SOCIOLOGIE (ORTHOPEDAGOGIE)
HS 1: MENS MAAKT DE SAMENLEVING
1: MENS MAAKT DE SAMENLEVING
- In interactie met anderen
- Interactie in en tussen groepen en organisaties en instituties.
- Hoe de samenleving het gedrag en de interactie tussen mensen beïnvloedt door
culturen en structuren.
1.1 MENSEN MAKEN DE SAMENLEVING (MICRONIVEAU)
- We ontmoeten elkaar, en communiceren met elkaar.
Communicatie is invloed uitoefenen op anderen en invloed ondergaan van
anderen, hierdoor brengen we onze gedachten, gevoelens en wensen over aan
anderen.
- We reageren op elkaar en stemmen ons handelen op elkaar af
We gaan in interactie met elkaar. (actie en reactie)
Interactie gaat over waarneembare handelingen in het tussenmenselijke
verkeer
- We houden (on)bewust rekening met elkaar in ons handelen
Sociaal handelen (weber) bestaat uit interactie en communicatie.
- Belangrijkste is dat we woorden, blikken, lichaamstaal, gedrag van anderen
kunnen interpreteren.
Interpreteren wil zeggen “betekenis geven aan”.
- Samenleving is pas mogelijk wanneer mensen aan dezelfde situatie
dezelfde betekenis geven.
Een gedeelde interpretatie is belangrijk omdat: we zo weten wat we kunnen
verwachten van elkaar. Zo ontstaat er voorspelbaarheid en routine. Wanneer we ons
serieus moeten gedragen, een grapje gepast is, hoe we ons moeten kleden, of we
elkaar mogen aanraken..
Wanneer we dezelfde betekenis geven aan één situatie, is de kans groot dat we op
dezelfde manier reageren, zo ontstaan er voorspelbare patronen in ons gedrag. Dit
zorgt voor voorspelbaarheid, rust en routine.
Hierdoor ontstaat er orde in de samenleving
Bv. Civil inattention, ongeschreven regels thuis...
Civil inattention: bv. Op de tram of in de lift, we knikken naar elkaar maar
starten voor de rest geen gesprek. (beschaafd negeren)
Thomas Theorema:
- 1928
- Als mensen situaties als echt definiëren, worden die echt in hun gevolgen.
- De mens creëert zijn eigen sociale realiteit.
Interactiepatronen is noodzakelijk voor het begrijpen van menselijk gedrag. Het is een
van de redenen waarom praktijkgerichte orthopedagogen niet enkel psychologie moet
kennen (begrijpen de mens vanuit het individu en hersenen). De sociologie begrijpt de
mens vanuit het sociale, interacties met zijn omgeving.
,1.2 GROEPEN EN ORGANISATIES MAKEN DE SAMENLEVING (MESONIVEAU)
Definitie en kenmerken van een groep:
- Duurzame interacties tussen de leden (van gezamenlijke betekenissen).
- Gevoel van samenhorigheid.
- Spontaan ontstaan van groepsregels die bepalen gedrag en maken het
voorspelbaar.
- Leden hebben een positie in de groep.
- Er ontstaan gedragspatronen, routine en voorspelbaarheid.
Een groep is een aantal personen met duurzame interacties; waarvan de leden
een bepaalde positie innemen; waarin spontane groepsregels ontstaan die het
gedrag bepalen en voorspelbaar maken; waarvan de leden gebonden zijn door
een gevoel van samenhorigheid (wij-gevoel).
Vier veel gebruikte groepen:
- Primaire groep
- Secundaire groep
- Doelgroep
- Peergroup
PRIMAIRE GROEP
De verschillende mensen kennen elkaar goed. De interactie zijn intensief en hebben vaak
een emotionele kant. De primaire groepen zijn meestal klein. Je kan er niet zomaar
uitstappen. (bv: gezin)
PEERGROUP
Een groep van gelijken, meestal dezelfde leeftijd, die vaak en langdurig met elkaar
optrekken. Word vaak gebruikt voor jongeren. (bv. Een gezin, een hechte groep
kotgenoten, family of choice)
SECUNDAIRE GROEP
Vaak grotere groepen. Contact is minder intens en meer gericht op zakelijk en
taakgericht samenwerken. De groep is het middel niet het doel. Posities van de
groepsleden zijn duidelijker omschreven. (bv: een monitorenploeg, deelnemers van een
groepsreis)
DOELGROEP
Term vaak gebruikt door beleidsmakers en mensen in sectoren als zorg en opvang. Gaat
om mensen met deels dezelfde kenmerken maar vormen niet perse een echte groep.
