin ze leven, waardoor we tot
een specifieke cohort behoren.
Cohort
2
,Cohort een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren. Belangrijke sociale
gebeurtenissen hebben invloed op alle leden van de cohort.
Normatieve gebeurtenissen gebeurtenissen binnen een cohort die zich voor de meeste individuen binnen een groep op
dezelfde manier voltrekken. Ze kunnen biologisch, historisch, sociaal of cultureel bepaald zijn.
Historisch biologische en omgevingsinvloeden die gemeenschappelijk zijn voor mensen van een bepaalde
generatie omwille van de historische omstandigheden. Bv. leven in vluchtelingenkamp ten
gevolge van de oorlog in Sirië
Leeftijdsgebonden biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep.
Bv: menopauze bij alle vrouwen ongeveer opdelfde leeftijd binnen een SL
Socio-cultureel etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een subcultuur. Bv: immigrantenkinderen die
geen Nederlands spreken.
Niet-normatieve gebeurtenissen specifieke, atypische gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een specifiek persoon op
een tijdstip dat zulke gebeurtenissen de meeste andere mensen niet overkomen. Bv:
borstkanker krijgen op 21-jarige leeftijd
1.3 REIKWIJDTE VAN HET VAKGEBIED
Ze specialiseren zich meestal op twee manieren:
1) leeftijdscategorie (ontwikkelingsfase)
2) Ontwikkelingsthema (ontwikkelingsdomein)
1.3.1 ONTWIKKELINGSFASEN EN DOMEINEN
Ontwikkelingsfasen
Er is een samenhang tussen deze ontwikkelingsgebieden, zowel horizontaal als verticaal
Horizontaal De ontwikkelingsgebieden binnen één leeftijdsfase staan in relatie tot elkaar
Verticaal Over de verschillende leeftijdsfasen is er samenhang binnen één ontwikkelingsdomein. Zo
volgen de verschillende stadia elkaar op. Is het eerste stadium niet bereikt, dan is het
volgende stadium vaak ontoereikend.
H2: De prenatale ontwikkeling
2
2.2 PRENATALE GROEI EN VERANDERING
2.2.1 BEVRUCHTING: HET MOMENT VAN DE CONCEPTIE
Vanaf conceptie start de ontwikkeling van het kind
Bepaalde aspecten worden bepaald door de complexe genetische richtlijnen
De ontwikkeling wordt vanaf het begin beïnvloedt door omgevingsfactoren
2.2.2 STADIA VAN DE PRENATALE ONTWIKKELING
2.2.2.1 DE GERMINALE PERIODE OF KIEMSTADIUM (DE EERSTE WEKEN)
zygote begint zich te delen (mitosedeling)
o cellen van het organisme nemen toe en krijgen gespecialiseerde functies
o Moedercel deelt zich in 2 identieke dochtercellen.
3
, o Onder invloed van erfelijk materiaal gaat ene cel uitgroeien tot bv. zenuwcel, andere spiercel,… naargelang welke cel je
wordt zie je er anders uit en heb je een andere functie. Zij vormen weefsels die organen vormen, waaruit organen later
orgaanstelsels, zoals ademhalingsstelsel worden gevormd
placenta, vruchtzak en navelstreng worden gevormd
o Placenta
Voedingstoffen en uit bloed van moeder worden opgenomen
Afvalproducten van ongeboren baby komen hierin terecht
o Navelstreng
Verbinding tussen ongeboren baby en lichaam van moeder
Voedingsstoffen aangevoerd naar ongeboren baby via aders en afvalstoffen
weggevoerd naar lichaam van moeder
o Vruchtzak
Veiligheid
Volledig gevuld met vruchtwater en omgeeft het kind
Kind wordt daardoor veilig geborgen, beschermd buitenwereld tot aan geboorte
Vorming van 3 kiembladen waaruit verschillende zaken gaan ontwikkelen:
1) het endoderm (buitenste laag) waaruit zich de meeste inwendige organen ontwikkelen
2) het mesoderm (middelste laag) waaruit zich het skelet, het spierstelsel, het hart, het bloed en de bloedsomloop en de
geslachtsorganen ontwikkelen.
3) het ectoderm (buitenste laag) waaruit zich de huid, het haar, de tanden, de zintuigen, de hersenen en het ruggenmerg
ontwikkelen.
innesteling van zygote in de baarmoeder door zwangerschapshormoon is een cruciaal moment, omdat mislukking aanleiding kan
geven tot een vroegtijdig afvloeien miskraam
2.2.2.2 DE EMBRYONALE PERIODE (2 TOT 8 WEKEN)
Embryo
verdere ontwikkeling van de 3V’s
1) Veiligheid (vruchtzak)
2) voedsel (placenta)
3) verbinding (verbinding)
proces van orogenese: orgaanontwikkeling onder invloed van
ontwikkelingsgenen (erfelijk materiaal)
In deze fase is embryo (kind) het meest kwetsbaar voor infecties van de moeder
ochtendmisselijkheid van moeder als teken dat embryo zich aan het ontwikkelen is
Tot op het einde van deze periode kan een zwangerschapsonderbreking uitgevoerd worden.