Vaak zorg of opvang bedoeld om groepsgevoel te vergroten. Een wij-gevoel kan hier wel
gecreëerd worden maar is geen typerend kenmerk van het concept doelgroep.
ORGANISATIE
- Mensen die in goed doordachte vorm met elkaar samenwerken.
- Interacties die verlopen vanuit duidelijk omschreven posities
- Gemeenschappelijk doel
, - Interacties gericht op realiseren van dat doel
- Organisatie is herkenbaar als geheel
- Organisatie interageert met andere organisaties
1.3 INSTITUTIES MAKEN DE SAMENLEVING
1.3.1 WAT IS EEN INSTITUTIE? (MACRONIVEAU)
- Heel abstract -> moeilijk voor te stellen. Je kan dus niet meteen wijzen naar
mensen, gebouwen of andere concrete, tastbare en direct zichtbare elementen.
- Een interactiepatroon dat door heel veel mensen wordt gedeeld.
- Zichtbaar gestandaardiseerd gedrag.
- We moeten niet meer nadenken over hoe we moeten handelen (bv: niet
oversteken bij een rood licht)
- Institutie is door mensen gecreëerd.
- Stabiel, maar kan veranderen.
- Biedt antwoord op levensnoodzakelijke vragen.
- Instituties interageren met elkaar.
Een institutie is een gestandaardiseerd interactiepatroon tussen mensen,
groepen en organisaties; is stabiel maar kan toch veranderen. Zo ontstaat,
verandert en verdwijnt immer doorheen interacties. Een institutie is een door
mensen gecreëerde sociale realiteit; geeft routine, voorspelbaarheid en orde
aan het samenleven; geeft een antwoord op levensnoodzakelijke vragen.
1.3.2 VOORBEELDEN VAN INSTITUTIES
1. Gezin
Een netwerk van verwanten met duidelijke rollen (bv. vader, moeder,
dochter…)
Heeft stabiele gedragspatronen en vervult essentiële functies:
o Opvoeding
o Affectie
o Voortplanting
o Praktische zaken (wonen, eten, slapen, vakantie…)
🔹 2. Soorten gezinnen
Soort gezin Kenmerken
Kerngezin Ouders + kinderen (nucleair gezin)
Extended
Kerngezin + andere familieleden (bv. grootouders)
family
Andere Eénoudergezinnen, nieuw samengestelde gezinnen,
vormen LGBTQIA+ gezinnen, ongehuwd samenwonenden
🔹 3. Taal en cultuur
In het Nederlands: specifiek woord gezin
In andere talen: enkel familie
, ➤ Geeft aan dat “gezin” een cultureel bepaalde constructie is
🔹 4. Historische evolutie
Periode Kenmerken gezin
Gezin = economische eenheid (samenwerken,
Voor ±1800
overleven)
Na Industriële
Liefde en affectie worden belangrijker
Revolutie
Diversiteit aan gezinsvormen, meer focus op
Vandaag
affectie
🔹 5. Belangrijke inzichten
Het gezin is een door mensen gemaakte sociale realiteit
Liefde is niet universeel of tijdloos als basis voor een gezin
Het kerngezin verandert, maar blijft herkenbaar als patroon
➤ Het gezin evolueert mee met de samenleving
1.3.3 INSTITUTIONALISERING
- Interacties tussen individuen, in groepen en organisaties de neiging hebben te
evolueren naar stabiele en gestandaardiseerde gedragspatronen.
Institutionalisering en het resultaat is een institutie.
- Zorgen voor routine en voorspelbaarheid in de samenleving.
- Situeren zich op macroniveau.
- Bieden houvast bij interacties die nodig zijn om levensnoodzakelijke behoeften te
vervullen.
2: DE SAMENLEVING MAAKT DE MENS
2.1 DE STRUCTUUR IN DE SAMENLEVING MAAKT DE MENS
Structuur: een manier om losse onderdelen geordend samen te voegen zodanig dat het
geheel meer waard is dan de optelling van afzonderlijke delen. (bv een huis)
- Samenleving heeft een structuur.
De losse bouwstenen zijn de individuen, groepen en organisaties.
Interacties en instituties zijn het cement dat het geheel bij elkaar houdt.
Samenleving wordt gemaakt door de losse bouwstenen zelf
De mens maakt de samenleving.
2.1.1 FUNCTIONALISTISCHE VISIE
Functionalistische sociologen vergelijken de structuur van de samenleving met het
menselijk lichaam. Bestaat uit verschillende (groepen van) organen die elk hun eigen
HS 1: MENS MAAKT DE SAMENLEVING
1: MENS MAAKT DE SAMENLEVING
- In interactie met anderen
- Interactie in en tussen groepen en organisaties en instituties.
- Hoe de samenleving het gedrag en de interactie tussen mensen beïnvloedt door
culturen en structuren.
1.1 MENSEN MAKEN DE SAMENLEVING (MICRONIVEAU)
- We ontmoeten elkaar, en communiceren met elkaar.
Communicatie is invloed uitoefenen op anderen en invloed ondergaan van
anderen, hierdoor brengen we onze gedachten, gevoelens en wensen over aan
anderen.
- We reageren op elkaar en stemmen ons handelen op elkaar af
We gaan in interactie met elkaar. (actie en reactie)
Interactie gaat over waarneembare handelingen in het tussenmenselijke
verkeer
- We houden (on)bewust rekening met elkaar in ons handelen
Sociaal handelen (weber) bestaat uit interactie en communicatie.
- Belangrijkste is dat we woorden, blikken, lichaamstaal, gedrag van anderen
kunnen interpreteren.
Interpreteren wil zeggen “betekenis geven aan”.
- Samenleving is pas mogelijk wanneer mensen aan dezelfde situatie
dezelfde betekenis geven.
Een gedeelde interpretatie is belangrijk omdat: we zo weten wat we kunnen
verwachten van elkaar. Zo ontstaat er voorspelbaarheid en routine. Wanneer we ons
serieus moeten gedragen, een grapje gepast is, hoe we ons moeten kleden, of we
elkaar mogen aanraken..
Wanneer we dezelfde betekenis geven aan één situatie, is de kans groot dat we op
dezelfde manier reageren, zo ontstaan er voorspelbare patronen in ons gedrag. Dit
zorgt voor voorspelbaarheid, rust en routine.
Hierdoor ontstaat er orde in de samenleving
Bv. Civil inattention, ongeschreven regels thuis...
Civil inattention: bv. Op de tram of in de lift, we knikken naar elkaar maar
starten voor de rest geen gesprek. (beschaafd negeren)
Thomas Theorema:
- 1928
- Als mensen situaties als echt definiëren, worden die echt in hun gevolgen.
- De mens creëert zijn eigen sociale realiteit.
Interactiepatronen is noodzakelijk voor het begrijpen van menselijk gedrag. Het is een
van de redenen waarom praktijkgerichte orthopedagogen niet enkel psychologie moet
kennen (begrijpen de mens vanuit het individu en hersenen). De sociologie begrijpt de
mens vanuit het sociale, interacties met zijn omgeving.
,1.2 GROEPEN EN ORGANISATIES MAKEN DE SAMENLEVING (MESONIVEAU)
Definitie en kenmerken van een groep:
- Duurzame interacties tussen de leden (van gezamenlijke betekenissen).
- Gevoel van samenhorigheid.
- Spontaan ontstaan van groepsregels die bepalen gedrag en maken het
voorspelbaar.
- Leden hebben een positie in de groep.
- Er ontstaan gedragspatronen, routine en voorspelbaarheid.
Een groep is een aantal personen met duurzame interacties; waarvan de leden
een bepaalde positie innemen; waarin spontane groepsregels ontstaan die het
gedrag bepalen en voorspelbaar maken; waarvan de leden gebonden zijn door
een gevoel van samenhorigheid (wij-gevoel).
Vier veel gebruikte groepen:
- Primaire groep
- Secundaire groep
- Doelgroep
- Peergroup
PRIMAIRE GROEP
De verschillende mensen kennen elkaar goed. De interactie zijn intensief en hebben vaak
een emotionele kant. De primaire groepen zijn meestal klein. Je kan er niet zomaar
uitstappen. (bv: gezin)
PEERGROUP
Een groep van gelijken, meestal dezelfde leeftijd, die vaak en langdurig met elkaar
optrekken. Word vaak gebruikt voor jongeren. (bv. Een gezin, een hechte groep
kotgenoten, family of choice)
SECUNDAIRE GROEP
Vaak grotere groepen. Contact is minder intens en meer gericht op zakelijk en
taakgericht samenwerken. De groep is het middel niet het doel. Posities van de
groepsleden zijn duidelijker omschreven. (bv: een monitorenploeg, deelnemers van een
groepsreis)
DOELGROEP
Term vaak gebruikt door beleidsmakers en mensen in sectoren als zorg en opvang. Gaat
om mensen met deels dezelfde kenmerken maar vormen niet perse een echte groep.