2.2.2.3 DE FOETALE PERIODE (8 TOT 38 WEKEN)
Foetus
fase van groei en verdere ontwikkeling (functionele ontwikkeling)
Botvorming
3e maand
o waarneming van beweging (reflexen)
o reactie op auditieve, visuele en tactiele prikkels
o Spieren worden geoefend
o Geslachtsontwikkeling
4e maand
o Bewegingen voelbaar voor moeder
o Eerste directe en aangenaam ervaren confrontatie van baby met ouders psychologisch belangrijk
o Toename gewicht
6e- 9e maand
o Intensieve groeiperiode van hersenen
Hersenhelften worden verbonden
8e maand
o Moederlichaam maakt antistoffen voor foetus aan als bescherming tegen infectieziekten
Zwangerschapshaptonomie contact tussen het kindje in de buik en de ouders, doordat de foetus voelbaar is.
2.2.3 MISKRAAM
miskraam/ spontane abortus wanneer de zwangerschap eindigt voordat het ontwikkelende kind buiten de baarmoeder kan
overleven.
abortus de moeder kiest er vrijwillig voor om haar zwangerschap te beëindigen.
4
H1: Inleiding
1.2 EEN ORIËNTATIE OP DE
LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
1.2.1 EEN DEFINITIE VAN LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
Een definitie van levenslooppsychologie
Levenslooppsychologie wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit van conceptie tot aan
de dood
Wetenschappelijk a.d.h.v. onderzoeken, hypothesen, experimenten, wetenschappelijke bewijzen gaat men de
ontwikkeling gaan indelen in o.a. fasen
Groei, verandering en stabiliteit Menselijke ontwikkeling: universeel? Culturele, raciale of etnische verschillen? Unieke aspecten
van het individu?
Van conceptie tot aan de dood Groei en verandering tot het einde van hun leven ‘levenslooppsychologie’
1.2.2 WAT IS ONTWIKKELING?
Ontwikkelen het veranderen van een aanwezige structuur van lichaam en geest gedragsveranderingen
ontwikkelen als levenslang proces geen momentopname, maar geleidelijke verandering dat een voortgang inhoudt
voortgang de ontwikkeling is niet herhaalbaar. Bv: eens je kan stappen kan je niet opnieuw leren stappen,
de veranderingen zijn min of meer duurzaam.
Kenmerken van ontwikkeling
Gedurende de hele levenscyclus
Gedragsverandering (winst-verlies)
Levenslang proces
o Verloop in tijd
o Houdt een voortgang in
1.2.3 ACTUELE
VRAAGSTUKKEN EN ONDERWERPEN IN DE
LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
Op dit moment spelen in levenslooppsychologie een aantal centrale vraagstukken en onderwerpen met betrekking tot de ontwikkeling van
kinderen 4 vraagstukken
1.2.3.1 CONTINUE VERANDERING VERSUS DISCONTINUE VERANDERING
Vraag Volstrekt de ontwikkeling zich op een continue of discontinue manier?
continue verandering de ontwikkeling geleidelijk aan en
vloeien de prestaties op een bepaald
niveau voort uit die van de vorige
niveaus. kwantitatief verschil
Discontinue verandering vindt plaats in aparte stappen of stadia.
Elk stadium levert gedrag, gevoelens
of gedachten op die kwalitatief anders
zijn dan gedrag, gevoelens of
gedachten in eerdere stadia.- kwalitatief verschil
Antwoord beide soorten bestaan naast elkaar. Hoewel veel veranderingen continu zijn, zijn andere
duidelijk discontinu.
1.2.3.2 KRITIEKE PERIODEN EN GEVOELIGE PERIODEN
kritieke periode een specifieke periode in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste
consequenties heeft
1
,Wanneer sprake kritieke periode wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten omgevingsstimuli noodzakelijk zijn voor een
normale ontwikkeling.
gevoelige perioden waarin organismen extra ontvankelijk zijn voor bepaalde soorten stimuli in hun omgeving. In
tegenstelling tot bij een kritieke periode heeft de afwezigheid van stimuli tijdens een gevoelige
periode niet altijd onomkeerbare consequenties.
1.2.3.3 NATURE - NURTURE DISCUSSIE
Vraag Wat weegt het zwaarste door op onze ontwikkeling: nature of nurture?
Nature eigenschappen, vermogens en capaciteiten geërfd van de ouders.
Maturatie elke factor is het resultaat van het geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie. Bv: oogkleur, verstandelijke aanleg, temperament,…
Nurture elke factor die het resultaat is van het geFleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie. Bv: biologische, sociale, maatschappelijke,…
Antwoord De interactie tussen genetische en omgevingsfactoren is heel complex, omdat sommige
genetisch bepaalde eigenschappen niet alleen een directe invloed hebben op het gedrag van
kinderen, maar ook indirect bijdragen aan de vorming van hun omgeving. De begrippen zijn
twee uitersten van elkaar, waarbij specifieke gedragspatronen ergens in het midden
uitkomen.
1.2.3.4 LEVENSLOOP PERSPECTIEF VERSUS FOCUS OP SPECIFIEKE PERIODEN
Vraag Op welk deel van de levensloop moeten ontwikkelingspsychologen zich richten?
Antwoord Volgens vroege ontwikkelingspsychologen waren dat de babytijd en de adolescentie. De meeste
aandacht was duidelijk gericht op die twee perioden. Tegenwoordig kijken we naar de totale
levensloop (levenslooppsychologie).
1.2.4 HET LEVENSLOOP PERSPECTIEF: UITGANGSPUNTEN
Dynamisch Ontwikkeling Is volgens de levensloopbenadering een dynamisch proces dat altijd verder gaat en
zich uitstrekt van bevruchting tot dood en vorm krijgt door complex netwerk, biologische,
sociale,… invloeden.
Levenslang
Multi-dimensioneel (verschillende domeinen) en multi-directioneel (+ en -)
Plastisch
Beïnvloed door meerdere interagerende factoren
o Cohorteffect
o Normatieve effecten
o Niet-normatieve (gelden niet voor de grote groep, individuele ontwikkelingen) effecten
1.2.4.1 ONTWIKKELING IS EEN LEVENSLANG PROCES
Levenslang Binnen elke levensfase treden er op verschillende domeinen veranderingen in de ontwikkeling
op. Bij elke levensfase horen ook bepaalde ontwikkelingstaken die moeten vervuld worden.
1.2.4.2 ONTWIKKELING IS MULTI-DIMENSIONEEL EN MULTI-DIRECTIONEEL
Multi-dimensioneel Ontwikkeling kan plaats hebben op verschillende domeinen, nl. lichamelijke ontwikkeling,
cognitieve ontwikkeling, sociale of emotionele ontwikkeling. Heel vaak is er interactie tussen
deze domeinen.
Multi-directioneel De ontwikkeling van je vaardigheden is niet oneindig. In elke levensfase, zie je een toename en
afname van vaardigheden en kennis op verschillende domeinen.
1.2.4.3 ONTWIKKELING IS PLASTISCH (VERANDERBAAR)
Plasticiteit Je kan op in elke levensfase blijven ontwikkelen en leren. Bv: bejaarden trainen hun brein door
denkspelletjes te maken.
1.2.4.4 ONTWIKKELING WORDT BEÏNVLOED DOOR MEERDERE INTERAGERENDE FACTOREN
Veranderende historisch-culturele context Mensen zijn gedeeltelijk producten van het sociale tijdperk waarin ze leven, waardoor we tot
een specifieke cohort behoren.
Cohort
2
,Cohort een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren. Belangrijke sociale
gebeurtenissen hebben invloed op alle leden van de cohort.
Normatieve gebeurtenissen gebeurtenissen binnen een cohort die zich voor de meeste individuen binnen een groep op
dezelfde manier voltrekken. Ze kunnen biologisch, historisch, sociaal of cultureel bepaald zijn.
Historisch biologische en omgevingsinvloeden die gemeenschappelijk zijn voor mensen van een bepaalde
generatie omwille van de historische omstandigheden. Bv. leven in vluchtelingenkamp ten
gevolge van de oorlog in Sirië
Leeftijdsgebonden biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep.
Bv: menopauze bij alle vrouwen ongeveer opdelfde leeftijd binnen een SL
Socio-cultureel etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een subcultuur. Bv: immigrantenkinderen die
geen Nederlands spreken.
Niet-normatieve gebeurtenissen specifieke, atypische gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een specifiek persoon op
een tijdstip dat zulke gebeurtenissen de meeste andere mensen niet overkomen. Bv:
borstkanker krijgen op 21-jarige leeftijd
1.3 REIKWIJDTE VAN HET VAKGEBIED
Ze specialiseren zich meestal op twee manieren:
1) leeftijdscategorie (ontwikkelingsfase)
2) Ontwikkelingsthema (ontwikkelingsdomein)
1.3.1 ONTWIKKELINGSFASEN EN DOMEINEN
Ontwikkelingsfasen
Er is een samenhang tussen deze ontwikkelingsgebieden, zowel horizontaal als verticaal
Horizontaal De ontwikkelingsgebieden binnen één leeftijdsfase staan in relatie tot elkaar
Verticaal Over de verschillende leeftijdsfasen is er samenhang binnen één ontwikkelingsdomein. Zo
volgen de verschillende stadia elkaar op. Is het eerste stadium niet bereikt, dan is het
volgende stadium vaak ontoereikend.