Vaak zorg of opvang bedoeld om groepsgevoel te vergroten. Een wij-gevoel kan hier wel
gecreëerd worden maar is geen typerend kenmerk van het concept doelgroep.
ORGANISATIE
- Mensen die in goed doordachte vorm met elkaar samenwerken.
- Interacties die verlopen vanuit duidelijk omschreven posities
- Gemeenschappelijk doel
, - Interacties gericht op realiseren van dat doel
- Organisatie is herkenbaar als geheel
- Organisatie interageert met andere organisaties
1.3 INSTITUTIES MAKEN DE SAMENLEVING
1.3.1 WAT IS EEN INSTITUTIE? (MACRONIVEAU)
- Heel abstract -> moeilijk voor te stellen. Je kan dus niet meteen wijzen naar
mensen, gebouwen of andere concrete, tastbare en direct zichtbare elementen.
- Een interactiepatroon dat door heel veel mensen wordt gedeeld.
- Zichtbaar gestandaardiseerd gedrag.
- We moeten niet meer nadenken over hoe we moeten handelen (bv: niet
oversteken bij een rood licht)
- Institutie is door mensen gecreëerd.
- Stabiel, maar kan veranderen.
- Biedt antwoord op levensnoodzakelijke vragen.
- Instituties interageren met elkaar.
Een institutie is een gestandaardiseerd interactiepatroon tussen mensen,
groepen en organisaties; is stabiel maar kan toch veranderen. Zo ontstaat,
verandert en verdwijnt immer doorheen interacties. Een institutie is een door
mensen gecreëerde sociale realiteit; geeft routine, voorspelbaarheid en orde
aan het samenleven; geeft een antwoord op levensnoodzakelijke vragen.
1.3.2 VOORBEELDEN VAN INSTITUTIES
1. Gezin
Een netwerk van verwanten met duidelijke rollen (bv. vader, moeder,
dochter…)
Heeft stabiele gedragspatronen en vervult essentiële functies:
o Opvoeding
o Affectie
o Voortplanting
o Praktische zaken (wonen, eten, slapen, vakantie…)
🔹 2. Soorten gezinnen
Soort gezin Kenmerken
Kerngezin Ouders + kinderen (nucleair gezin)
Extended
Kerngezin + andere familieleden (bv. grootouders)
family
Andere Eénoudergezinnen, nieuw samengestelde gezinnen,
vormen LGBTQIA+ gezinnen, ongehuwd samenwonenden
🔹 3. Taal en cultuur
In het Nederlands: specifiek woord gezin
In andere talen: enkel familie
, ➤ Geeft aan dat “gezin” een cultureel bepaalde constructie is
🔹 4. Historische evolutie
Periode Kenmerken gezin
Gezin = economische eenheid (samenwerken,
Voor ±1800
overleven)
Na Industriële
Liefde en affectie worden belangrijker
Revolutie
Diversiteit aan gezinsvormen, meer focus op
Vandaag
affectie
🔹 5. Belangrijke inzichten
Het gezin is een door mensen gemaakte sociale realiteit
Liefde is niet universeel of tijdloos als basis voor een gezin
Het kerngezin verandert, maar blijft herkenbaar als patroon
➤ Het gezin evolueert mee met de samenleving
1.3.3 INSTITUTIONALISERING
- Interacties tussen individuen, in groepen en organisaties de neiging hebben te
evolueren naar stabiele en gestandaardiseerde gedragspatronen.
Institutionalisering en het resultaat is een institutie.
- Zorgen voor routine en voorspelbaarheid in de samenleving.
- Situeren zich op macroniveau.
- Bieden houvast bij interacties die nodig zijn om levensnoodzakelijke behoeften te
vervullen.
2: DE SAMENLEVING MAAKT DE MENS
2.1 DE STRUCTUUR IN DE SAMENLEVING MAAKT DE MENS
Structuur: een manier om losse onderdelen geordend samen te voegen zodanig dat het
geheel meer waard is dan de optelling van afzonderlijke delen. (bv een huis)
- Samenleving heeft een structuur.
De losse bouwstenen zijn de individuen, groepen en organisaties.
Interacties en instituties zijn het cement dat het geheel bij elkaar houdt.
Samenleving wordt gemaakt door de losse bouwstenen zelf
De mens maakt de samenleving.
2.1.1 FUNCTIONALISTISCHE VISIE
Functionalistische sociologen vergelijken de structuur van de samenleving met het
menselijk lichaam. Bestaat uit verschillende (groepen van) organen die elk hun eigen