H2: De prenatale ontwikkeling
2
2.2 PRENATALE GROEI EN VERANDERING
2.2.1 BEVRUCHTING: HET MOMENT VAN DE CONCEPTIE
Vanaf conceptie start de ontwikkeling van het kind
Bepaalde aspecten worden bepaald door de complexe genetische richtlijnen
De ontwikkeling wordt vanaf het begin beïnvloedt door omgevingsfactoren
2.2.2 STADIA VAN DE PRENATALE ONTWIKKELING
2.2.2.1 DE GERMINALE PERIODE OF KIEMSTADIUM (DE EERSTE WEKEN)
zygote begint zich te delen (mitosedeling)
o cellen van het organisme nemen toe en krijgen gespecialiseerde functies
o Moedercel deelt zich in 2 identieke dochtercellen.
3
, o Onder invloed van erfelijk materiaal gaat ene cel uitgroeien tot bv. zenuwcel, andere spiercel,… naargelang welke cel je
wordt zie je er anders uit en heb je een andere functie. Zij vormen weefsels die organen vormen, waaruit organen later
orgaanstelsels, zoals ademhalingsstelsel worden gevormd
placenta, vruchtzak en navelstreng worden gevormd
o Placenta
Voedingstoffen en uit bloed van moeder worden opgenomen
Afvalproducten van ongeboren baby komen hierin terecht
o Navelstreng
Verbinding tussen ongeboren baby en lichaam van moeder
Voedingsstoffen aangevoerd naar ongeboren baby via aders en afvalstoffen
weggevoerd naar lichaam van moeder
o Vruchtzak
Veiligheid
Volledig gevuld met vruchtwater en omgeeft het kind
Kind wordt daardoor veilig geborgen, beschermd buitenwereld tot aan geboorte
Vorming van 3 kiembladen waaruit verschillende zaken gaan ontwikkelen:
1) het endoderm (buitenste laag) waaruit zich de meeste inwendige organen ontwikkelen
2) het mesoderm (middelste laag) waaruit zich het skelet, het spierstelsel, het hart, het bloed en de bloedsomloop en de
geslachtsorganen ontwikkelen.
3) het ectoderm (buitenste laag) waaruit zich de huid, het haar, de tanden, de zintuigen, de hersenen en het ruggenmerg
ontwikkelen.
innesteling van zygote in de baarmoeder door zwangerschapshormoon is een cruciaal moment, omdat mislukking aanleiding kan
geven tot een vroegtijdig afvloeien miskraam
2.2.2.2 DE EMBRYONALE PERIODE (2 TOT 8 WEKEN)
Embryo
verdere ontwikkeling van de 3V’s
1) Veiligheid (vruchtzak)
2) voedsel (placenta)
3) verbinding (verbinding)
proces van orogenese: orgaanontwikkeling onder invloed van
ontwikkelingsgenen (erfelijk materiaal)
In deze fase is embryo (kind) het meest kwetsbaar voor infecties van de moeder
ochtendmisselijkheid van moeder als teken dat embryo zich aan het ontwikkelen is
Tot op het einde van deze periode kan een zwangerschapsonderbreking uitgevoerd worden.
2.2.2.3 DE FOETALE PERIODE (8 TOT 38 WEKEN)
Foetus
fase van groei en verdere ontwikkeling (functionele ontwikkeling)
Botvorming
3e maand
o waarneming van beweging (reflexen)
o reactie op auditieve, visuele en tactiele prikkels
o Spieren worden geoefend
o Geslachtsontwikkeling
4e maand
o Bewegingen voelbaar voor moeder
o Eerste directe en aangenaam ervaren confrontatie van baby met ouders psychologisch belangrijk
o Toename gewicht
6e- 9e maand
o Intensieve groeiperiode van hersenen
Hersenhelften worden verbonden
8e maand
o Moederlichaam maakt antistoffen voor foetus aan als bescherming tegen infectieziekten
Zwangerschapshaptonomie contact tussen het kindje in de buik en de ouders, doordat de foetus voelbaar is.
2.2.3 MISKRAAM
miskraam/ spontane abortus wanneer de zwangerschap eindigt voordat het ontwikkelende kind buiten de baarmoeder kan
overleven.
abortus de moeder kiest er vrijwillig voor om haar zwangerschap te beëindigen.
4